ECLI:NL:RBDHA:2025:18203

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/687896 / FA RK 25-5016 en C/09/687998 / FA RK 25-5078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij in een complexe jeugdzorgzaak met ernstige zorgen over de ontwikkeling van minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder en de schorsing van het gezag van de (juridisch) vader over twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De moeder, die gedetineerd is in [land], heeft de kinderen in Nederland achtergelaten bij hun grootmoeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de zorg voor de kinderen te dragen, gezien haar detentie en het gebrek aan contact met de kinderen. De (juridisch) vader is onbekend en heeft nooit een rol gespeeld in het leven van de kinderen, waardoor zijn gezag van rechtswege is geschorst. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de beëindiging van het gezag van de moeder en de benoeming van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, als voogd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kinderen in een onveilige opvoedomgeving zijn opgegroeid, met ernstige signalen van verwaarlozing en mishandeling. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de kinderen de nodige zorg en ondersteuning kunnen krijgen zonder vertraging.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/687896 / FA RK 25-5016 en C/09/687998 / FA RK 25-5078
Datum uitspraak: 9 september 2025 (bij vervroeging)
Beschikking van de meervoudige kamer
I.
Beëindiging ouderlijk gezag
II.
Schorsing ouderlijk gezag
III.
Benoeming voogdij
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, 'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2020 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2024 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] , maar thans gedetineerd te [land] ,
[de (juridisch) vader],
hierna te noemen: de (juridisch) vader,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de verzoekschriften met bijlagen mee in de beoordeling.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling;
  • mr. G.E.M. Later als toehoorder.
De moeder en de (juridisch) vader zijn niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat zij wel juist zijn opgeroepen in de beide zaken.
1.3.
Mr. Later is in het kader van de Pilot kosteloze rechtsbijstand toegevoegd aan de moeder. Ter zitting heeft mr. Later naar voren gebracht dat zij geen contact heeft kunnen krijgen met de moeder en dat zij daarom geen standpunt namens haar kan innemen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de mondelinge behandeling ambtshalve aan te houden tot een nader te bepalen zitting. Mr. Later heeft ruim voor de zitting, namelijk op
8 juli 2025, aan de rechtbank laten weten dat zij bereid is de moeder bij te staan. Zij heeft daarmee voldoende gelegenheid gehad om contact op te nemen met de moeder, al dan niet via de grootmoeder moederszijde met wie zij in contact staat. Daarbij komt dat de moeder op de hoogte is van de zitting, zo heeft de gecertificeerde instelling ter zitting naar voren gebracht.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de (juridisch) vader zijn getrouwd op [datum] 2021.
2.2.
[de minderjarige 1] is erkend door de (juridisch) vader.
2.3.
[de minderjarige 2] is gedurende het huwelijk van de moeder en de (juridisch) vader geboren. De (juridisch) vader is niet de biologische vader van [de minderjarige 2] .
2.4.
De kinderen verblijven in een gezinshuis.
2.5.
Bij beschikking van 16 april 2025 is de moeder geschorst in de uitoefening van haar gezag over de kinderen. Ten aanzien van de (juridisch) vader is overwogen dat er geen contact te krijgen is met hem en dat het onbekend is waar hij verblijft, waardoor de benodigde toestemming van de (juridisch) vader voor het nemen van beslissingen niet verkregen kan worden. Om de belangen van de kinderen te kunnen behartigen is de gecertificeerde instelling belast met de voorlopige voogdij over de kinderen.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen. Ten aanzien van de (juridisch) vader stelt de Raad dat zijn gezag is geschorst omdat hij al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om het gezag uit te oefenen. De Raad verzoekt in dat licht tevens de gecertificeerde instelling tot (tijdelijk) voogdes over de kinderen te benoemen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft de verzoeken als volgt gemotiveerd. De kinderen zijn opgegroeid in een structureel onveilige opvoedomgeving waarin sprake was van ruzies tussen de ouders, van wisselende opvoeders en van ernstige verwaarlozing. Er worden door de hulpverlening bij beide kinderen meerdere kindsignalen gezien waaruit blijkt dat sprake is van een bedreigde ontwikkeling. Bij [de minderjarige 1] is er sprake van gedragsproblematiek waaronder boosheid, schrikreacties en zelfbepalend gedrag. Daarnaast is er sprake van een ernstige taalontwikkelingsachterstand (waarbij zij nauwelijks spreekt en moeite heeft zich verbaal goed uit te drukken) en ernstige tandheelkundige problemen (waarbij haar tandzenuwen blootliggen). Ook zijn er zorgen over de achterstand in haar cognitieve ontwikkeling en groei waarvan nog onbekend is hoe dat komt. [de minderjarige 2] toont zich vlak, passief, schrikkerig en emotieloos. Hij gebruikt zijn stem nauwelijks en heeft geen voorkeur voor wie hem verzorgt, maar wacht af en ondergaat deze momenten. In voor hem nieuwe en potentieel spannende situaties gaat hij aan zijn haar friemelen en trekken of zijn onderlip naar binnen zuigen met als gevolg blaarvorming aan de binnenkant van zijn mond. [de minderjarige 2] loopt in zijn ontwikkeling ernstig achter ten opzichte van zijn kalenderleeftijd. De moeder is onvoldoende in staat gebleken om de kinderen een stabiele, veilige opvoedomgeving te bieden en in hun belang te handelen. Zo heeft zij geen toestemming gegeven voor het inzetten van tandheelkundige hulp voor [de minderjarige 1] en heeft zij adviezen ten aanzien van beide kinderen niet opgevolgd omdat zij de zorgen niet deelde.
