ECLI:NL:RBDHA:2025:19009

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/680063 / HA ZA 25-150
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de ontbinding van een overeenkomst inzake de levering van een ovensysteem en de aansprakelijkheid voor gebreken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen KRS GmbH, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, en [partij B] B.V., gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. Het geschil betreft de ontbinding van een overeenkomst voor de levering van een Doorloopoven, die door [partij B] aan KRS is geleverd. KRS stelt dat de Doorloopoven gebreken vertoont, met name in de temperatuurhuishouding, waardoor deze niet voldoet aan de overeengekomen specificaties. KRS heeft de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en vordert terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Doorloopoven niet binnen de overeengekomen temperatuurmarge functioneert en dat KRS tijdig heeft geklaagd over de gebreken. De rechtbank heeft geoordeeld dat KRS de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden en dat [partij B] verplicht is tot terugbetaling van het betaalde bedrag, alsook tot terugname van de Doorloopoven. Tevens is [partij B] aansprakelijk voor de schade die KRS heeft geleden, met een maximum van 15% van de aanneemsom, waarbij gevolgschade is uitgesloten. De rechtbank heeft de vorderingen van KRS toegewezen en de vorderingen van [partij B] afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/680063 / HA ZA 25-150
Vonnis van 15 oktober 2025
in de zaak van
de vennootschap naar Duits recht
KRS GmbH, te Zossen, Duitsland,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: KRS,
advocaat mr. B.E.W. Jacobs te Arnhem,
tegen
[partij B] B.V., te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [partij B] ,
advocaat mr. P.J.B. van Deurzen te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 27 januari 2025, met de producties 1-36;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met de producties 1-27;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte eiswijziging van KRS van 10 juli 2025;
  • de akte eiswijziging van [partij B] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juli 2025. De advocaten (namens KRS mr. B.E.W. Jacobs en mr. R.G.J. van den Nieuwenhuijsen en namens [partij B] mr. P.B.J. van Deurzen en mr. T.P. Timmers) hebben de zaak nader toegelicht aan de hand van pleitnotities die zich in het procesdossier bevinden. Partijen hebben vragen van de rechtbank beantwoord en op elkaar gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de mondelinge behandeling is voorgevallen.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
KRS is de moedermaatschappij van [bedrijfsnaam] GmbH (hierna: [bedrijfsnaam] ). [bedrijfsnaam] houdt zich bezig met de productie van bakplaten en bakvormen ten behoeve van de bakindustrie.
2.2.
[partij B] legt zich toe op de ontwikkeling, productie en verkoop van halffabricaten en eindproducten voor de oppervlaktebehandelingsindustrie. Dit gaat om installaties voor voorbehandeling, poederlakken, natlakken, ovens en transport. Partijen hebben in het verleden al vaker zaken met elkaar gedaan.
2.3.
Op 21 februari 2020 hebben partijen een (Duitstalige) overeenkomst gesloten met betrekking tot het ontwerp, de levering en de installatie door [partij B] van een Doorloopoven voor een totaalprijs van € 1.600.000 (hierna: de Overeenkomst).
De Doorloopoven is een ovensysteem van diverse aaneengeschakelde onderdelen dat onder meer bestaat uit zes ovens, drie koeltunnels en verschillende transportsystemen om de producten te verplaatsen van het ene onderdeel van het ovensysteem naar het andere. In het proces worden op en in de bakvormen stap voor stap één of meerdere lagen coating aangebracht, die bedoeld zijn als een duurzame antiaanbaklaag.
2.4.
Op de Overeenkomst zijn de door [partij B] gehanteerde “algemene voorwaarden voor de levering en de montage van elektrotechnische en elektronische producten” (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing.
2.5.
De Doorloopoven zou worden geplaatst op de bedrijfslocatie van [bedrijfsnaam] te Rohrbach, Duitsland, aan welke vennootschap KRS de Doorloopoven zou gaan verhuren.
2.6.
Het was de eerste keer dat KRS een Doorloopoven heeft aangeschaft. [bedrijfsnaam] werkte tot dan toe alleen met afzonderlijke ovens, waarbij de bakplaten en bakvormen van de ene naar de andere oven moeten worden getransporteerd.
2.7.
In de Overeenkomst zijn de vereisten voor de Doorloopoven gespecificeerd. Voor de ovens 4, 5 en 6 is een “Maximum Temperatur
van 450 ºC bepaald en een “Arbeitstemperatur” van 200-450 ºC, waarbij is vermeld; “(Temperaturtoleranz ist max. +/- 5º C)”.
2.8.
In de Overeenkomst worden de “Abnahme” (overname) en de “Inbetriebnahme” (inbedrijfstelling) als volgt gedefinieerd:

Abnahme:
Wenn der Probe lauf und/oder der Produktionsstart erfolgreich ist/sind werden in Beisein vom Auftraggeber alle Prozesse und Funktionen anhand eines Abnahme-Protokollen durchlaufen und getestet. Im Einvernehmen wird bestimmt dasjenige das ausgefürht oder abgearbeitet werden muss. Diese Abarbeitungspunkte werden am Abnahmeportokoll erwähnt und unter normalen Arbeitsstunden innerhalb 30 Tage ausgeführt.
Inbetriebnahme:
Inbetriebnahme der Anlage vom Auftraggeber darf dann stattfinden nach der förmlichen Abnahme und nachdem all Zahlungsverplfichtungen hin und her nachgekommen sind. Falls der Auftraggeber ohne schriftliche Zustimmung die Anlage bzw. Anlageteile in Gebrauch nimmt, wird [partij B] B.V. diese Inbetriebnahme betrachten als Moment von formeller Abnahme.”
2.9.
Volgens de Overeenkomst zou de inbedrijfsstelling eind januari 2021 plaatsvinden. Die termijn is niet gehaald. Wel is de Doorloopoven in januari 2021 geplaatst, gemonteerd en geïnstalleerd.
2.10.
Naar aanleiding van de eerste functionele tests en het proefdraaien hebben KRS en [partij B] meermaals contact met elkaar gehad. Bij e-mail van 14 maart 2021 heeft KRS de volgende problemen gemeld:
• de signaaluitwisseling tussen systeemcomponenten werkt niet goed. Hierdoor ontstaan problemen bij de transportbanden en functioneert de noodstop niet goed;
• droger 3 werkt niet goed door foute plaatsing van de ketting en de aanwezigheid van een ophoging;
• de doorgangen van de ovens zijn 5 cm te laag waardoor de bakplaten aan de doorgangen blijven plakken;
• branderstoring;
• de noodstop aan het einde van de Doorloopoven is niet aan beide zijden aangesloten;
• de transportbanden aan het einde van droger 5, 6 en de koelzone lopen sneller dan de rest;
• er ontsnapt te veel warmte uit de ovens bij de verschillende overgangen;
• de hoge temperatuur ovens worden te warm aan de buitenzijde;
• de overgang tussen transportbanden werkt niet goed;
• vanuit de ovens trekt er rook de spuitcabines in.
