ECLI:NL:RBDHA:2025:18697

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.46912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling en de afweging van lichter middelen door de minister van Asiel en Migratie

Op 10 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die in beroep ging tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 19 september 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat de minister ten onrechte had afgezien van een lichter middel, omdat hij medische problemen had en eerder in Ter Apel goed was behandeld. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende gemotiveerd had dat er geen andere, minder dwingende maatregel toepasbaar was. Eiser had zijn medische omstandigheden niet onderbouwd en de rechtbank concludeerde dat de medische zorg in detentiecentra gelijkwaardig was aan die in de vrije maatschappij.

Daarnaast voerde eiser aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelde in de verwijdering, omdat hij verblijfsrecht in Spanje zou hebben. De rechtbank vond deze beroepsgrond niet overtuigend, aangezien eiser niet kon aantonen dat zijn verblijfsrecht in Spanje nog geldig was. De minister had voldoende voortvarend gehandeld door een vertrekgesprek te voeren en een laissez-passer aanvraag in te dienen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Göbel, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.46912

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. E. Özel).

Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

Lichter middel
1. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte heeft afgezien van een lichter middel. Uit het dossier blijkt dat eiser medische problemen heeft. Eiser kreeg in Ter Apel een medische behandeling en werd daar goed behandeld, waardoor hij tevens geen reden had om zich te onttrekken. In het detentiecentrum krijgt eiser niet de zorg die hij nodig heeft.
1.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregel dan de inbewaringstelling doeltreffend kon worden toegepast. De door eiser genoemde omstandigheden zijn door verweerder meegewogen. Daar komt bij dat eiser tijdens de ophouding is bezocht door een arts. Verder heeft eiser zijn medische omstandigheden niet onderbouwd. Daarbij wijst de minister er terecht op dat de medische zorg in de detentie- en uitzetcentra gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij, waardoor eisers medische omstandigheden hem niet detentieongeschikt maken. Voor zover eiser vindt dat hij de voor hem nodige medische zorg niet krijgt, geldt dat hij zich hierover dient te beklagen in het detentiecentrum. Verder heeft te gelden dat de gronden die terecht aan de bewaringsmaatregel ten grondslag zijn gelegd – en de daarbij gegeven motivering – wijzen op een risico op onttrekking aan het toezicht.
Voortvarend handelen
2. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering. Hij heeft namelijk verklaard dat hij verblijfsrecht heeft in Spanje. De minister had hier beter onderzoek naar moeten doen.
2.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering uit Nederland. De reden hiervoor is dat eiser niet meer heeft verklaard dan dat hij in Spanje een verblijfsrecht heeft, maar ook niet meer te weten of dat verblijfsrecht in Spanje nog geldig is. Verder heeft de minister op de zitting toegelicht dat het aan eiser is om dat aan te tonen en dat uit Eurodac niet is gebleken dat eiser verblijfsrecht heeft in Spanje. Daarnaast heeft de minister op 25 september 2025 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Ook is op die datum een laissez-passer aanvraag ingediend. De rechtbank is daarom van oordeel dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
3. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om, ambtshalve toetsend, te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [1]

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Göbel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk ABRvS 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.