ECLI:NL:RBDHA:2025:18612
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiseres met politieke activiteiten en betrokkenheid bij de Komala-partij
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2025 wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Iraanse eiseres behandeld. De eiseres, die op 10 januari 2025 een aanvraag indiende, stelt dat zij in Iran te vrezen heeft voor vervolging vanwege haar politieke activiteiten en betrokkenheid bij de Komala-partij. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De rechtbank concludeert dat de wijze van beoordeling van de aanvraag door verweerder, op basis van de Werkinstructie 2024/6, niet onrechtmatig is. De rechtbank stelt vast dat de problemen die eiseres in Iran zou ondervinden, ongeloofwaardig zijn en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de negatieve belangstelling staat van de Iraanse autoriteiten. De rechtbank wijst erop dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar claims te onderbouwen, en dat haar verklaringen over haar politieke activiteiten niet consistent zijn. De rechtbank bevestigt dat verweerder een terugkeerbesluit tegen eiseres heeft kunnen uitvaardigen, wat inhoudt dat zij moet terugkeren naar Iran of Turkije. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.