2.11.
In week 13 van 2021 (29 maart tot en met 2 april) heeft [bedrijfsnaam] de Doorloopoven feitelijk in gebruik genomen.
2.12.
Bij e-mail van 15 juli 2021 heeft KRS aan [partij B] onder meer meegedeeld:
“Wie soeben telefonisch besprochen, sende ich Ihnen ein paar Bilder zu über unsere aktuellen Brennerfehler.
(…)
Temperaturtolerant
• In der Aufheizfasse haben beide Brenner sehr groꞵen Temperaturunterschiede. Siehe Bild 184817
• Auch wenn beide Brenner die soll Temperatur von 430º erreicht haben, hat der Brenner eine ist Temperatur von TR 4/1 410º und TR 4/2 435º.”
2.13.
Partijen hebben afgesproken dat [partij B] in week 32 van 2021 de Doorloopoven zou aanpassen, waartoe [partij B] op 1 augustus 2021 een actielijst heeft opgesteld, waarbij de volgende problemen zouden worden aangepakt:
• montage van de resterende overkappingen;
• omdraaien van afvoerbuizen in koeltunnels 1 en 2;
• beoordeling van alle aandrijftandwielen van de (tussen)transportbanden n.a.v. slijtage;
• (tussen)transportbanden 5 & 6;
• branderstoring 2 & 4;
• rookvorming uit alle ovens (zie video);
• ventilatie overgangen;
• functioneren (tussen)transportbanden;
• vervanging ovenketting i.v.m. hoge temperatuur; en
• temperatuurschommelingen in oven 4.
2.14.
Bij e-mail van 7 augustus 2021 heeft [partij B] ingestemd met het verzoek van KRS om op 30 september 2021 de overname van de Doorloopoven te doen plaatsvinden.
2.15.
Bij e-mail van 27 september 2021 heeft KRS aan [partij B] meegedeeld dat de overname nog niet kan plaatsvinden omdat de Doorloopoven nog diverse gebreken heeft. KRS heeft hierbij genoemd:
• ontbreken van drie overkappingen die gemonteerd worden;
• er ontsnapt nog steeds warmte bij de overgangen, ondanks het plaatsen van de overkapping tussen de oven 5/6. Bij de overkapping ontsnapt ook warmte aan de zijkant, onder andere zichtbaar door de verkleuring aan de buitenzijde;
• rookvorming uit alle ovens;
• ventilatie van de overgangen/tussenbanden;
• reparatie van de overgangen/tussenbanden;
• foutmelding en spoelingsvariatie van oven;
• temperatuurschommelingen in oven 4 tussen de eerste en tweede brander.
2.16.
Naar aanleiding hiervan hebben partijen verder met elkaar gecorrespondeerd. [partij B] heeft op 19 april 2022 aan KRS een lijst met gemelde gebreken, openstaande acties en commentaar van [partij B] toegestuurd. In de lijst heeft [partij B] onder meer vermeld dat zij haar thermometer ter beschikking zal stellen.
2.17.
Op 5 mei 2022 heeft KRS een acceptatieprotocol aan [partij B] gestuurd, waarin onder meer is vermeld dat [partij B] de openstaande punten uiterlijk in week 33 van 2022 (de week van 15 tot en met 19 augustus) zou verhelpen. Daarnaast heeft KRS aan [partij B] ook een geactualiseerde versie van het overzicht met gebreken en acties toegestuurd, waarop is vermeld:
• defecte en slijtende tussenbanden;
• storingen in oven 4, 5 en 6 in samenhang met luchtkleppen en de hitte;
• vervanging en reparatie van de overgangen;
• temperatuur buitenwand oven 4;
• afzuiging van de hete lucht uit oven 1 door spuitcabine 1;
• ventilatoren op brander 5/6;
• verbreding en versmalling in de transportbanden;
• temperatuurmeting in alle ovens naar aanleiding van de temperatuurschommelingen, teneinde de 5 ºC tolerantie te waarborgen; en Trage opwarmingstijd van de hoge temperatuur ovens: drie uur om 400 ºC te bereiken; en
• opstellen van een acceptatieprotocol (“Abnahme Protokoll”).
2.18.
Bij e-mail van 12 mei 2022 heeft KRS aan [partij B] laten weten dat dat oven 4 de ingestelde temperatuur van 430 ºC wel bereikt maar niet vasthoudt en dat de in een gedeelte van de oven de temperatuur te hoog wordt. Bij e-mail van 13 mei 2022 heeft KRS [partij B] ook gevraagd om de temperatuurregeling van de ovens 5 en 6 te controleren, omdat eventuele temperatuurschommelingen in deze ovens niet zichtbaar zijn in de coatings van de bakproducten, maar volgens KRS kunnen leiden tot een sterk verkorte levensduur van de producten. Over deze klachten hebben partijen tot 18 mei 2022 gecorrespondeerd.
2.19.
Tussen 21 en 23 juni 2022 heeft [partij B] werkzaamheden uitgevoerd aan de ovens 4, 5 en 6. Naar aanleiding hiervan heeft KRS bij e-mail van 24 juni 2022 haar bevindingen aan [partij B] meegedeeld, waarbij onder meer is geschreven:
“Erkentnisse:
- Die Ofenkurven zeigen, dass sich die Temperaturverteilung im Ofen zum Ende des Ofens verbessert hat.
- Die Soll-Temperatur von Anfang bis Ende des Ofens word nicht bzw. zu spät erreicht. Dadurch heizen sich die Teile so langsam auf und der Einbrennvorgang am Teil ist nicht ausreichend. (…)
- Die Temperatur Ofen 4 fällt im Eingangsbereich (Messpunkt a) immer wieder stark ab (auf zu 400ºC). (…)
- Wir bemerken, dass die Zeit, die die öfen benötigen, um auf Solltemperatur zu kommen sich deutlich verlängert hat.”
2.20.
Bij brief van 11 juli 2022 heeft de door KRS ingeschakelde Duitse advocaat dr. Schneeweiss [partij B] gesommeerd alle in de brief gemelde gebreken voor 31 augustus 2022 te verhelpen.
2.21.
Bij brief van 4 oktober 2022 heeft dr. Schneeweiss namens KRS [partij B] gesommeerd om alle gebreken uiterlijk 30 november 2022 te verhelpen. In een brief van
2 december 2022 heeft dr. Schneeweis [partij B] nogmaals een hersteltermijn gegeven tot
16 januari 2023.