De moeder is begin 2024 - kort na de geboorte van [de minderjarige 2] - vertrokken naar [land] . Daarbij heeft zij de kinderen in Nederland bij de grootmoeder moederszijde achtergelaten. De moeder is vanwege betrokkenheid bij een misdrijf veroordeeld tot een lange detentie met aansluitend een periode van elektronische monitoring op [land] . Door haar detentie en het tijdsverschil verloopt het contact met moeder gecompliceerd. Daarbij komt dat de moeder ook geen betrokkenheid van hulpverleningsinstanties wenst. De Raad heeft de moeder wel gesproken in het kader van het raadsonderzoek, maar daarbij heeft de moeder ook aangegeven geen contact meer te willen met de Raad. De moeder laat daarmee zien dat zij het belang van de kinderen ondergeschikt maakt aan haar eigen belang. De (juridisch) vader van de kinderen is al langere tijd uit beeld en geeft geen invulling aan het ouderlijk gezag. De Raad verzoekt niet om het gezag van de (juridisch) vader te beëindigen, maar om vast te stellen dat zijn gezag geschorst is. Het is de Raad niet gelukt met de (juridisch) vader in contact te komen en te achterhalen waar hij woont. In het belang van de kinderen is het noodzakelijk dat de gecertificeerde instelling wordt belast met de voogdij over de kinderen, om de kinderen te ondersteunen in hun ontwikkeling, adequate hulpverlening in te kunnen zetten en hun belangen te behartigen.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en de verzoeken van de Raad. De gecertificeerde instelling heeft op de zitting verklaard dat de kinderen zijn overgeplaatst naar een perspectief-biedend gezinshuis op een geheime locatie. Dat heeft te maken met het risico van onttrekking: de kinderen zijn immers eerder met behulp van de grootmoeder moederszijde en het netwerk van de moeder aan het toezicht van de gecertificeerde instelling onttrokken. De kinderen vertonen beiden ernstige signalen van kindermishandeling en verwaarlozing. Daarbij vertelt [de minderjarige 1] ook steeds meer (zorgelijke) verhalen over de opvoedsituatie bij de moeder en de grootmoeder moederszijde. De kinderen zetten in het huidige gezinshuis voorzichtige positieve stappen, maar zijn fors beschadigd door wat ze hebben meegemaakt. De kinderen hebben adequate zorg nodig en daarvoor moeten er gezagsbeslissingen genomen worden. Dit heeft eerder voor problemen gezorgd, nu de moeder wisselend is in het geven van toestemming. Daarbij komt dat de moeder op dit moment gedetineerd zit op [land] , wat het lastig maakt om met de moeder te communiceren. De gecertificeerde instelling stuurt regelmatig foto’s en filmpjes van de kinderen naar de moeder, zodat zij betrokken blijft bij het leven van de kinderen. Ook is er een videobelmoment geweest, maar daar reageerden de kinderen, met name [de minderjarige 1] , heel heftig op. De moeder heeft zelf het idee dat zij weer voor de kinderen kan zorgen als ze terugkomt naar Nederland. Ze gaat daarbij voorbij aan de behoeften van de kinderen en het feit dat de kinderen de moeder bijna niet kennen. De gecertificeerde instelling hoopt dat het in de toekomst beter lukt om afspraken te maken met de moeder. Voor de kinderen is het namelijk belangrijk dat zij weten wie hun moeder is.

