ECLI:NL:RBDHA:2025:18465

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/684703 / KG ZA 25-407
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over zorgregeling voor minderjarige na beëindiging van affectieve relatie

In deze zaak, die op 18 juli 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vader en een moeder over de zorgregeling voor hun minderjarige kind, geboren in 2020. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.B. Chylinska, vordert dat de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Kaya-Ekinci, de omgangsregeling zoals vastgesteld in een eerdere beschikking van de kinderrechter van 19 januari 2024, onmiddellijk hervat en deze in stand houdt. De vader stelt dat de moeder zich niet aan de afspraken houdt en regelmatig de omgangsregeling niet naleeft, wat leidt tot een conflict tussen de ouders. De moeder betwist deze beschuldigingen en stelt dat zij zich wel aan de afspraken houdt, maar dat de vader telkens nieuwe procedures start.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onduidelijkheden zijn in de omgangsregeling en dat deze nog niet volledig wordt nageleefd. De rechter heeft daarom besloten om de omgangsregeling te verduidelijken en heeft bepaald dat de minderjarige op bepaalde dagen en tijden bij de vader moet zijn. Tevens is er een dwangsom van € 500,00 per dag opgelegd voor het niet naleven van de regeling, met een maximum van € 10.000,00. De rechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat beide ouders zich aan de afspraken houden in het belang van het kind en heeft hen opgeroepen om de onderlinge verstandhouding te verbeteren. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/684703 / KG ZA 25-407
Vonnis in kort geding van 18 juli 2025
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie
advocaat mr. M.B. Chylinska te Zaandam, gemeente Zaanstad,
tegen:
[gedaagde]te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T. Kaya-Ekinci te Rijswijk.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vader’ en ‘de moeder’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de door eiser in conventie op 30 juni 2025 overgelegde producties;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties;
- de op 4 juli 2025 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij zijn samen de ouders van de minderjarige [minderjarige] (hierna genoemd: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] . De vader heeft [minderjarige] naar Pools recht erkend. De moeder is – naar Nederlands recht – alleen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 19 januari 2024 van de kinderrechter van deze rechtbank is bepaald dat [minderjarige] bij de vader verblijft: om het weekend van vrijdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur, waarbij de vader [minderjarige] op vrijdag ophaalt en op zondag weer bij de moeder terugbrengt. Daarnaast heeft de kinderrechter een omgangsregeling voor de vakanties en feestdagen vastgelegd die inhoudt:
Kerst:
- [minderjarige] zal -
in afwijking van de reguliere omgangs- en eventueel van de vakantieregeling– in de oneven jaren op 24 december bij de moeder en op 25 december van 10:00 uur tot 26 december 10:00 uur bij de vader zijn, en in de even jaren op 24 december bij de vader zijn en op 25 december van 10:00 uur tot 26 december 10:00 uur bij de moeder zijn;
Oud en Nieuw (eveneens in afwijking van de reguliere omgangs- en eventueel van de vakantieregeling):
- [minderjarige] zal in de oneven jaren op oudejaarsdag van 10:00 uur tot nieuwjaarsdag 12:00 uur bij de vader, en in de even jaren op oudejaarsdag van 10:00 uur tot nieuwjaarsdag 12:00 uur bij de moeder zijn.
Overige feestdagen:
- [minderjarige] – zal in afwijking van de reguliere omgangs- en eventueel van de vakantieregeling – bij de vader zijn op:
o Goede vrijdag en Pasen: in de even jaren;
o Hemelvaartsdag: in de oneven jaren;
o Pinksteren: in de even jaren;
o Koningsdag: in de oneven jaren;
o Sinterklaas: in de even jaren;
o Verjaardag [minderjarige] : in de even jaren;
o Verjaardag vader;
o Vaderdag;
- [minderjarige] zal – in afwijking van de reguliere omgangs- en eventueel van de vakantieregeling – bij de moeder zijn op:
o Goede vrijdag en Pasen: in de oneven jaren;
o Hemelvaartsdag: in de even jaren;
o Pinksteren: in de oneven jaren;
o Koningsdag: in de even jaren;
o Sinterklaas: in de oneven jaren;
o Verjaardag [minderjarige] : in de oneven jaren;
o Verjaardag moeder;
o Moederdag.
