In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep dat is ingediend door eiser, die zich beklaagde over het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn asielaanvraag van 30 juli 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. Eiser heeft de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek is niet ingewilligd, waarna eiser beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank oordeelt dat de minister alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’ zoals geoordeeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aangezien de bovengrens van 21 maanden is overschreden, legt de rechtbank een kortere beslistermijn op. De minister moet binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit nemen.
Indien de minister deze termijn overschrijdt, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.