5.De beoordeling

Beëindiging ouderlijk gezag van de moeder
5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
Het beëindigen van het ouderlijk gezag is een maatregel die ingrijpt in het gezinsleven van zowel de ouder van wie het gezag wordt beëindigd als de minderjarige waarover het gezag wordt uitgeoefend. Daarbij is van belang dat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) onder meer eist dat de belangen van het kind en die van de ouder tegen elkaar worden afgewogen. Ten aanzien van het belang van het kind volgt uit het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat de belangen van het kind voorop staan bij het nemen van een beslissing tot het beëindigen van ouderlijk gezag. Op grond van artikel 8 EVRM geldt ten slotte dat, indien het doel van een gezagsbeëindiging met een lichtere maatregel kan worden bereikt, deze verkozen dient te worden boven de zwaardere maatregel. Daarnaast dient de inmenging in het gezinsleven die het gevolg is van deze maatregel, in een redelijke verhouding te staan tot het doel dat met de maatregel wordt nagestreefd (subsidiariteit en proportionaliteit).
5.3.
Op basis van de stukken en de zitting is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De kinderen zijn bij beschikking van 14 mei 2024 onder toezicht gesteld, omdat er grote zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen in de opvoedomgeving bij de moeder. De zorgen waren onder meer gelegen in de relatie van de moeder en de biologische vader van [de minderjarige 2] , waarbinnen regelmatig sprake was van conflicten en huiselijk geweld. Daarnaast waren er grote zorgen over de taal- en spraakontwikkeling en de zindelijkheid van [de minderjarige 1] en over haar eenzijdige eetpatroon. Aangezien het de gecertificeerde instelling niet lukte om in gesprek te gaan met de moeder en zicht te krijgen op de ontwikkeling en opvoedsituatie van de kinderen, heeft de gecertificeerde instelling de moeder op 19 juli 2024 een schriftelijke aanwijzing gegeven. In de schriftelijke aanwijzing is opgenomen dat de moeder meewerkt aan het inplannen van een kennismakingsgesprek met de jeugdbeschermer en ervoor zorgt dat de communicatie op een gepaste manier verloopt. Nadien is gebleken dat niet de moeder maar de grootmoeder moederszijde in die periode voor de kinderen zorgde, omdat de moeder vlak na de geboorte van [de minderjarige 2] naar [land] is vertrokken. Zij is daar op enig moment gedetineerd geraakt en zit nog altijd vast. In januari 2025 is de grootmoeder opgenomen in het ziekenhuis vanwege een spoedamputatie van haar voet. Zij kon daardoor niet langer voor de kinderen zorgen. Binnen het netwerk van de kerkgemeenschap werd een tijdelijke oplossing gevonden, maar al gauw bleek dat de zorg voor de kinderen te zwaar was. Vervolgens zijn de kinderen, buiten medeweten van de gecertificeerde instelling, naar een voor de gecertificeerde instelling onbekende man gebracht. Deze onbekende man heeft uiteindelijk contact gezocht met de gecertificeerde instelling, omdat [de minderjarige 1] met spoed medische hulp nodig had, waarna de kinderen op 20 januari 2025 met een spoedmachtiging uithuisplaatsing in een crisispleeggezin zijn geplaatst. De gecertificeerde instelling heeft toegelicht dat er aanwijzingen zijn dat de moeder de opvang van de kinderen vanuit [land] heeft geregeld en de kinderen daarmee bewust aan het toezicht van de gecertificeerde instelling heeft onttrokken. Hiervan is aangifte gedaan door de gecertificeerde instelling. Sinds de uithuisplaatsing laten de kinderen voorzichtige positieve stappen zien in hun ontwikkeling, maar er zijn nog altijd forse zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Beide kinderen vertonen signalen van ernstige verwaarlozing en mishandeling. Bij [de minderjarige 1] zijn de zorgen gelegen in haar forse taal- en ontwikkelingsachterstand, haar gedragsproblematiek (huil- en driftbuien), tandheelkundige problemen en het bovenmatig zorgen voor haar broertje. Bij [de minderjarige 2] zijn er zorgen over zijn algehele ontwikkelingsachterstand, zijn passieve houding ten opzichte van zijn verzorgers en opvoeders en het gedurende lange periodes niet huilen. Vaststaat dat beide kinderen fors beschadigd zijn, waardoor er blijvende aandacht moet zijn voor hun ontwikkeling en welzijn. Het is daarom noodzakelijk dat de kinderen de juiste begeleiding en ondersteuning blijven krijgen, zodat zij de bovengemiddelde duidelijkheid, structuur, stabiliteit en sensitiviteit blijven ontvangen die zij nodig hebben.