2.22.
Op 19 januari 2023 heeft KRS een acceptatieprotocol opgesteld, waarin onder meer is vermeld dat overname nog niet mogelijk is wegens meerdere openstaande punten.
2.23.
Bij brief van 20 januari 2023 heeft dr. Schneeweis de ontbinding van de Overeenkomst aangekondigd en per brief van 7 februari 2023 heeft dr. Schneeweis de Overeenkomst ontbonden en [partij B] gesommeerd om vóór 31 maart 2023 te voldoen aan de ongedaanmakingsverbintenissen.
2.24.
KRS heeft de heer ing. [naam] (hierna: [naam] ) ingeschakeld ter beoordeling van de Doorloopoven. [naam] heeft zijn bevindingen in een rapport van 18 mei 2023 neergelegd.
2.25.
Per e-mail van 5 juni 2023 heeft [partij B] aan KRS een plan gepresenteerd “um die Öfen 4, 5 und 6 innerhalb der Temperaturtoleranz (+-5ºC) einzustellen.” Hierover hebben partijen overleg gevoerd, zonder dat overeenstemming werd bereikt.
2.26.
Bij brief 26 juni 2023 heeft dr. Schneeweiss namens KRS de Overeenkomst (nogmaals) beëindigd.
2.27.
Op verzoek van [partij B] heeft KRS haar nogmaals in de gelegenheid gesteld om (herstel)werkzaamheden aan de Doorloopoven te verrichten, in de periode van 11 augustus tot 18 augustus 2023. Hiertoe heeft [partij B] op 27 juli 2023 een planning toegestuurd. In reactie hierop heeft KRS per e-mail 1 augustus 2023 een de volgende lijst toegestuurd van gebreken nog zouden openstaan en acties die nog zouden moeten worden uitgevoerd:
• CE-conformiteit;
• opwarmtijden;
• instelbare transportsnelheid;
• gevaren-/risicoanalyse;
• onderhoudsinstructies;
• capaciteit luchtcirculatie;
• capaciteit afvoerlucht;
• motorvermogen (te laag);
• onderhoudsdeuren niet vergrendeld;
• oventijd bij 1,2 m/min;
• opwarmtijd;
• temperatuurtolerantie max. +/- 5ºC;
• aangesloten vermogen doel 270 KW (werkelijke 180/ 150 KW);
• afmetingen tussen oven TC 4 en 5;
• lagers/transportbanden niet temperatuur bestendig;
• slijtage.
2.28.
Tussen 11 en 18 augustus 2023 heeft [partij B] werkzaamheden verricht aan de Doorloopoven.
2.29.
Op 24 en 25 augustus 2023 heeft KRS de temperatuurhuishouding van de ovens 4, 5 en 6 getest. KRS heeft de testresultaten per e-mail van 28 augustus 2023 aan [partij B] gestuurd.
2.30.
Bij e-mail van 5 oktober 2023 heeft KRS een protocol gestuurd aan [partij B] . In dit protocol heeft KRS onder meer opgenomen: “Das Ergebnis der Anpassung ist aus Sicht von [bedrijfsnaam] wie vor nicht zufriedenstellend. Es kommt immer noch zu starken Temperaturabweichungen. Im Anhang aufgeführten Dateien sind die einzelnen Ofenkurven dokumentiert.”
2.31.
KRS gebruikt de Doorloopoven nog steeds in zoverre dat zij de ovens 4, 5 en 6 op een lagere dan beoogde temperatuur instelt en de producten na oven 6 overbrengt naar een separate oven om het bakproces te voltooien.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
KRS vordert, na wijziging van eis, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
I voor recht verklaart dat de Overeenkomst reeds, al dan niet gedeeltelijk, rechtsgeldig is ontbonden;
II [partij B] veroordeelt tot betaling van de reeds verschuldigde wettelijke rente over de door haar betaalde en door [partij B] niet terugbetaalde koopsom, te rekenen vanaf 1 april 2023;
subsidiair:
III De Overeenkomst per datum vonnis, al dan niet gedeeltelijk, ontbonden verklaart;
primair en subsidiair:
IV voor recht verklaart dat er vanwege de (gedeeltelijke) ontbinding ongedaanmakings-verbintenissen tot stand zijn gekomen, inhoudende terugbetaling van (een deel van) de betaalde koopsom en terugname van (een deel van) het geleverde;
V [partij B] veroordeelt tot nakoming van de onder IV genoemde ongedaanmakings-verbintenissen, binnen 14 dagen na datum van het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000 voor elke dag dat [partij B] deze verplichtingen niet tijdig en volledig is nagekomen, zulks met een maximum van
€ 1.520.000;
meer subsidiair:
VI [partij B] veroordeelt tot volledige en deugdelijke levering c.q. herstel van de Doorloopoven binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de dag van betekening van het vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 25.000 voor
elke dag dat voormelde termijn wordt overschreden zonder dat er sprake is van volledig en deugdelijke levering c.q. herstel van de Doorloopoven te bepalen door een onafhankelijk deskundige, zulks met een maximum van € 1.520.000;
in alle gevallen:
VII voor recht verklaart dat [partij B] aansprakelijk is voor de KRS geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat;
VIII [partij B] veroordeelt tot betaling van een voorschot van € 900.000 op de door KRS geleden en te lijden schade, te voldoen uiterlijk 14 dagen na de datum van het vonnis;
IX [partij B] veroordeelt in de kosten van de procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis en, voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening, alsmede [partij B] te veroordelen in de nakosten.
3.2.
Hieraan legt KRS, samengevat, de volgende stellingen ten grondslag. [partij B] heeft de Doorloopoven nooit opgeleverd. De Doorloopoven is wel geïnstalleerd, maar vertoont tot op heden serieuze gebreken, waardoor het ovensysteem niet (geheel) gebruikt kan worden. De temperatuur van de ovens is niet juist en niet constant (binnen de overeengekomen marge van 5º C), wat met name een probleem is voor de ovens 4, 5 en 6. Een bijkomend gebrek is dat de transportbanden niet goed functioneren. Het transport-systeem stokt te vaak door storingen en noodzakelijke reparaties (waarschijnlijk) veroorzaakt door te hoge temperaturen rondom de transportonderdelen. De mankementen aan de Doorloopoven leiden ertoe dat de antiaanbaklaag te snel droogt of te heet wordt, wat de eindproducten gebrekkig maakt. Het gebrekkige transportsysteem vertraagt het productieproces en zorgt ervoor dat metaalschilfers in de antiaanbaklaag terechtkomen.
