ECLI:NL:RBDHA:2025:19071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/687142 / FA RK 25-4604
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verhuizing naar Saoedi-Arabië met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder om met haar drie minderjarige kinderen te verhuizen naar Saoedi-Arabië. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. B. Beekman, verzocht om vervangende toestemming voor de verhuizing, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. J.C.G.J. van der Linden, zich hiertegen verzette. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen en de ouders zorgvuldig afgewogen. De moeder stelde dat de verhuizing noodzakelijk was om bij haar nieuwe echtgenoot te kunnen wonen, die in Saoedi-Arabië werkt. De rechtbank oordeelde echter dat de moeder niet voldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was en dat er geen goed doordacht plan was voor de kinderen. De rechtbank wees het verzoek van de moeder af, met de overweging dat de verhuizing een grote impact zou hebben op de kinderen, die gewend zijn om de helft van de tijd bij beide ouders door te brengen. De rechtbank benadrukte dat de kinderen geen realistisch beeld hebben van het leven in Saoedi-Arabië en dat de gevolgen van de verhuizing voor hun contact met de vader niet voldoende waren overwogen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen voorwaardelijk toegewezen, afhankelijk van de beslissing van de moeder om daadwerkelijk te verhuizen. De rechtbank heeft de paspoorten van de kinderen in beheer gegeven bij de vader en de zorgregeling vastgesteld, waarbij de moeder de kinderen kan bezoeken in Nederland tijdens schoolvakanties, met uitzondering van twee weken in de zomervakantie en een week in de kerstvakantie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-4604
Zaaknummer: C/09/687142
Datum beschikking: 15 augustus 2025 (bij vervroeging)

Vervangende toestemming verhuizing

Beschikking op het op 19 juni 2025 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. B. Beekman te Noordwijk.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.C.G.J. van der Linden te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift;
  • het verweerschrift op het zelfstandig verzoekschrift;
  • het F9-formulier van de moeder van 3 juli 2025, met bijlage;
  • de e-mail van de vader van 4 juli 2025;
  • het F2-formulier van de vader, met toelichting;
  • het F9-formulier van de moeder van 11 juli 2025, met bijlage.
De minderjarigen [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] hebben zich schriftelijk uitgelaten over het verzoek. Door de minderjarigen is ook een informele rechtsingang gestart door middel van een brief via de kinderrechtswinkel. Deze procedure is geregistreerd onder het kenmerk C/09/686562 / FA RK 25-4289. In dit kader zijn [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] in raadkamer gehoord op 14 juli 2025. Met toestemming van de minderjarigen heeft de rechtbank ook in deze procedure kennisgenomen van die brief en de gespreksverslagen. De rechter van de informele rechtsingang en de voorzitter van de meervoudige kamer hebben ook een brief aan de minderjarigen gezonden, die in deze uitspraak opgenomen zal worden.
Op 25 juli 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder (via een videoverbinding), bijgestaan door haar advocaat en een tolk;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Van zowel de zijde van de moeder als de vader zijn pleitnotities overgelegd.
