ECLI:NL:RBDHA:2025:18898

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.6090
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een terugkeerbesluit wegens gebrek aan zorgvuldige voorbereiding en deugdelijke motivering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat aan eiser, een Turkse nationaliteit houder, was opgelegd. Het terugkeerbesluit, dat op 10 januari 2025 was genomen, gaf eiser een vertrektermijn van vier weken. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar zowel eiser als verweerder zijn niet verschenen op de zitting van 11 juli 2025, waardoor het onderzoek op die datum is gesloten. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet kan terugkeren naar Turkije vanwege een reëel risico op vervolging en dat hij bescherming nodig heeft. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Ararat, waarin het beginsel van non-refoulement wordt benadrukt. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet voldoende heeft doorgevraagd naar de asielmotieven van eiser en geen adequate refoulementbeoordeling heeft verricht. Hierdoor is het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het terugkeerbesluit en wijst erop dat de rechtsgevolgen niet in stand kunnen worden gelaten, omdat verweerder niet op de zitting is verschenen en geen verweerschrift heeft ingediend. Eiser wordt in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 907,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6090

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De behandeling van het beroep stond gepland op de zitting van 11 juli 2025. Partijen zijn echter, met voorafgaand bericht, niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek op 11 juli 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1990.
2. Eiser voert tegen het terugkeerbesluit (onder andere) aan dat hij niet kan terugkeren naar Turkije omdat hij daar vreest voor zijn leven. Hij heeft bescherming nodig, zoals hij ook tijdens het gehoor duidelijk heeft uitgelegd.
2.1.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) heeft in het arrest van 17 oktober 2024 in de zaak Ararat (arrest Ararat), punt 35, geoordeeld dat artikel 5 van richtlijn 2008/115 (Terugkeerrichtlijn) de bevoegde nationale autoriteit verplicht om in alle fasen van de terugkeerprocedure het beginsel van non-refoulement te eerbiedigen. De terugkeerprocedure vangt aan met het nemen van een terugkeerbesluit en uit punt 38 van het arrest Ararat volgt dat de nationale autoriteit bij de vaststelling van een terugkeerbesluit een refoulementbeoordeling moet maken. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 september 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4178, r.o. 13.3, volgt dat verweerder in dit verband een onderzoeksplicht heeft en zich ervan moet vergewissen dat de betrokken derdelander bij terugkeer naar zijn land van herkomst geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het EU Handvest.
2.2.
In dit geval heeft eiser tijdens het gehoor voorafgaand aan de oplegging van het terugkeerbesluit verklaard dat hij Turkije heeft verlaten omdat hij zakelijke schulden heeft, dat hij asiel wil aanvragen in Nederland en dat hij als Koerd bescherming heeft gevraagd in Frankrijk. Verweerder heeft echter tijdens het gehoor niet doorgevraagd op deze geuite asielwens en asielmotieven en heeft in het bestreden besluit geen (kenbare) refoulementbeoordeling verricht. Dit had naar het oordeel van de rechtbank, gezien eisers verklaringen, wel moeten gebeuren. De enkele mededeling in het bestreden besluit dat in de verklaringen van eiser geen aanleiding wordt gevonden om af te zien van het opleggen van een terugkeerbesluit, is in dit verband geen toereikende motivering, want betreft geen kenbare refoulementbeoordeling.
2.3.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit niet berust op een zorgvuldige voorbereiding en evenmin op een deugdelijke motivering. Dat eiser na het opleggen van het terugkeerbesluit in de gelegenheid is gesteld om asiel aan te vragen in Ter Apel leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank wijst in dit verband wederom op punt 35 van het arrest Ararat (zie overweging 2.1) en op punt 40 van dat arrest, waarin het Hof heeft overwogen dat een nationale praktijk op grond waarvan de eerbiediging van het beginsel van non-refoulement slechts kan worden onderzocht in het kader van een asielprocedure in strijd is met artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is gezien het voorgaande gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet hierop en op wat er hierna wordt overwogen, behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
4. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit in stand te laten, nu verweerder, die geen verweerschrift heeft ingediend en niet op zitting is verschenen, in de beroepsfase geen toelichting heeft gegeven waarmee voormelde gebreken zijn hersteld. Nu de rechtsgevolgen niet in stand kunnen worden gelaten en het gaat om een belastend besluit waartegen direct beroep openstaat, volstaat de rechtbank met een vernietiging van het bestreden besluit (terugkeerbesluit).
5. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van A.R.M. Scheeres, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.