[partij B] is meerdere keren in de gelegenheid gesteld de gebreken te herstellen, maar is daar nimmer in geslaagd. Zij is in verzuim komen te verkeren. Daarom heeft KRS de Overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden, wat meebrengt dat [partij B] het door KRS betaalde bedrag moet terugbetalen en de Doorloopoven moet terugnemen. Daarnaast moet [partij B] door KRS geleden schade vergoeden, welke bestaat uit de claim van [bedrijfsnaam] , wegens het leveren van ondeugdelijke Doorloopoven en de schade die daarvan het gevolg is, voorlopig begroot op € 931.653,30. Dit bedrag heeft betrekking op claims van afnemers van de producten van [bedrijfsnaam] .
3.3.
[partij B] concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[partij B] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, KRS veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 203.873,62 en KRS veroordeelt in de kosten van de procedure, met de bepaling dat over deze proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van 14 dagen na de datum van het vonnis.
3.6.
Hieraan legt [partij B] , samengevat, de volgende stellingen ten grondslag. KRS moet nog de helft van de laatste termijn van de koopsom, € 80.000, betalen. Daarnaast heeft [partij B] diverse werkzaamheden uitgevoerd die niet vallen binnen de Overeenkomst en betrekking hebben op optimalisaties van de Doorloopoven. Hiervoor heeft [partij B] aan KRS in totaal een bedrag van € 123.873,62 in rekening gebracht, welk bedrag onbetaald is gebleven.
3.7.
KRS concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Rechtsmacht
4.1.
De rechtbank moet haar rechtsmacht beoordelen aan de hand van de Brussel I bis-Verordening [1] , omdat sprake is van een rechtsverhouding met internationale aspecten, de hoofdvordering is ingesteld na 10 januari 2015 en de zaak valt binnen het materieel toepassingsgebied van deze verordening.
4.2.
[partij B] heeft woonplaats in Nederland, zodat de rechtbank aan artikel 4 lid 1 Brussel I bis-Verordening rechtsmacht kan ontlenen. Deze bevoegdheid is ook niet in geschil.
Toepasselijk recht
4.3.
Het toepasselijk recht moet worden bepaald aan de hand van de Rome I- Verordening [2] . In artikel 73 van de algemene voorwaarden is een rechtskeuze gemaakt voor Nederlands recht. Deze rechtskeuze voldoet aan artikel 3 lid 1 Rome I-Verordening. Partijen zij het er ook over eens dat de vorderingen naar Nederlands recht moeten worden beoordeeld. De rechtbank volgt partijen op dit punt.
in conventie voorts
Welke gebreken zijn volgens KRS relevant voor de ingeroepen ontbinding?
4.4.
In de dagvaarding heeft KRS twee (hoofd)gebreken gesteld die volgens haar ontbinding van de Overeenkomst rechtvaardigen, namelijk i) de gebrekkige temperatuurhuishouding van de ovens 4, 5 en 6 en ii) het gebrekkige transportsysteem. Omdat KRS ter zitting heeft verklaard dat op dit moment alleen nog het temperatuur-probleem speelt, zal de rechtbank zich hierop concentreren.
4.5.
Allereerst zal de rechtbank ingaan op de meest verstrekkende verweren van [partij B] , namelijk dat de vorderingen van KRS zijn verjaard, dat KRS niet heeft voldaan aan de klachtplicht en dat KRS het recht op herstel heeft verloren.
Zijn de vorderingen verjaard?
4.6.
Met betrekking tot het beroep op verjaring heeft [partij B] het volgende aangevoerd. [partij B] heeft de Doorloopoven volgens het acceptatieprotocol in week 13 van 2021 opgeleverd. De Doorloopoven is in gebruik genomen. Hierna heeft [partij B] enkele opleverpunten, zoals de branderstoring, hersteld. De overige werkzaamheden van [partij B] hadden betrekking op uitgevoerde optimalisaties en meerwerk dat buiten de scope van de Overeenkomst viel. Ingevolge artikel 7:761 lid 1 BW verjaart elke rechtsvordering wegens een gebrek in het opgeleverde werk door verloop van twee jaren nadat de opdrachtgever ter zake heeft geprotesteerd. Nu de oplevering in 2021 heeft plaatsgevonden is de vordering verjaard.
4.7.
KRS betwist dat haar vorderingen zijn verjaard.
4.8.
De rechtbank gaan met partijen ervan uit dat op de Overeenkomst de bepalingen van boek 7, titel 12, afdeling 1 (aanneming van werk) van toepassing zijn. Artikel 7:761 lid 1 BW bepaalt dat elke rechtsvordering wegens een gebrek in het opgeleverde werk verjaart door verloop van twee jaren nadat de opdrachtgever ter zake heeft geprotesteerd. Indien de opdrachtgever de aannemer een termijn heeft gesteld waarbinnen deze het gebrek zal kunnen wegnemen, begint de verjaring pas te lopen bij het einde van die termijn, of zoveel eerder als de aannemer te kennen heeft gegeven het gebrek niet te zullen herstellen. Het tweede lid bepaalt dat de rechtsvordering in ieder geval verjaart door verloop van twintig jaren na de oplevering in geval van aanneming van bouwwerken en door verloop van tien jaren na de oplevering in alle andere gevallen.
4.9.
Gelet op deze wetsbepaling begint de verjaring pas te lopen na oplevering van het werk en nadat de opdrachtgever heeft geprotesteerd. Als de rechtbank – veronderstellerwijs - ervan uitgaat dat de Doorloopoven in week 13 van 2021 is opgeleverd, stelt zij met KRS vast dat laatstgenoemde in ieder geval vanaf 12 mei 2022 (zie 2.18) aan [partij B] herhaaldelijk kenbaar heeft gemaakt dat de temperatuurhuishouding van de ovens 4, 5 en 6 niet in orde was. KRS heeft vanaf 11 juli 2022 telkens een termijn gesteld om dit te herstellen, laatstelijk bij brief van 12 juli 2023 (productie 27 van KRS), waarbij [partij B] (ondanks de eerdere buitengerechtelijke ontbinding) in de gelegenheid is gesteld de door KRS gewenste herstelwerkzaamheden uit te voeren in de week van 11-18 augustus 2023. De dagvaarding is ruim voor het verstrijken van de korte verjaringstermijn van twee jaar betekend. Het beroep op verjaring wordt dan ook verworpen.
Heeft KRS de klachtplicht geschonden?
4.10.