Vakanties:
- [minderjarige] zal – in afwijking van de reguliere omgangsregeling – bij de vader zijn:
o in de zomervakantie: de helft van de vakantie waarbij de vader in de even jaren de eerste keus heeft;
o herfstvakantie: in de oneven jaren;
o kerstvakantie: in de even jaren de eerste week, en in de oneven jaren de tweede week;
o voorjaarsvakantie: in de even jaren;
o meivakantie: in de oneven jaren;
- [minderjarige] zal – in afwijking van de reguliere omgangsregeling – bij de moeder zijn:
o in de zomervakantie: de helft van de vakantie waarbij de moeder in de oneven jaren de eerste keus heeft;
o herfstvakantie: in de even jaren;
o kerstvakantie: in de oneven jaren de eerste week, en in de even jaren de tweede week;
o voorjaarsvakantie: in de oneven jaren;
o meivakantie: in de even jaren.
2.3.
Bij vonnis in kort geding van 20 september 2024 is de moeder tot nakoming van de omgangsregeling zoals vastgelegd in de onder 2.2. genoemde beschikking van 19 januari 2024 veroordeeld, met dien verstande dat de overdracht van de minderjarige [minderjarige] plaatsvindt in restaurant ‘ [bedrijf] ’ in [plaats] (of buiten bij de deur van dit restaurant ingeval het restaurant gesloten is) en is bepaald dat de moeder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor iedere dag dat zij deze omgangsregeling niet nakomt, tot een maximum van € 5.000,-;
2.4
Bij beschikking van de meervoudige kamer van het gerechtshof Den Haag van
9 april 2025 is de bestreden beschikking van 19 januari 2024 bekrachtigd waar het gaat om de verdeling van de vakanties en feestdagen en het halen en brengen en is die beschikking vernietigd waar het gaat om de reguliere omgangsregeling en is bepaald dat de vader omgang heeft met [minderjarige] :
  • om het weekend van vrijdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur, waarbij de vader [minderjarige] op vrijdag ophaalt bij de buitenschoolse opvang en op zondag weer bij de moeder thuis terugbrengt;
  • in de even weken waarin [minderjarige] niet in het weekend bij de vader verblijft, op donderdag, waarbij de vader [minderjarige] tussen 16:00 en 17.00 uur ophaalt bij de buitenschoolse opvang en om 18:30 uur bij de moeder thuis brengt, waarbij de vader zorgt dat [minderjarige] heeft gegeten voordat hij haar terugbrengt bij de moeder.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vader vordert – zakelijk weergegeven –:
1. de moeder te bevelen de omgangsregeling zoals vastgesteld door de rechtbank op 19 januari 2024 onmiddellijk te hervatten en deze in stand te houden onder last van en dwangsom van € 5.000 per keer dat de moeder in gebreke blijft met een juiste naleving en uitvoering van de beschikking met een maximum van € 75.000,- dan wel een beslissing in goede justitie te nemen en lijfsdwang beginnend met 12 uur per overtreding en voor elke opvolgende overtreding 12 uur extra totdat 24 uur zijn bereikt. Nadien per elke opvolgende overtreding 3 dagen extra tot 9 dagen zijn bereikt. Nadien per elke opvolgende overtreding 7 dagen extra tot 28 dagen zijn bereikt dan wel een zodanig beslissing te nemen als de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren ten behoeve van eiser;
2. de maatregel uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
3. met veroordeling van de moeder in de kosten van deze procedure, waaronder een bedrag aan salaris advocaat.
3.2.
Daartoe voert de vader – samengevat – het volgende aan. De moeder trekt zich niets aan van de rechterlijk uitspraak en bepaalt zelf wanneer de vader [minderjarige] ziet en (helaas vaker) wanneer de vader [minderjarige] niet ziet. Zij geeft [minderjarige] regelmatig niet mee aan de vader op dagen dat dit wel is afgesproken of zij komt te laat bij de wissel. Ook is het voorgekomen dat de moeder haar moeder stuurt om [minderjarige] op te halen en de vader het niet verantwoord vond om [minderjarige] aan de oma af te geven. De moeder heeft het ook onmogelijk gemaakt dat [minderjarige] de meivakantie bij de vader kon doorbrengen, omdat zij voorafgaand aan de deze vakantie al met [minderjarige] naar Polen was gegaan. Voor de vader is het onacceptabel dat, ondanks een in kort geding gewezen vonnis, waarbij aan de moeder een dwangsom is opgelegd om naleving van de omgangsregeling af te dwingen, zij nog steeds stelselmatig weigert uitvoering te geven aan deze gerechtelijke beslissing. De vader vindt daarom een hogere dwangsom en toepassing van lijfsdwang aangewezen.
