In deze zaak heeft de verzoeker, met een V-nummer, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 8 juli 2025 afgewezen, waarbij het besluit als kennelijk ongegrond werd aangemerkt. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 oktober 2025 behandeld, waarbij de verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in de zaak met nummer NL25.31614, waarin het beroep van de verzoeker werd behandeld. Aangezien er in die uitspraak al een beslissing is genomen, was een voorlopige voorziening niet meer nodig. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De vergoeding is vastgesteld op € 907,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de kosten voor de rechtsbijstand door de gemachtigde zijn berekend op een vast bedrag per proceshandeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, in aanwezigheid van mr. M. Veenstra, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.