ECLI:NL:RBDHA:2025:18688
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak hebben eisers op 18 september 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag van eiseres tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend op 22 januari 2024. De rechtbank had eerder, op 4 december 2024, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Verweerder heeft echter geen besluit genomen, wat heeft geleid tot een nieuw beroep van eisers op 17 april 2025. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelt dat de eerdere termijn van acht weken niet is nageleefd en dat er geen nieuwe ingebrekestelling nodig was. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de aanvraag naar verwachting in oktober 2025 in behandeling zal worden genomen, maar de rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 200 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eisers vergoed tot een bedrag van € 453,50 en het griffierecht van € 194.