Volgens [partij B] heeft KRS de wettelijke klachtplicht van artikel 6:89 BW geschonden. [partij B] voert hiertoe aan dat KRS bij de oplevering, althans vlak na de ingebruikname van de Doorloopoven, heeft moeten ontdekken dat er schommelingen waren in de temperatuur van de Doorloopoven. Het is vrij eenvoudig om temperatuurmetingen te maken en KRS heeft dat ook bij eerdere leveringen gedaan. In dit geval heeft KRS echter meer dan een jaar geen temperatuurmetingen gedaan en pas voor het eerst op 12 mei 2022 (zie 2.18) geklaagd. Daarmee heeft KRS niet binnen bekwame tijd geklaagd, aldus [partij B] , zodat de vorderingen zijn vervallen.
4.11.
KRS stelt zich op het standpunt dat van [partij B] mocht worden verwacht dat zij in de ontwerpfase en bij de oplevering toetste of haar product beschikt over de overeengekomen kerneigenschappen. Hieruit volgt dat [partij B] de temperatuurhuishouding bij oplevering had moeten testen, wat zij niet heeft gedaan. KRS heeft vanaf juli 2021 klachten geuit over de temperatuurinconsistenties. Bovendien rezen er pas serieuze twijfels na klachten van eindklanten van de producten over de kwaliteit van de temperatuur-huishouding. KRS heeft daarom zelf meetapparatuur laten ontwikkelen, speciaal afgestemd op de Doorloopoven, en na het uitvoeren van de testen heeft KRS tijdig geklaagd.
4.12.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 6:89 BW bepaalt dat de schuldeiser geen beroep kan doen op een gebrek in de prestatie, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd. De ratio van deze bepaling is dat de schuldenaar wordt beschermd doordat hij erop mag rekenen dat de schuldeiser met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en, indien dat niet het geval blijkt te zijn, dat, eveneens met spoed, aan de schuldenaar mededeelt. Volgens vaste jurisprudentie [3] vergt toepassing van artikel 6:89 BW een waardering van belangen door de rechter, waarbij zowel het belang van de schuldeiser bij de handhaving van zijn rechten in aanmerking wordt genomen, als het belang van de schuldenaar dat zou worden geschaad doordat de schuldeiser niet binnen bekwame tijd heeft geprotesteerd tegen de gebrekkige prestatie. In die beoordeling speelt het tijdsverloop tussen het moment waarop het gebrek in de prestatie is ontdekt of redelijkerwijs had moeten worden ontdekt weliswaar een belangrijke, maar geen doorslaggevende rol. De enkele omstandigheid dat het lang heeft geduurd voordat er is geklaagd, zonder daarbij de overige omstandigheden van het geval te betrekken, zoals de aan- of aanwezigheid van nadeel bij de schuldenaar door tijdsverloop, is ontoereikend voor een succesvol beroep op artikel 6:89 BW. Indien de belangen van de schuldenaar niet zijn geschaad, zal er niet spoedig voldoende reden zijn de schuldeiser een gebrek aan voortvarendheid te verwijten.
4.13.
Niet in geschil is dat KRS niet eerder dan in mei 2022 serieuze aanwijzingen had dat de temperatuurhuishouding in de Doorloopoven zodanige schommelingen vertoonde dat de kwaliteit van het bakproces in het geding was. In de Overeenkomst zijn partijen niets over het uitvoeren van temperatuurtesten overeengekomen. Voor zover [partij B] erop heeft gewezen dat KRS bij eerder geleverde ovens wel steeds temperatuurtesten (curves) heeft uitgevoerd, acht de rechtbank van belang dat, zoals KRS onweersproken heeft aangevoerd, speciale apparatuur nodig was die meebeweegt met het bakproces, waarover KRS niet beschikte. Aangezien [partij B] de Doorloopoven heeft ontwikkeld en het - zoals [partij B] het heeft verwoord - een “One-off”-systeem was, waarmee KRS nog geen ervaring had opgedaan, had het op haar weg gelegen om KRS erop te wijzen om gespecialiseerde testapparatuur aan te schaffen. Niet gesteld of gebleken is dat [partij B] dat kenbaar heeft gemaakt. Bovendien heeft [partij B] niet gesteld dat zij in haar positie is benadeeld doordat KRS (pas) in mei 2022 heeft geklaagd over de temperatuurschommelingen. Gelet op het voorgaande moet het beroep op de klachtplicht worden verworpen.
Heeft KRS het recht op herstel verloren?
4.14.
[partij B] heeft in de conclusie van antwoord ook aangevoerd dat, voor zover wel sprake is van gebreken aan de Doorloopoven - wat zij betwist - KRS de gebreken niet uiterlijk twee weken na de in artikel 52 van de algemene voorwaarden bedoelde termijn van één jaar na de overname heeft gemeld. In dat geval verliest KRS ingevolge artikel 54 het recht op herstel, aldus [partij B] .
4.15.
KRS heeft op dit punt ter zitting betoogd dat de termijn van één jaar na overname moet worden aangepast tot twee jaar, omdat zij anders de door [partij B] in de Overeenkomst verstrekte garantietermijn van twee jaar niet zou kunnen effectueren. Dat zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, aldus KRS.
4.16.
Dit geschilpunt komt naar het oordeel van de rechtbank aan op uitleg van de contractuele bepalingen. Beslissend is hierbij de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de contractsbepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Niet gesteld of gebleken is dat partijen over de in geschil zijnde bepalingen hebben onderhandeld.
4.17.
Partijen zijn in de tekst van de Overeenkomst een garantietermijn van twee jaar overeengekomen, verwoord als volgt:

Garantie:
Völlige Garantie während 24 Monate; eventuele Verbrauch- und Verschleiꞵteile sind von der Garantie ausgeschlossen.”
4.18.
Artikel 54 van de algemene voorwaarden luidt, voor zover nu van belang, als volgt:
“Optredende gebreken worden zo spoedig Schriftelijk door de Opdrachtgever aan de Aannemer gemeld. Deze melding dient in ieder geval uiterlijk twee weken na de in artikel 52 genoemde termijn plaats te vinden. De melding bevat een beschrijving van het gebrek. Indien de Opdrachtgever een gebrek niet binnen de in dit artikel genoemde termijnen Schriftelijk aan de Aannemer meldt, verliest hij zijn recht op herstel van het gebrek.”
4.19.
De garantiebepaling vermeldt niet vanaf welk moment de garantietermijn ingaat. Een redelijke uitleg brengt mee dat deze termijn is gaan lopen vanaf het moment van overname van de Doorloopoven. Veronderstellenerwijs aannemende dat, zoals [partij B] stelt (CvA randnr. 2.60), de overname heeft plaatsgevonden in week 13 van 2021, liep de garantietermijn tot week 13 van 2023. Gelet hierop breng een redelijke uitleg van de contractsbepalingen mee dat, als KRS ingevolge artikel 54 van de algemene voorwaarden eventuele gebreken zo spoedig mogelijk schriftelijk meldt, zij dat tot twee jaar na de overname kan doen. Nu KRS in ieder geval op 12 mei 2022 schriftelijk heeft geklaagd over de temperatuurhuishouding van de Doorloopoven, heeft zij dat tijdig gedaan. Het verweer van [partij B] op dit punt wordt dus verworpen.