3.3.
De moeder voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
De moeder vordert – zakelijk weergegeven –:
1. dat aan de vader een dwangsom van € 100,- wordt opgelegd per keer dat hij de omgangsregeling niet naleeft, althans een bedrag in goede justitie te bepalen;
2. dat voor bijzondere dagen zoals feestdagen en vakanties vaste en duidelijke tijden van halen en brengen worden vastgesteld, zijnde dat [minderjarige] op de betreffende dag van 10.00 tot 19.00 uur bij de vader is, om verdere misverstanden en confrontaties te voorkomen;
3. dat, als de moeder door werkomstandigheden verhinderd is, overdracht van [minderjarige] plaatsvindt via een derde uit haar directe omgeving, zoals haar moeder, vriendin of meerderjarige zoon en dat de vader gehouden is deze overdracht te accepteren en
4. dat de vader wordt veroordeeld in de kosten van dit kort geding, zodat voor hem duidelijk wordt dat deze proceshouding niet wordt geaccepteerd en dat hij voortaan dient te handelen met het belang van het kind als uitgangspunt.
3.5.
Daartoe voert de moeder – samengevat – het volgende aan. De moeder betwist dat zij de omgangsregeling niet naleeft. De omgang vindt inmiddels plaats overeenkomstig de gemaakte afspraken, maar de vader start bij elk incident een nieuwe procedure en wil daarmee zijn wil doordrukken bij haar. Hij weigert structureel naar zijn eigen aandeel te kijken. Zij heeft als hoofdverzorger van [minderjarige] en nog een ander minderjarig kind rust en stabiliteit nodig, maar de vader blijft een strijd met haar voeren. De situatie rond de meivakantie is ontstaan vanwege onduidelijke onderlinge afspraken, waardoor een onmogelijke situatie ontstond en zij niet anders kon dan [minderjarige] niet met de vader meegegeven. De moeder probeert de beschikkingen zo goed mogelijk na te komen, maar de vader verandert telkens van gedachten, dan wel verwacht dat de moeder zich aanpast aan zijn werktijden. Zij heeft zich telkens flexibel opgesteld, maar dit wordt nu tegen haar gebruikt en is aanleiding voor de vader om een nieuwe procedure te starten.
De moeder merkt daarbij op dat het vanwege haar werk voor haar niet altijd mogelijk is om persoonlijk bij overdrachten aanwezig te zijn. In dat geval zorgt zij dat een vertrouwde derde, zoals haar moeder, haar (meerderjarige) zoon of een vriendin het van haar overneemt. Dat de vader dan weigert [minderjarige] over te dragen, belemmert de uitvoering van de omgangsregeling ernstig. Ook haalt de vader ondanks de beschikking [minderjarige] regelmatig eerder op van de opvang.
3.6.
De vader voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de door de rechtbank vastgestelde vakantie- en feestdagenregeling en de door het gerechtshof vastgestelde reguliere omgangsregeling – hierna samen genoemd: de omgangsregeling  moet worden nageleefd. Ook de voorzieningenrechter is van oordeel dat dit moet omdat dit in het belang van [minderjarige] is.
4.2.
Gebleken is dat de omgangsregeling nog niet volledig wordt nagekomen. Er is weliswaar regelmatig contact met de vader, maar het is ook een aantal keren voorgenomen, waaronder in de vakanties, dat partijen zich niet aan de beschikking van de rechtbank en het gerechtshof hebben gehouden. De moeder heeft enerzijds [minderjarige] bijvoorbeeld in de meivakantie niet overeenkomstig de beschikking meegegeven aan de vader en de vader heeft anderzijds [minderjarige] niet terug overgedragen op de momenten dat de moeder iemand anders de overdracht namens haar liet doen. Partijen hebben verschillende gedachten over de reden waarom dit misloopt.
4.3
De voorzieningenrechter is er van overtuigd dat het voor de ouders, maar vooral voor [minderjarige] , belangrijk is dat er zo min mogelijk onduidelijkheid is over de omgangsregeling. Met de zomervakantie voor de deur bestaat een spoedeisend belang bij verduidelijking van de omgangsregeling. Daarom zal de voorzieningenrechter waar er nog onduidelijkheid zou kunnen zijn, die duidelijkheid geven op de wijze zoals door moeder is verzocht. De voorzieningenrechter zal bepalen dat:
- voor bijzondere dagen zoals (losse) feest- en vakantiedagen geldt dat [minderjarige] van 10.00 uur tot 19.00 uur bij de vader is;
- het weekend van Goede Vrijdag en Pasen ingaat op vrijdag 10.00 uur en duurt tot maandag 19.00 uur;
- voor vakanties geldt dat deze ingaan op zaterdag om 10.00 uur en doorlopen tot zondag 19.00 uur, waarbij in de meerweekse vakanties de wisselingen plaatsvinden op zaterdag om 10.00 uur;
- als de moeder door werkomstandigheden verhinderd is, de overdracht van [minderjarige] kan plaatsvinden door een derde uit haar directe omgeving, waaronder haar moeder, haar meerderjarige zoon of een vriendin.