Na de zitting heeft de rechtbank ontvangen:
- de brief van de vader van 28 juli 2025, met bijlage.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
  • toestemming te verlenen, die de toestemming van de vader vervangt, om met de kinderen te verhuizen naar de campus van de [universiteit] (hierna: [universiteit] ), [plaats] , Saoedi-Arabië met ingang van 1 augustus 2025;
  • toestemming te verlenen, die de toestemming van de vader vervangt, om de kinderen in te schrijven op het adres van de moeder in [plaats] , Saoedi-Arabië ;
  • toestemming te verlenen, die de toestemming van de vader vervangt om de kinderen in te schrijven op de [universiteit] -school met ingang van 1 augustus 2025;
  • de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen in die zin dat de kinderen bij de vader zijn in de volgende periodes:
- de volledige kerstvakantie van circa drie weken (medio december tot begin januari), waarbij de reis voor de kinderen wordt geregeld en betaald door de moeder en waarbij de kinderen reizen binnen één tot twee dagen na het einde van het schooljaar en terugkeren één à twee dagen voor de hervatting van de lessen;
- gedurende één week tijdens de voorjaarsvakantie van circa twee weken (meestal eind maart tot begin april), waarbij de reis voor de kinderen wordt geregeld en betaald door de moeder;
- primair: zes weken gedurende de zomervakantie (medio juni tot eind augustus) en subsidiair: twee periodes van drie weken aaneengesloten, waarbij de reis voor de kinderen wordt geregeld en betaald door de moeder;
althans een door de rechtbank te bepalen zorgregeling;
  • te bepalen dat de kinderen structureel digitaal contact (doorlopend) met de vader hebben gedurende videogesprekken in een frequentie van twee keer per week op in overleg te plannen tijdstippen;
  • te bepalen dat de paspoorten van de kinderen in beheer blijven bij de moeder;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
De vader verzoekt daarnaast:
- de moeder te verbieden te verhuizen naar Saoedi-Arabië wegens de nadelige invloed op de ontwikkeling van de kinderen;
dan wel subsidiair of voorwaardelijk: te bepalen dat de kinderen vanaf de datum van de beschikking hun hoofdverblijf bij de vader zullen hebben, en dat hij de paspoorten van de kinderen in beheer zal hebben, indien de moeder toestemming krijgt om te verhuizen naar Saoedi-Arabië ;
- te bepalen dat tussen partijen een week-op-week-af-regeling zal gelden, startend op maandag na schooltijd of op maandagochtend om 10.00 uur tijdens vakanties;
dan wel subsidiair te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vader zullen hebben en – zo begrijpt de rechtbank uit de punten 81 en 82 van het verweerschrift en de toelichting op de zitting – de moeder de kinderen kan bezoeken in Nederland tijdens iedere schoolvakantie, met uitzondering van twee weken zomervakantie en een week kerstvakantie;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van 21 maart 2005 tot 21 februari 2020.
- Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
­ [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats 1] , [staat] , Verenigde Staten;
­ [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2010 te [geboorteplaats 1] , [staat] , Verenigde Staten;
­ [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2013 te [geboorteplaats 2] .
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 23 september 2019 is – voor zover belang –:
­ de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder vastgesteld;
­ een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, waarbij de kinderen bij de vader zijn:
- in de ene week van donderdagmiddag uit school tot zaterdag 10.00 uur en in de andere week van donderdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school;
- de helft van de schoolvakanties en feestdagen, jaarlijks of halfjaarlijks in onderling overleg nader tussen de ouders te bepalen.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 24 mei 2024 is – voor zover van belang – een verzoek van de vader tot wijziging van de zorgregeling afgewezen.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de voorliggende verzoeken.
Vervangende toestemming verhuizing
Wettelijk kader
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank kan op verzoek van de ouders of één van hen onder meer een beslissing nemen ten aanzien van een verhuizing van een van de ouders met de kinderen.
De Hoge Raad heeft criteria bepaald aan de hand waarvan een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing, zoals in deze zaak voorligt, door de rechter moet worden beoordeeld (Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC:5901). Uit deze uitspraak volgt dat de rechter bij de beslissing over vervangende toestemming voor verhuizing alle omstandigheden van het geval in acht dient te nemen en alle belangen moet afwegen. Hoewel het belang van het kind daarbij een overweging van de eerste orde moet zijn, neemt dat niet weg dat afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Bij de beoordeling van het verzoek moeten volgens de vaste rechtspraak de volgende omstandigheden en belangen worden meegewogen:
  • het recht en het belang van de moeder om te verhuizen en in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten;
  • de noodzaak voor de moeder om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de moeder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de vader te verzachten en te compenseren;
  • de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de vader en de kinderen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de kinderen en de vader voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de kinderen, hun mening en de mate waarin zij zijn geworteld in zijn/haar omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
Beoordeling
De moeder verzoekt om vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [plaats] , Saoedi-Arabië . De vader verzet zich tegen deze verhuizing. Bij de beoordeling neemt de rechtbank de hiervoor beschreven verhuiscriteria in ogenschouw. De rechtbank benadrukt hierbij dat niet aan ieder criterium afzonderlijk moet worden voldaan, maar dat voor de beoordeling een belangenafweging moet worden gemaakt met inachtneming van alle omstandigheden.