Heeft KRS de Overeenkomst mogen ontbinden?
4.20.
De rechtbank komt vervolgens toe aan de centrale vraag in dit geschil, namelijk of KRS de Overeenkomst heeft mogen ontbinden, althans of de Overeenkomst thans moet worden ontbonden, omdat de ovens 4, 5 en 6 - zo stelt KRS - niet functioneren binnen de overeengekomen marge van 5ºC ten opzichte van de ingestelde temperatuur.
4.21.
Artikel 6:265 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming de wederpartij bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Alleen een tekortkoming van voldoende gewicht geeft recht op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. De afweging die in het kader van de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW plaatsvindt bij beantwoording van de vraag of de ontbinding in het concrete geval gerechtvaardigd is, geschiedt aan hand van alle omstandigheden van het geval. Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW).
4.22.
[partij B] stelt zich (primair) op het standpunt dat in de Overeenkomst niet is opgenomen dat de tolerantie van 5ºC ziet op de daadwerkelijk ingestelde temperatuur.
Zij heeft echter niet toegelicht waarop de tolerantie in haar ogen dan wel ziet. Als de marge slechts van toepassing zou zijn op de overeengekomen minimumtemperatuur van 200ºC en de maximumtemperatuur van 450ºC (zie 2.7) zou de oven bijvoorbeeld ook voldoen bij een ingestelde werktemperatuur van 400ºC en een daadwerkelijke temperatuur van 195 ºC (afwijking van 5ºC ten opzichte van 200ºC). Die uitleg kan, zoals KRS terecht heeft aangevoerd, niet worden aanvaard. Dit geldt temeer nu - zoals KRS onweersproken heeft gesteld - de juiste temperatuur van groot belang is voor de effectiviteit van het bakproces. De rechtbank volgt KRS dan ook in haar uitleg dat de marge van 5ºC ziet op de ingestelde temperatuur. Dat sluit ook aan op betekenis van het begrip “Arbeitstemperatur”, wat kan worden vertaald als werktemperatuur of bedrijfstemperatuur. Uit het voorgaande volgt dat partijen zijn overeengekomen dat de daadwerkelijke temperatuur van de ovens niet meer dan 5º C (naar beneden of naar boven) mag afwijken van de ingestelde temperatuur.
4.23.
Ter onderbouwing van haar stelling dat de ovens 4, 5 en 6 niet binnen de overeengekomen marge functioneren, heeft KRS aangevoerd dat zij op 24 en 25 augustus 2023 - na de door [partij B] tussen 11 en 18 augustus 2023 verrichte werkzaamheden - op zes verschillende plaatsen in de ovens 4, 5 en 6 de temperatuur heeft getest (meter #4 was defect), wat tot de volgende resultaten heeft geleid:
4.24.
KRS heeft deze testresultaten, voor zover nu van belang, als volgt toegelicht:
- op foto 4 zijn de testresultaten weergegeven van oven 4 op 430ºC en de luchtkleppen op 20%. Deze testresultaten laten zien dat deze oven een maximum temperatuur bereikt van 452,6 ºC. De afgesproken marge wordt dus overschreden;
- op foto 5 zijn de resultaten weergegeven van oven 4 op 430ºC en de luchtkleppen op 10%. De testresultaten laten zien dat oven 4 een maximum temperatuur bereikt van 449,8ºC De afgesproken marge wordt dus overschreden;
- op foto 6 zijn de testresultaten weergegeven van oven 4 op 440°C. De testresultaten laten zien dat oven 4 een maximum temperatuur bereikt van 457,4°C. De afgesproken marge wordt dus overschreden;
- op foto 7 zijn de testresultaten weergeven van oven 5 en 6 op 400°C. De testresultaten laten zien dat de oven 5+6 een temperatuur bereiken van maximaal 415,8°C. De afgesproken marge wordt dus overschreden.
4.25.
Vaststaat dat KRS deze testresultaten per e-mail van 28 augustus 2023 aan [partij B] heeft toegestuurd (zie 2.29).
4.26.
Volgens [partij B] blijkt uit deze testresultaten dat de ovens 5 en 6 goed werken en maar een marge hebben van 3ºC. Dat is volgens [partij B] op te maken uit de volgende afbeelding, die onderdeel uitmaakt van de door KRS toestuurde testresultaten:
Volgens [partij B] is de ‘Delta’ van 3ºC slechts 1,5°C boven of onder de “Arbeitstemperatur”, dus ruim binnen de marge van 5º C die partijen zijn overeengekomen. Voor oven 4 geldt dat de temperatuur 3ºC buiten die marge valt. Het gaat immers om 16ºC, hetgeen betekent 8ºC erboven of eronder. Dat is 3ºC buiten de overeengekomen marge.
De ovens 5 en 6 functioneren dus naar behoren. Alleen oven 4 behoeft nog een kleine optimalisatie, waarna deze ook goed zal functioneren, aldus nog steeds [partij B] .
4.27.
De rechtbank volgt [partij B] niet in dit betoog. De “Delta” van 3ºC heeft - zoals KRS in haar conclusie van antwoord in reconventie onweersproken heeft toegelicht - betrekking op het afgeronde verschil tussen de in oven 4 (400 °C) gemeten laagste en de hoogste temperatuur van (415,8 -/- 412,2 =) 3,6ºC, afgerond 3 ºC. Dat is iets anders dan de overeengekomen marge. Dat oven 4 een ‘Delta’ heeft van 16°C is dus evenmin beslissend.
4.28.
[partij B] heeft de juistheid van de uitgevoerde metingen niet (gemotiveerd) betwist. De rechtbank komt met KRS tot de conclusie dat de ovens 4, 5 en 6 niet binnen de overeengekomen marge van 5°C functioneren. Dat is een ernstig gebrek, nu de juiste temperatuur van groot belang is voor het bakproces. Deze tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen van [partij B] kan aan haar worden toegerekend, nu zij ervoor moest zorgen dat de Doorloopoven voldoet aan de overeengekomen specificaties.
4.29.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is [partij B] vanaf 11 juli 2022 herhaaldelijk een termijn gegeven om het gebrek te herstellen. Op dit punt is niet relevant is of de Doorloopoven door KRS formeel was overgenomen of niet. In beide gevallen heeft [partij B] het gebrek moeten herstellen, waarin zij niet is geslaagd. Het verzuim is dus ingetreden.
4.30.
Gelet op het ernstige karakter van het gebrek volgt [partij B] niet in haar verweer dat de gebreken geen (algehele) ontbinding van de Overeenkomst rechtvaardigen.
