ECLI:NL:RBDHA:2025:18547

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
23/5787
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand en de vraag van zorgvuldigheid bij betaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek, verweerder in deze zaak, omdat de toegekende bedragen niet waren overgemaakt naar de derdenrekening van haar advocaat, zoals zij had verzocht. De verweerder had de bijzondere bijstand echter overgemaakt naar de bankrekening van eiseres, die werd beheerd door haar bewindvoerder. Eiseres stelde dat dit onzorgvuldig was en dat er sprake was van strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat in andere gevallen de bijstand wel naar de derdenrekening was overgemaakt.

De rechtbank oordeelde dat de verweerder bevrijdend had betaald door het bedrag over te maken naar de rekening van eiseres, aangezien de bewindvoerder het recht had om de betaling op die rekening te uitsluiten. De rechtbank wees erop dat de bewindvoerder in het bezit was van de toekenningsbesluiten en facturen, en dat de betaling op de rekening van eiseres dus voldeed aan de verplichtingen van de verweerder. Bovendien was er geen bewijs dat eiseres de ontvangen bedragen had terugbetaald.

De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat de gevallen niet vergelijkbaar waren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekende dat zij geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, in aanwezigheid van griffier mr. E.P.A. Stok, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5787

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri)

en

de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek, verweerder

(gemachtigde: mr. D.F. Rosenbaum).

Procesverloop

1. Bij primair besluit 1 van 20 september 2023 heeft verweerder bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand toegekend tot een bedrag van € 119,-.
1.1.
Bij primair besluit 2 van 7 november 2023 heeft verweerder bijzondere bijstand toegekend voor rechtshulp tot een bedrag van € 70,-.
1.2.
Met het bestreden besluit van 26 juni 2023 op de bezwaren van eiseres heeft verweerder de primaire besluiten gehandhaafd.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2025 op zitting behandeld. Ter zitting is de gemachtigde van verweerder verschenen. Eiseres is niet verschenen.
1.6.
Op 16 juli 2025 heeft mr. N.M. Fakiri zich als gemachtigde van eiseres gesteld.

Beoordeling

2. Op 22 augustus 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand. Verweerder heeft de aanvraag toegekend en het bedrag overgemaakt naar de bankrekening van eiseres, die ten tijde van het besluit werd beheerd door haar bewindvoerder. Op 23 september 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtshulp. Ook deze aanvraag heeft verweerder toegekend en het bedrag overgemaakt naar dezelfde bankrekening van eiseres.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten, omdat de bedragen niet, zoals verzocht, zijn overgemaakt naar de derdenrekening van haar toenmalige advocaat. De bezwaren heeft verweerder met het bestreden besluit en overeenkomstig het advies van de commissie bezwaarschriften ongegrond verklaard. Hierbij heeft verweerder aangevoerd dat er geen verplichting bestaat om de bijzondere bijstand over te maken naar de derdenrekening van een advocaat. Daarnaast had eiseres ten tijde van het besluit een beschermingsbewindvoerder die de bankrekening van eiseres beheerde. De bewindvoerder was in het bezit van de toekenningsbesluiten en facturen.
4. Eiseres stelt dat het niet zorgvuldig is dat de bijzondere bijstand niet is overgemaakt op de derdenrekening van haar advocaat, terwijl zij daar wel om had verzocht. Daarnaast heeft verweerder gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat andere toekenningen wel zijn overgemaakt naar de derdenrekening van de advocaat.
5. Ingevolge artikel 4:89, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geschiedt betaling door bijschrijving op een daartoe door de schuldeiser bestemde bankrekening. Deze bepaling impliceert dat een schuldeiser om hem moverende reden één of meer van zijn bankrekeningen mag uitsluiten van betaling van een schuld aan hem.
6. Ingevolge artikel 1:438, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt tijdens het bewind het beheer over de onder bewind staande goederen niet toe aan de rechthebbende, maar aan de bewindvoerder.
7. Ingevolge artikel 6:114, eerste lid, van het BW kan de schuldenaar, indien ten name van de schuldeiser een rekening bestemd voor girale betaling bestaat, de verbintenis voldoen door het verschuldigde bedrag op die rekening te doen bijschrijven, tenzij de schuldeiser betaling op die rekening rechtsgeldig heeft uitgesloten.
8. Een verbintenis wordt niet voldaan als de schuldenaar ondanks een geldige uitsluiting het verschuldigde bedrag toch bijschrijft op de uitgesloten rekening. De schuldeiser is dan bevoegd de betaling te weigeren. Als het bedrag, ondanks de uitsluiting van de rekening, toch ter beschikking van de schuldeiser is gekomen, zal betaling op die rekening in beginsel slechts geweigerd kunnen worden als hij hetgeen waarmee hij is verrijkt terugbetaalt. [1]
9. In dit geval is bij beide aanvragen door eiseres aangegeven dat betaling diende plaats te vinden op de derdenrekening van de advocaat.
9.1.
Verweerder heeft ondanks deze verzoeken in de primaire besluiten aangegeven dat de bijzondere bijstand wordt overgemaakt op de bankrekening van eiseres die werd beheerd door de bewindvoerder.
9.2.
In dit geval was het echter de bewindvoerder die betaling op de bankrekening van eiseres rechtsgeldig had mogen uitsluiten, en niet de voormalig advocaat of eiseres zelf. Niet gebleken is dat dat is gebeurd. De betaling van de bijzondere bijstand op de bankrekening van eiseres geldt daarom als nakoming van de verbintenis tot betaling van een geldsom. Verweerder heeft daarmee bevrijdend betaald. [2] Bovendien zijn de bedragen ter beschikking gekomen van eiseres en is gesteld noch gebleken dat zij die heeft terugbetaald.
10. Voorts volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat de betaling van de bijzondere bijstand op de bankrekening van eiseres die werd beheerd door de bewindvoerder juist in lijn is met het doel achter beschermingsbewind. Het was vervolgens aan de bewindvoerder om de facturen van de advocaat van eiseres te betalen.
11. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel nu in andere gevallen de gevraagde bijzondere bijstand voor rechtsbijstand wel is overgemaakt op de derdengeldrekening van de advocaat. Verweerder heeft onweersproken aangevoerd dat dit gaat om toekenningen gedaan ná de onderhavige, terwijl toen geen sprake meer was van bewindvoering én inmiddels gebleken was dat de facturen van de advocaat niet waren betaald voorheen. Van gelijke gevallen is daarom geen sprake.
12. Uit vorenstaande volgt dat het beroep niet slaagt.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van
mr.E.P.A. Stok, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie het arrest van de Hoge Raad van 28 februari 1997, ECLI:NL:HR:1997:AG7207, r.o. 4.2.2.
2.Vergelijk met de uitspraak van de CRvB van 16 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2020:1433.