De rechtbank stelt voorop dat de moeder in beginsel het recht heeft om in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten. De rechtbank begrijpt en respecteert de wens van de moeder om na haar huwelijksvoltrekking op 26 juli 2025 (de dag na de zitting) samen te gaan wonen met haar echtgenoot. Haar (aanstaande) echtgenoot woont sinds vorig jaar in [plaats] , Saoedi-Arabië vanwege een aanstelling bij [universiteit] . De moeder wil daarom graag samen met de kinderen ook daar naartoe verhuizen.
Een verhuizing naar een ander land brengt evenwel ook een enorme verandering voor de kinderen met zich mee. Zij zullen in een heel andere omgeving en op een andere school terecht komen en het contact met hun (Nederlandse) familie en vrienden zal zeer beperkt zijn. Het huidige co-ouderschap met hun vader kan evenmin worden voortgezet.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat er een noodzaak is voor de beoogde verhuizing. De moeder heeft de rechtbank er niet van overtuigd dat haar wens om met haar nieuwe partner te gaan samenleven niet anders vervuld kan worden dan door naar [plaats] te verhuizen. Hoewel haar (aanstaande) echtgenoot sinds 2024 in Saoedi-Arabië woont en werkt, heeft hij direct daaraan voorafgaand zes jaar lang in Nederland gewoond en had hij hier verscheidene banen. Niet gebleken is dat de partner van de moeder hier geen huisvesting meer had en/of dat hij hier geen baan (meer) had en nergens blijkt uit dat hij niet langer in Nederland kon blijven. De moeder heeft aangevoerd dat het haar (aanstaande) echtgenoot niet lukte om gedurende die zes jaar in Nederland een bestaan op te bouwen, maar uit de door de moeder overgelegde verklaring van haar partner blijkt dat hij Nederland met name heeft verlaten, omdat het hem niet lukte om hier een huis te kopen. De gestelde carrièrekansen en financiële kansen die de aanstelling bij [universiteit] mogelijk aan de partner van de moeder bieden, zijn wellicht aantrekkelijk, maar niet voldoende om de verhuizing van de moeder met de kinderen naar Saoedi-Arabië noodzakelijk te achten.
De moeder heeft daarnaast ook de door haar gestelde financiële noodzaak tot verhuizen onvoldoende onderbouwt. Zij heeft aangegeven dat het haar niet lukt om in Nederland een financieel zelfstandig bestaan op te bouwen. Zij stelt dat zij haar huidige huurhuis waarschijnlijk moet verlaten en niet in staat is om een andere, vergelijkbare woning te betalen. Het zal volgens de moeder nog jaren duren voordat ze in aanmerking komt voor een sociale huurwoning. Zij vreest daarom dakloos te worden in Nederland. De moeder heeft echter in het geheel geen stukken ingediend die deze stellingen onderschrijven. Dit had, gelet op de gemotiveerde betwisting door de vader, wel op haar weg gelegen. De rechtbank is er daarom niet van overtuigd dat er een financiële noodzaak bestaat voor deze verhuizing.
Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin gebleken dat de moeder de verhuizing voldoende heeft doordacht en voorbereid. De moeder heeft toegelicht dat na de huwelijkssluiting de visaprocedures voor haar en de kinderen kunnen worden gestart. Van een Saoedische overheidsinstelling heeft zij - naar eigen zeggen - per e-mail een bevestiging ontvangen dat de kinderen daarna per 31 augustus 2025 kunnen starten op de [universiteit] -school. Om toegelaten te worden moeten de kinderen nog wel een examen Engels afleggen. Omdat zij (deels) Engelstalig zijn opgevoed, heeft de moeder hier alle vertrouwen in. De [universiteit] -school maakt onderdeel uit van het universiteitscomplex en biedt volgens de moeder gedegen onderwijs. Daarnaast betoogt de moeder dat de school ook adequate hulpverlening biedt, indien nodig. Dat is met name van belang voor [de minderjarige 1] , die is gediagnosticeerd met autisme en eerdere kampte met depressieve gevoelens. Hoewel [de minderjarige 1] al enige tijd geen behandeling meer heeft, is het op de [universiteit] -school wel beschikbaar. Deze hulpverlening is wellicht zelfs beter dan in Nederland, aldus de moeder.
De rechtbank beschikt niet over voornoemde bevestigingsmail en door de moeder zijn ook geen andere stukken ingediend waaruit blijkt dat de kinderen daadwerkelijk op de [universiteit] -school kunnen starten. Daarnaast is het de vraag of de [universiteit] -school aansluit op de wensen, behoeftes en het leerniveau van de kinderen. [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] volgen in Nederland alle drie onderwijs op vmbo-niveau, terwijl door de vader onweersproken is gesteld dat de school in [plaats] les geeft op een niveau vergelijkbaar met havo/vwo. Naar het oordeel van de rechtbank zet de vader hierbij terecht vraagtekens. Ook andere vragen van de vader naar aanleiding van reële zorgen aan zijn zijde, zijn door de moeder niet inhoudelijk beantwoord. Zo volgt uit de – door de moeder overgelegde – schoolgids dat er enkel voor kinderen met een lichte tot middelmatige hulpvraag begeleiding beschikbaar is, zodat het de vraag is of zij [de minderjarige 1] de juiste begeleiding en eventuele behandeling kunnen bieden. De moeder had moeten uitzoeken en met stukken moeten aantonen hoe de schoolgang en begeleiding van de kinderen vormgegeven wordt, in verschillende scenario’s. Dat heeft zij nagelaten. De enkele mondelinge toezegging van de moeder dat het goed zal komen, is daarvoor absoluut onvoldoende. Dat geldt temeer nu ook onduidelijk blijft wat de gevolgen zullen zijn als de kinderen niet worden aangenomen, hun draai niet kunnen vinden of het niveau niet kunnen bijbenen. De moeder geeft er geen blijk van dat zij over dat, gelet op de door de vader geuite zorgen niet ondenkbare, scenario heeft nagedacht en daarop voorbereid is. Dit weegt voor de rechtbank zwaar, vooral omdat het voor [de minderjarige 1] , vanwege zijn autisme, moeilijk is om om te gaan met veranderingen, zoals ook door de moeder zelf naar voren is gebracht in de procedure in 2024. Dat vraagt immers om een doordacht plan waarin aandacht is besteed aan diverse mogelijke scenario’s, zodat [de minderjarige 1] niet met verrassingen wordt geconfronteerd.
In dit kader weegt mee dat de moeder en de kinderen ten aanzien van de verhuizing en het verblijf in [plaats] volledig afhankelijk zijn van (de baan van) de nieuwe partner van de moeder bij [universiteit] . Dat betreft het verblijfsvisum, de huisvesting, de schoolgang, het inkomen, de zorgverzekering, et cetera. De moeder én de kinderen bevinden zich daar mee in een zeer afhankelijke positie. Indien de partner onverhoopt voortijdig zijn baan verliest of de relatie niet goed gaat, ontstaat een bijzonder problematische situatie. De moeder heeft er geen blijk van gegeven dat zij over deze risico’s heeft nagedacht.
