ECLI:NL:RBDHA:2025:18947

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/690162 / FT RK 25/678
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot faillietverklaring van verweerder op basis van pluraliteit van schuldeisers en toestand van hebben opgehouden te betalen

Op 15 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot faillietverklaring van verweerder, ingediend door verzoeksters. De rechtbank oordeelde dat verzoeksters ieder een vorderingsrecht hebben op verweerder, gebaseerd op een verstekvonnis van 13 december 2023, waarbij verweerder werd veroordeeld tot betaling van € 162.383,87. De rechtbank concludeerde dat de vorderingsrechten van verzoeksters deel uitmaken van afzonderlijke vermogens, waardoor er sprake is van pluraliteit van schuldeisers. Verweerder had betwist dat er sprake was van meerdere schuldeisers, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet uit het vonnis bleek. De rechtbank stelde vast dat de vorderingen van verzoeksters al geruime tijd onbetaald zijn gelaten, wat leidde tot de conclusie dat verweerder in de toestand verkeert van hebben opgehouden te betalen. De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring toegewezen en verweerder in staat van faillissement verklaard. Tevens zijn mr. R. Cats benoemd als rechter-commissaris en mr. D. van Toor als curator. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 oktober 2025.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer : C/09/690162 / FT RK 25/678
insolventienummer: C/09/25/345 F
vonnis van 15 oktober 2025
in de zaak van
[verzoekster 1]
[verzoekster 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoeksters,
advocaat: mr. S.K. Tuithof,
tegen
[verweerder],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
woonadres: [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
handelend onder de namen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer] ,
vestigingsadres: [postcode] [vestigingsplaats] , [adres] ,
verweerder.
Waar deze zaak over gaat
Verzoeksters hebben een verzoekschrift ingediend strekkende tot faillietverklaring van verweerder. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
Verzoeksters hebben een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van verweerder.
1.2.
Het verzoekschrift met producties is op 16 september 2025 in raadkamer behandeld. Bij die gelegenheid is verschenen en gehoord:
- [naam] namens verzoeksters.
1.3.
De rechtbank heeft de behandeling van het verzoekschrift aangehouden tot 14 oktober 2025 om verzoeksters in de gelegenheid te stellen hun verzoek nader te onderbouwen.
1.4.
Bij de voorgezette behandeling op 14 oktober 2025 is verweerder niet verschenen, hoewel hij daar wel op de juiste manier voor is opgeroepen. Namens verzoeksters is [naam] verschenen en gehoord. Hij heeft gepersisteerd bij het verzoek tot faillietverklaring.
1.5.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- een verweerschrift, met een achttal bijlagen, van verweerder, binnengekomen op 3 september 2025.
1.6.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Standpunten van partijen

2.1.
Verzoeksters stellen dat zij op basis van een verstekvonnis van 13 december 2023 van de Rechtbank Den Haag een vordering hebben op verweerder van € 162.383,87. Verzoeksters doen een beroep op artikel 6:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het standpunt van verzoeksters is dat zij ieder voor een gelijk deel gerechtigd zijn tot betaling op basis van het vonnis, dat zij dus ieder een eigen vordering hebben en dat daarom sprake is van pluraliteit van schuldeisers.
2.2.
Verweerder heeft gemotiveerd schriftelijk verweer gevoerd. Hij stelt dat sprake is van slechts één schuld en één schuldeiser. Verzoeksters zijn volgens hem geen schuldeiser maar het bedrijf van één van de verzoeksters. Partijen zijn partners en daarom geen onafhankelijke schuldeisers. Verweerder stelt geen andere schuldeisers te hebben en hij is niet opgehouden te betalen. Hij betaalt alle andere rekeningen, afschrijvingen en crediteuren.

3.De beoordeling

Bevoegdheid

3.1.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3, eerste lid, Verordening 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (herschikking IVO), bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerder in Nederland ligt.
Het beoordelingskader
3.2.
Een faillissement kan op verzoek worden uitgesproken wanneer van een vorderingsrecht van een verzoeker is gebleken én is gebleken dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen (de faillissementstoestand). Van die toestand is sprake wanneer de schuldenaar meerdere schuldeisers heeft en hij niet meer betaalt. Een en ander dient summierlijk te blijken, dat wil zeggen dat zowel de toestand als de vordering na een kort, eenvoudig onderzoek moeten blijken. Voor een uitgebreid onderzoek is in een faillissementsprocedure geen plaats.
Vorderingsrecht van verzoeksters
3.3.
Verweerder heeft de vordering van verzoeksters op basis van het vonnis (voor een bedrag van € 162.383,87) niet betwist. Van het vorderingsrecht van verzoeksters is daarmee summierlijk gebleken.
Pluraliteit
3.4.
Verweerder heeft wel betwist dat sprake is van pluraliteit en dat verzoeksters ieder een afzonderlijke vordering hebben. Uit het vonnis van de Rechtbank Den Haag van 13 december 2023 blijkt dat sprake is van twee eiseressen, mevrouw [verzoekster 1] en mevrouw [verzoekster 2] . Uit de beslissing blijkt dat gedaagde (de heer [verweerder] ) wordt veroordeeld tot terugbetaling en betaling van diverse bedragen aan eiseressen. Dat sprake is van slechts één opdrachtgever, zoals verweerder stelt, blijkt niet uit het vonnis.
3.5.
Op grond van artikel 6:15 BW geldt dat als een prestatie aan twee of meer schuldeisers verschuldigd is, ieder van hen een vorderingsrecht heeft voor een gelijk deel, tenzij uit de wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat de prestatie hen voor ongelijke delen toekomt of dat zij gezamenlijk één vorderingsrecht hebben. Namens verzoeksters is tijdens de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat zij geen liefdespartners zijn en dat voor één verzoekster een werkruimte zou worden gerealiseerd en voor de andere een Bed & Breakfast. Namens verzoeksters is ook gesteld dat zij ieder afzonderlijk een deel van de opdrachtsom hebben betaald. De rechtbank oordeelt, op grond van artikel 6:15 BW, dat in dit geval ieder van de verzoeksters van rechtswege voor een gelijk deel een vorderingsrecht heeft met betrekking tot de gezamenlijke vordering op verweerder en dat de vorderingsrechten van verzoeksters deel uitmaken van afzonderlijke vermogens. Het vorderingsrecht is naar het oordeel van de rechtbank van rechtswege gesplitst en daarom is sprake van pluraliteit.
Toestand van hebben opgehouden te betalen
3.6.
Nu uit summier onderzoek is gebleken van het vorderingsrecht van verzoeksters en de rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van pluraliteit, dient de vraag te worden beantwoord of ook sprake is van een situatie van opgehouden hebben te betalen. Daarvoor is ten minste vereist dat één of meer van genoemde schulden niet of te laat worden voldaan. De (forse) vorderingen van verzoeksters worden al geruime tijd onbetaald gelaten. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de toestand van hebben opgehouden te betalen.
3.7.
De rechtbank zal het verzoek tot faillietverklaring daarom toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart
[verweerder],voornoemd, in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. R. Cats;
- stelt aan als curator mr. D. van Toor,
advocaat te Den Haag;
- geeft de curator opdracht om de post van [verweerder] in te zien.
Dit is een beslissing van mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met C. Groesbeek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2025 om 09:30 uur.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.