ECLI:NL:RBDHA:2025:18298
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een terugkeerbesluit en inreisverbod voor een Kosovaarse eiser in detentie
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Kosovaarse man, tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod dat door de minister van Asiel en Migratie is opgelegd. Eiser, die in 1993 is geboren en in het verleden een verblijfsvergunning in Nederland heeft gehad, werd op 22 september 2024 in detentie geplaatst vanwege een openstaande straf. Op 1 mei 2025 werd hem een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod voor twee jaar opgelegd, omdat hij niet langer rechtmatig verblijf had in Nederland. De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er sprake is van onttrekkingsgevaar, wat een voorwaarde is voor het opleggen van een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn. Eiser betoogde dat zijn detentie en de omstandigheden rondom zijn verblijf in Nederland niet zijn schuld waren en dat hij voldoende middelen had om terug te keren naar Kosovo. De rechtbank concludeert dat de argumenten van eiser steekhoudend zijn en dat verweerder niet voldoende heeft aangetoond dat er een risico op onttrekking was. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit en verklaart het beroep gegrond. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,- toegewezen.