De rechtbank heeft daarnaast de indruk dat de kinderen geen realistisch beeld hebben van het leven in Saoedi-Arabië . Zij lichten hun wens om met de moeder mee te verhuizen enkel toe met de opmerkingen dat zij het hun moeder gunnen, dat het er lekker weer is, dat ze er kunnen winkelen en dat de school goede kansen biedt op onderwijs op een hoger niveau dan in Nederland, waardoor ze later rijk kunnen worden. Zoals op de zitting ook door de Raad is benadrukt, zijn de kinderen inmiddels op een leeftijd waarop hun mening steeds zwaarder weegt, maar is het tegelijkertijd zeer de vraag of zij de gevolgen van een dermate grote keuze kunnen overzien. De kinderen lijken daarbij geen idee te hebben van de (fysieke) beperkingen die in onder meer het openbare leven kunnen gelden in Saoedi-Arabië , ook binnen de [universiteit] -gemeenschap. Zoals ook door de vader is benoemd is het op de school bijvoorbeeld verboden om affectie te tonen naar anderen en lijkt het onwaarschijnlijk dat [de minderjarige 2] in een nabijgelegen stad kan gaan winkelen met vriendinnen, zoals zij volgens de vader nu in [geboorteplaats 2] doet.
Voorts is het de vraag in hoeverre de kinderen in staat zullen zijn om na de verhuizing op een zo onbelast mogelijke wijze contact te blijven houden met de vader. De kinderen verblijven sinds de echtscheiding de helft van de tijd bij de vader en de helft van de tijd bij de moeder. Zij zijn hierdoor gewend om veel tijd met beide ouders door te brengen en hebben met hen beiden een sterke band. Een verhuizing naar een ver gelegen ander land betekent dan ook een enorme verandering in het contact met de vader. In 2024 hebben [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in het kader van een verzoek van de vader tot wijziging van de zorgregeling bovendien bij de rechtbank aangegeven dat zij de huidige zorgregeling fijn vinden en dat zij niet wilden dat deze wordt gewijzigd. De rechtbank heeft op de zitting haar zorgen geuit over de ommezwaai die de kinderen ten opzichte van vorig jaar hebben gemaakt, waarbij ze zich inmiddels vooral negatief over de vader uitlaten. Daarbij is de toch al moeizame onderlinge verhouding tussen de ouders door het onderhavige geschil op scherp komen te staan en laat ook de partner van de moeder zich via Whatsapp onverbloemd laatdunkend uit naar de vader. Daardoor heeft de rechtbank – en met haar de Raad – grote zorgen of de kinderen na een verhuizing voldoende en onbelast contact met hun vader zullen kunnen en willen hebben, zeker als zij hem enkel in de schoolvakanties kunnen zien.
Conclusie
Gelet op het voorgaande en alles afwegende zal de rechtbank het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor een verhuizing met [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] naar Saoedi-Arabië afwijzen. Hieruit vloeit voort dat ook de verzoeken van de moeder tot vervangende toestemming tot inschrijving op het adres en de [universiteit] -school zullen worden afgewezen. Nu de verzoeken ten aanzien van de verhuizing worden afgewezen, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of een onderzoek door het Centrum voor Autisme moet plaatsvinden ten aanzien van [de minderjarige 1] , zoals door de vader naar voren is gebracht.
De rechtbank zal eveneens het verzoek van de vader om de moeder te verbieden te verhuizen afwijzen. De rechtbank zal geen toestemming geven om met de kinderen te verhuizen, maar zij kan niet beslissen dat de moeder
zelfniet mag verhuizen.