De voorzieningenrechter verwacht van de ouders dat zij zich hier heel strikt aan zullen houden en dat zij onderling voorlopig geen afwijkende afspraken zullen maken omdat dit voer voor discussie en onenigheid lijkt te zijn. Daarom zullen beide partijen worden veroordeeld tot stipte nakoming van de omgangsregeling.
4.4.
De voorzieningenrechter benadrukt verder dat de oplossing niet gelegen is in procederen en strijden tegen elkaar. Partijen hebben sinds juni 2023 deze tactiek gehanteerd en het lijkt er op dat dit tot nu toe niets positiefs heeft opgeleverd. De voorzieningenrechter roept partijen op om vooral te kijken naar wat zij in hun eigen gedrag kunnen veranderen om de samenwerking beter te laten verlopen, zodat [minderjarige] er geen last meer van heeft. Partijen zouden er goed aan doen om in te zetten op de verbetering van de onderlinge verstandhouding of een vorm van Parallel Solo Ouderschap, waarbij ze zich niet met de opvoeding bij de andere ouder bemoeien. Partijen kunnen daar hulp bij kunnen krijgen en kunnen zich daarvoor aanmelden bij het wijkteam.
4.5.
De voorzieningenrechter vindt lijfsdwang een te vergaand middel in deze situatie, maar zal wel voor beide partijen een dwangsom verbinden aan de nakoming van de omgangsregeling. De voorzieningenrechter ziet dit niet als de lange termijn oplossing maar als een manier om er voor te zorgen dat de situatie zich de komende tijd gaat stabiliseren. De op te leggen dwangsom bedraagt € 500,00 per dag dat de regeling niet correct wordt nagekomen met een maximum van € 10.000,00.
4.6
Omdat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en beiden een aandeel hebben in de tussen hen bestaande situatie, vindt de voorzieningenrechter het redelijk dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
veroordeeld de moeder tot stipte nakoming van de vakantie- en feestdagenregeling zoals opgenomen in de beschikking van deze rechtbank van 19 januari 2024 en de nadere uitwerking daarvan zoals hierna onder 5.6 is opgenomen en de reguliere omgangsregeling zoals is opgenomen in de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 9 april 2025;
5.2.
veroordeelt de moeder tot betaling van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat zij geen uitvoering geeft aan het onder 5.1 bepaalde, met een maximum van € 10.000,00;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.6.
bepaalt in aanvulling op de vakantie- en feestdagenregeling zoals opgenomen in de beschikking van deze rechtbank van 19 januari 2024:
- voor bijzondere dagen zoals (losse) feest- en vakantiedagen geldt dat [minderjarige] van 10.00 uur tot 19.00 uur bij de vader is;
- het weekend van Goede Vrijdag en Pasen ingaat op vrijdag om 10.00 uur en duurt tot maandag 19.00 uur;
- voor vakanties geldt dat deze ingaan op zaterdag om 10.00 uur en doorlopen tot zondag 19.00 uur, waarbij in de meerweekse vakanties de wisselingen plaatsvinden op zaterdag om 10.00 uur;
- als de moeder door werkomstandigheden verhinderd is, de overdracht van [minderjarige] kan plaatsvinden door een derde uit haar directe omgeving, waaronder haar moeder, haar meerderjarige zoon of een vriendin;
5.7
veroordeelt de vader tot stipte nakoming van de vakantie- en feestdagenregeling zoals opgenomen in de beschikking van deze rechtbank van 19 januari 2024 en de nadere uitwerking daarvan zoals hierna onder 5.6 is opgenomen en de reguliere omgangsregeling zoals is opgenomen in de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 9 april 2025;
5.8.
veroordeelt de vader tot betaling van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat hij geen uitvoering geeft aan het onder 5.6 bepaalde, met een maximum van € 10.000,00;
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.1
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.11.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Emmens en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2025.
IM