De slotsom is dat KRS de Overeenkomst buitengerechtelijk heeft mogen ontbinden. De op dit punt gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
Ongedaanmakingsverbintenissen
4.31.
Een ontbinding bevrijdt partijen van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover deze reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties. Sluit de aard van de prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst (artikel 6:272 lid 1 BW). Heeft de prestatie niet aan de verbintenis beantwoord, dan wordt deze vergoeding beperkt tot het bedrag van de waarde die de prestatie voor de ontvanger op dit tijdstip in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad (art. 6:272 lid 2 BW).
4.32.
In dit geval sluit de aard van de prestaties niet uit dat zij ongedaan worden gemaakt. [partij B] kan de Doorloopoven immers weer terugnemen en het gedeelte van de aanneemsom dat KRS heeft betaald aan haar terugbetalen.
4.33.
[partij B] stelt zich op het standpunt dat dat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van KRS (artikel 6:212 BW), omdat KRS de Doorloopoven na de ontbinding van de Overeenkomst is blijven gebruiken, er sprake is van slijtage van de Doorloopoven en de oven in de loop van de tijd in waarde is verminderd.
4.34.
Volgens KRS is er geen sprake van enig genoten voordeel omdat zij al schade heeft geleden door de gebreken aan de Doorloopoven en dat KRS al eerder heeft aangegeven dat de Doorloopoven moest worden teruggenomen. Bovendien is zij (delen) van de Doorloopoven blijven gebruiken ter beperking van haar schade.
4.35.
Hierover wordt het volgende overwogen. Artikel 6:212 BW bepaalt dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Een koper die de koopovereenkomst op grond van een tekortkoming van de verkoper ontbindt en de gebrekkige zaak restitueert aan de verkoper, kan bij uitzondering krachtens artikel 6:212 BW gehouden zijn een vergoeding te betalen voor het gebruik dat hij van de zaak heeft gemaakt. [4] De rechtbank stelt vast dat [bedrijfsnaam] de Doorloopoven is blijven gebruiken. Een dergelijk gebruik, ter beperking van (mogelijke) schade, levert naar het oordeel van de rechtbank geen
ongerechtvaardigdeverrijking aan de zijde van KRS op.
4.36.
Het voorgaande leidt ertoe dat [partij B] het betaalde gedeelte van de aanneemsom zal moeten terugbetalen en dat deze vordering als gevolg van de buitengerechtelijke ontbinding opeisbaar is geworden. De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
4.37.
Met betrekking tot de ongedaanmakingsverbintenissen heeft KRS een verklaring voor recht, verstrekt met een dwangsom gevorderd. Omdat niet in geschil is, dat terugname van de Doorloopoven een ingrijpende operatie is, zal de rechtbank bepalen dat de Doorloopoven binnen drie maanden na betekening van het vonnis zal moeten worden teruggenomen. De hierover gevorderde dwangsom, waartegen [partij B] geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd, zal worden toegewezen.
4.38.
Een dwangsom kan niet worden opgelegd in geval van de veroordeling tot betaling van een geldsom (artikel 611a lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). In zoverre zal de gevorderde dwangsom worden afgewezen.
Is [partij B] aan KRS schadevergoeding verschuldigd?
4.39.
Vervolgens is aan de orde de vordering tot schadevergoeding op grond van artikel 6:277 lid 1 BW. Deze schade bestaat volgens KRS met name uit de claims van [bedrijfsnaam] wegens het leveren aan haar van een ondeugdelijke Doorloopoven en de schade die hiervan het gevolg is. Op dit moment gaat het volgens KRS om voorlopige claims van afnemers van [bedrijfsnaam] tot een bedrag van € 931.643,30. Nog niet meegenomen zijn de interne uren van KRS, de kosten van [naam] en de kosten van opgelopen vertraging in het productieproces. Deze schadeposten moeten volgens KRS bij schadestaat worden begroot, aldus KRS.
4.40.
[partij B] stelt zich op het standpunt dat KRS niet heeft aangetoond dat zij zelf schade heeft geleden, omdat de Doorloopoven niet door KRS maar door [bedrijfsnaam] is gebruikt. [partij B] voert verder aan dat de algemene voorwaarden aansprakelijkheid voor gevolgschade uitsluiten en een eventuele schadevergoeding beperken tot maximaal 15% van de contractprijs.
4.41.
In de algemene voorwaarden is met betrekking tot de aansprakelijkheid voor gebreken/schade het volgende bepaald:
- artikel 61:
“Indien reparatie van het gebrek niet met succes werd uitgevoerd, zoals bedongen in artikel 60: a) heeft de Opdrachtgever recht op een korting op de Contractprijs in evenredigheid met de waardevermindering van het Werk, met dien verstande dat deze korting in geen geval méér dan 15 procent van de Contractprijs zal kunnen bedragen of b) kan de Opdrachtgever, indien het gebrek zo ernstig is dat het de Opdrachtgever in belangrijke mate het voordeel van het Contract ontneemt, door een Schriftelijke mededeling aan de Aannemer het Contract beëindigen. De Opdrachtgever heeft dan recht op een vergoeding van de schade, zulks tot een maximum van 15% van de Contractprijs;”
- artikel 65:
“De aansprakelijkheid van de Aannemer voor gebreken is beperkt tot hetgeen is bepaald in de artikelen 51 tot en met 64. Deze beperking sluit aansprakelijkheid uit voor elke andere uit het gebrek voortvloeiende schade, met inbegrip van productieverlies, gederfde winst en andere gevolgschade. Deze beperking van aansprakelijkheid van de Aannemer geldt niet in het geval hij zich heeft schuldig gemaakt aan Grove Nalatigheid.”
- artikel 71:
“Tenzij anders in deze Algemene Voorwaarden is vermeld, is een contractpartij niet tegenover de andere aansprakelijk voor productieverlies, gederfde winst, vermindering van gebruiksmogelijkheden, commerciële schade of voor welke andere gevolgschade of indirecte schade dan ook.”
4.42.
Het begrip “Grove Nalatigheid’ is in de algemene voorwaarden als volgt gedefinieerd:
“een handelen of nalaten dat hetzij een verzuim inhoudt om voldoende aandacht te besteden aan ernstige gevolgen die een oplettende contractpartij normalerwijze als waarschijnlijk gevolg zou voorzien, hetzij een welbewuste veronachtzaming inhoudt van de gevolgen van zodanig handelen of nalaten.”
4.43.
Uit deze bepalingen van de algemene voorwaarden, in onderlinge samenhang gelezen, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat de aansprakelijkheid van [partij B] is beperkt tot maximaal 15% van de aanneemsom, waarbij gevolgschade of indirecte schade is uitgesloten. Deze beperking geldt echter niet [partij B] “Grove Nalatigheid” kan worden verweten.