Hoofdverblijfplaats en paspoorten en zorgregeling
De vader heeft verzocht om – ingeval de moeder niet wordt verboden om te verhuizen – de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen. De rechtbank zal dit verzoek voorwaardelijk toewijzen, namelijk enkel in het geval de moeder zelf daadwerkelijk vertrekt naar Saoedi-Arabië . Hoewel zij op de zitting heeft aangegeven dat zij bij een afwijzende beslissing voornemens is om zelf alsnog te verhuizen naar Saoedi-Arabië , kan de rechtbank zich voorstellen dat zij hierover nog geen definitieve beslissing heeft genomen. De rechtbank zal daarom aan de wijziging van de hoofdverblijfplaats naar de vader de voorwaarde verbinden dat de moeder zich daadwerkelijk bij haar (aanstaande) echtgenoot in Saoedi-Arabië voegt en haar verhuizing doorzet.
Datzelfde geldt voor de paspoorten van de kinderen. In samenhang met de hoofdverblijfplaats van de kinderen heeft de vader ook verzocht om het beheer van de paspoorten van de kinderen. De moeder heeft aangegeven dat, ingeval het verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing wordt afgewezen en zij wel naar Saoedi-Arabië verhuist, zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank op dit onderwerp. De rechtbank zal daarom bepalen dat de paspoorten van de kinderen (zowel de Nederlandse als de Amerikaanse) in dat geval bij de vader in beheer zullen zijn.
Wijziging zorgregeling
De rechtbank ziet geen aanleiding om de huidige zorgregeling te wijzigen wanneer de moeder in Nederland blijft wonen, temeer nu hierover in 2024 nog een beslissing is genomen. Als de moeder wel vertrekt, zal de rechtbank het subsidiaire verzoek van de vader toewijzen, inhoudende dat de moeder de kinderen kan bezoeken in Nederland in iedere schoolvakantie, met uitzondering van twee weken schoolvakantie en een week in de kerstvakantie. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat de vader zijn belofte dat de moeder in die periodes in zijn huis kan verblijven, gestand doet.
Anders dan de moeder wenst, zal in het geval de moeder naar Saoedi-Arabië verhuist, het contact tussen de moeder en de kinderen vooralsnog enkel in Nederland plaatsvinden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Met het vertrek van de moeder zullen de kinderen een grote verandering ondergaan. Zij gaan dan volledig bij de vader wonen en de moeder is ver weg, terwijl zowel de moeder als de kinderen in gedachten al met elkaar en de nieuwe partner van de moeder in Saoedi-Arabië woonden. Door de (te) hoge en positieve verwachtingen die de kinderen van de verhuizing lijken te hebben en het feit dat zij in dat kader de vader afwijzen, verwacht de rechtbank dat haar beslissing een bittere pil voor de kinderen zal zijn. Naar de rechtbank aanneemt zal het hen tijd en moeite kosten om de nieuwe situatie te accepteren. Zoals de vader ook zelf op de zitting aangaf, zullen de kinderen hem mogelijk verwijten dat hij geen toestemming heeft gegeven. Hun relatie staat daarmee onder druk. Onder die omstandigheden vindt de rechtbank het niet gewenst dat de kinderen op korte termijn alsnog afreizen naar Saoedi-Arabië in het kader van een nieuwe zorgregeling. Omdat onduidelijk is hoe de situatie zich gaat ontwikkelen, kan de rechtbank op dit moment niet bepalen vanaf wanneer de zorgregeling mede in Saoedi-Arabië kan plaatsvinden. Dit zal de toekomst moeten uitwijzen, na stabilisatie van de nieuwe situatie.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
Door de vader is verzocht om – ingeval van toewijzing van het verzoek van de moeder – de beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Omdat de verzoeken van de moeder worden afgewezen, zal de rechtbank alle beslissingen, zoals gebruikelijk, wel uitvoerbaar bij voorraad verklaren. De bezwaren van de vader spelen immers niet in deze situatie.