4.44.
Ter zitting heeft KRS zich op het standpunt gesteld dat [partij B] grove nalatigheid kan worden verweten omdat zij (i) in de ontwerpfase haar onderzoeks- en waarschuwings-plicht als bedoeld in artikel 7:754 BW heeft geschonden en (ii) een product heeft geleverd zonder deze te testen op haar kerneigenschappen. Daarmee heeft [partij B] verzuimd om voldoende aandacht te besteden aan de mogelijk ernstige gevolgen van haar nalaten, waar een oplettende contractpartij dat wel zou hebben gedaan. Immers de temperatuur-inconsistentie is een kerneigenschap van de Doorloopoven en KRS heeft met het opnemen van de marge van 5ºC in de Overeenkomst expliciet gewezen op het belang van deze eigenschap.
4.45.
De definitie van het begrip grove nalatigheid concentreert zich op de ernstige gevolgen die de contractspartij had behoren te onderkennen. In dit geval was er sprake van een Doorloopoven die [partij B] speciaal voor KRS heeft ontworpen en gebouwd. KRS heeft onvoldoende concreet toegelicht dat [partij B] in de fase van het ontwerpen en bouwen heeft kunnen voorzien dat de Doorloopoven niet de overeengekomen marge van 5ºC zou halen. Bovendien kon pas na installatie van de Doorloopoven worden beoordeeld of er aanpassingen noodzakelijk waren, onder meer om te kunnen voldoen aan de overeengekomen specificaties. Het feit dat de aanpassingen die [partij B] aan de Doorloopoven heeft uitgevoerd niet tot het overeengekomen resultaat hebben geleid, brengt op zichzelf nog niet mee dat [partij B] grove nalatigheid kan worden verweten.
4.46.
Het voorgaande leidt ertoe dat de aansprakelijkheid van [partij B] is beperkt tot maximaal 15% van de aanneemsom, waarbij gevolgschade of indirecte schade is uitgesloten.
4.47.
KRS heeft de mogelijkheid dat zij schade heeft geleden voldoende aannemelijk gemaakt. Hiermee is aan de lage drempel voor verwijzing naar de schadestaat voldaan.
Het debat over de omvang van de (in aanmerking te nemen) schade is echter onvoldoende voldragen om nu een voorschot toe te wijzen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad?
4.48.
[partij B] verzet zich tegen de door KRS gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad.
[partij B] voert hiertoe aan dat tenuitvoerlegging zeer ingrijpende gevolgen heeft die niet of zeer moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, omdat de Doorloopoven een omvangrijke machine is en enorm zwaar. Daarnaast zal de executie van het vonnis tot substantiële schade en/of verstoring van de bedrijfsvoering van [partij B] leiden. Verder voert [partij B] aan dat KRS geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Als het vonnis toch uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, dan onder de voorwaarde van zekerheidstelling door KRS.
4.49.
Uitgangspunt is dat KRS het vereiste belang bij de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft. Dat belang hoeft niet spoedeisend te zijn. De door [partij B] aangevoerde argumenten leggen in de te maken belangenafweging onvoldoende gewicht in de schaal ten gunste van haar. De gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad (over de veroordelingen) zal worden toegewezen. Voor zekerheidstelling door KRS bestaat onvoldoende aanleiding, nu [partij B] haar verzoek niet heeft gemotiveerd. Zo is bijvoorbeeld niet aangevoerd dat er bij KRS sprake is van een restitutierisico.
in reconventie
4.50.
De ontbinding van de Overeenkomst heeft tot gevolg dat KRS het onbetaald gebleven laatste deel van de aanneemsom van € 80.000 niet meer hoeft te voldoen.
Met betrekking tot de vordering van € 123.873,62 is in geschil of dit ziet op meerwerk, zoals [partij B] stelt, of dat het gaat om kosten die [partij B] heeft moeten maken om de Doorloopoven te laten voldoen aan de Overeenkomst, zoals KRS betoogt. Op dit geschilpunt hoeft de rechtbank niet te beslissen, omdat zij van oordeel is dat ook als sprake is van meerwerk, de ontbinding van de Overeenkomst zich ook tot dit meerwerk uitstrekt, in het bijzonder nu het ziet op werkzaamheden aan de Doorloopoven zelf.
4.51.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van [partij B] moet worden afgewezen.
Proceskosten
4.52.
[partij B] zal als de (in overwegende mate) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten woorden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van KRS worden als volgt begroot:
in conventie:
- dagvaarding: € 122,25
- griffierecht: € 6.861,00
- salaris advocaat: € 1.228,00 (2 punten à € 614, volgens tarief II)
- nakosten:
€ 139,00(plus de verhoging als bedoeld in de beslissing)
Totaal: € 8.350,25
in reconventie
- salaris advocaat: € 2.714,00 (1 punt à € 2.714, volgens tarief VI)
- nakosten:
€ 139,00(plus de verhoging als bedoeld in de beslissing)
Totaal: € 2.853,00
4.53.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de Overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden;
5.2.
verklaart voor recht dat er vanwege de ontbinding van de Overeenkomst ongedaanmakingsverbintenissen tot stand zijn gekomen, inhoudende terugbetaling van het betaalde gedeelte van de aanneemsom en terugname van het geleverde;
5.3.
veroordeelt [partij B] tot terugname van het geleverde binnen drie maanden na de betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 50.000 voor elke dag waarop [partij B] deze verplichtingen niet tijdig en volledig is nagekomen, zulks tot een maximum van € 1.520.000;
5.4.
veroordeelt [partij B] tot betaling van de wettelijke rente over het terug te betalen gedeelte van de aanneemsom vanaf 1 april 2023 tot de dag van terugbetaling daarvan aan KRS;
5.5.
verklaart voor recht dat [partij B] - tot maximaal 15% van de aanneemsom, waarbij gevolgschade of indirecte schade is uitgesloten - aansprakelijk is voor de KRS geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat;
5.6.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten, aan de zijde van KRS begroot op
€ 8.350,25, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [partij B] € 92 extra betalen, plus de kosten van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.7.
verklaart de veroordelingen onder 5.3, 5.4. en 5.6 uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.9.
wijst het gevorderde af;
5.10.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten, aan de zijde van KRS begroot op € 2.853, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [partij B] € 92 extra betalen, plus de kosten van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.11.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2025. [5]

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europese Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (PbEU 2012, L 351/1).
2.Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008
3.Vgl. HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600.
4.Parl. Gesch. BW Boek 7 1991, p. 136.
5.type: 1554