Brief aan de minderjarigen
Op dezelfde datum als van deze beschikking stuurt de rechtbank een brief aan de minderjarigen. De tekst van die brief luidt als volgt:

Beste [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] ,
Jullie hebben op 5 augustus gesproken met de kinderrechter mr. Perniciaro over de brief die jullie aan de rechtbank hadden gezonden, waarin jullie vertelden dat jullie met jullie moeder willen verhuizen naar Saudi-Arabië . Jullie moeder had daar ook een verzoek voor ingediend bij de rechtbank. Op 25 juli heeft de kinderrechter mr. de Nijs samen met twee andere rechters met jullie ouders gesproken over dit verzoek van jullie moeder. Wij (mr. Perniciaro en mr. De Nijs) schrijven jullie nu samen deze brief om uit te leggen wat wij besloten hebben en waarom.
Wij hebben besloten dat jullie moeder niet met jullie naar Saudi-Arabië mag verhuizen. Voor een verhuizing zo ver weg van jullie vader moet een hele goede reden zijn en er moet een concreet plan zijn. Wij vinden dat jullie moeder niet goed genoeg heeft uitgelegd wat die hele goede reden is en er is ook geen concreet plan. Voor wat betreft de reden begrijpt de rechtbank dat jullie moeder graag bij haar nieuwe echtgenoot wil wonen, maar dat zou ook in Nederland kunnen. De financiële redenen die jullie moeder noemt, vinden we niet voldoende. Er zijn namelijk ook andere oplossingen te bedenken om de financiële problemen op te lossen, waarbij niet verhuisd hoeft te worden naar een plaats zo ver weg.
Voor wat betreft het ontbreken van een concreet plan is het bijvoorbeeld niet duidelijk geworden of jullie inderdaad daar naar de [universiteit] school kunnen gaan. De rechtbank heeft niet gezien dat de [universiteit] school zegt dat dat zeker zal kunnen. Het is ook niet duidelijk wat er gaat gebeuren als één van jullie niet wordt toegelaten op de [universiteit] school. Daarnaast is de rechtbank er niet van overtuigd dat voldoende begeleiding voor jullie beschikbaar is in Saudi-Arabië .
We hebben duidelijk gehoord dat jullie heel graag mee willen verhuizen naar Saudi-Arabië . We denken alleen dat jullie geen goed beeld hebben van hoe het leven in Saoedi-Arabië zal zijn. Er is een grote kans dat jullie leven daar niet zo zal zijn als jullie nu verwachten en waar jullie op hopen. Zo is het onduidelijk hoe lang jullie daar zullen blijven en of jullie weten van de (fysieke) beperkingen die kunnen gelden in Saoedi-Arabië , ook binnen [universiteit] , bijvoorbeeld dat het op school verboden is om affectie te tonen naar anderen. De rechtbank maakt zich daar zorgen over.
Als jullie moeder toch naar Saudi-Arabië verhuist, hebben wij beslist dat jullie bij jullie vader gaan wonen. Jullie kunnen jullie moeder dan in Nederland zien in ieder geval in jullie vakanties, of natuurlijk ook als jullie moeder op andere momenten naar Nederland komt. Jullie vader heeft tegen ons gezegd dat jullie moeder dan gebruik zou mogen maken van zijn woning. Als jullie moeder wel in Nederland blijft, zullen jullie bij jullie moeder blijven wonen en blijft alles hetzelfde.
Met vriendelijke groet,
De kinderrechters mrs. Perniciaro en de Nijs

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de verzoeken van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de kinderen naar [plaats] , Saoedi-Arabië , inschrijving op het adres aldaar en inschrijving op de [universiteit] -school;
in het geval dat de moeder haar verhuizing naar Saoedi-Arabië zonder de kinderen doorzet:
  • bepaalt de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] bij de vader;
  • bepaalt dat de vader de paspoorten van de kinderen (zowel de Nederlandse als de Amerikaanse) in beheer heeft;
  • stelt een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast, inhoudende dat de moeder de kinderen kan bezoeken in Nederland in iedere schoolvakantie, met uitzondering van twee weken schoolvakantie en een week in de kerstvakantie;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.S.F. de Nijs, A. Emmens en C. Witteman, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Boekema als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 15 augustus 2025.