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder niet in staat is om de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De rechtbank leidt uit de stukken af dat de moeder feitelijk al lange tijd niet voor de kinderen zorgt. De moeder is vlak na de geboorte van [de minderjarige 2] naar [land] vertrokken en zit daar op dit moment gedetineerd. Hoewel niet precies duidelijk is tot wanneer de moeder gedetineerd blijft, is wel bekend dat dit nog minstens een jaar duurt waarna zij ook nog een periode elektronisch gemonitord zal worden. In deze periode mag zij [land] niet verlaten. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de moeder niet binnen afzienbare tijd beschikbaar is om beslissingen over de kinderen te nemen, laat staan om enige rol in de zorg voor de kinderen te vervullen. Daarbij komt dat de moeder ook niet goed kan overzien wat de kinderen nodig hebben, nu zij al geruime tijd geen contact met hen heeft en niet weet wat er in hun leven speelt. De gecertificeerde instelling probeert de moeder op de hoogte te houden van het leven van de kinderen, maar het contact met de moeder is gecompliceerd en mede daardoor beperkt. Daarnaast toont de moeder weinig interesse in het leven van de kinderen en gaan haar vragen meer over de uiterlijke verzorging van de kinderen dan over hun ontwikkeling. De kinderen hebben er aantoonbaar last van dat de moeder met het gezag belast is. Het lukt niet om (praktische) zaken voor de kinderen (tijdig) te regelen, omdat het lastig is om contact te krijgen met de moeder. Daarnaast is de moeder wisselend in het verlenen van toestemming. Hierdoor krijgen de kinderen niet de zorg en hulpverlening die zij evident nodig hebben en stagneert hun ontwikkeling. De moeder lijkt onvoldoende in te zien welke negatieve gevolgen haar gedrag voor de ontwikkeling van de kinderen heeft. De situatie rondom het fysieke en emotionele welzijn van de kinderen is schrijnend en het is noodzakelijk dat er per direct beslissingen kunnen worden genomen om de forse zorgen die er over de kinderen zijn weg te kunnen nemen. Gelet op de ernstige zorgen over de kinderen en de (on)mogelijkheden van de moeder is de rechtbank van oordeel dat een thuisplaatsing van de kinderen bij de moeder, nu of in de toekomst, niet in de rede ligt. Het is van belang dat er duidelijkheid komt over waar de kinderen gaan opgroeien en dat duidelijk is wie de noodzakelijke beslissingen over hen gaat nemen. De rechtbank is van oordeel dat de moeder niet in staat is die rol op zich te nemen. Het is dan ook in het belang van de kinderen dat het gezag van de moeder wordt beëindigd.
Schorsing ouderlijk gezag van de (juridisch) vader
5.5.
De Raad heeft verzocht vast te stellen dat het ouderlijk gezag van de (juridisch) vader van rechtswege is geschorst nu er geen contact te krijgen is met de (juridisch) vader, het onbekend is waar hij verblijft en hierdoor de benodigde toestemming van de (juridisch) vader voor het nemen van belangrijke beslissingen over de kinderen niet verkregen kan worden.
5.6.
Uit artikel 1:253q, derde lid, BW volgt dat, wanneer een ouder die alleen het gezag uitoefent, op een der in artikel 1:246 BW genoemde gronden daartoe onbevoegd is, de rechtbank de andere ouder met het gezag belast, tenzij de rechter oordeelt dat het belang van de minderjarige zich hiertegen verzet. Alsdan benoemt zij een voogd. Ingevolge artikel 1:253r, eerste lid, BW is het bepaalde in artikel 1:253q BW van overeenkomstige toepassing indien een of beide ouders al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren het gezag over de minderjarige uit te oefenen, of het bestaan of de verblijfplaats van een of beide ouders onbekend is. Uit de overgelegde stukken is gebleken dat, behoudens zijn naam en geboortedatum, onbekend is wie de (juridisch) vader is en waar hij verblijft. Daarbij komt dat de (juridisch) vader nimmer betrokken is geweest bij (het leven van) de kinderen en hij om die reden ook niet in staat is om beslissingen over hen te nemen. Gelet op het voorgaande is de (juridisch) vader op grond van artikel 1:253r, eerste lid, sub a alsmede sub b, van rechtswege in zijn gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] geschorst.
5.7.
Blijkens het tweede lid van artikel 1:253r BW is het gezag van de ouder in dat geval geschorst totdat de rechter de ouder wederom met het gezag belast. Daartoe dient de ouder zelf een verzoek bij de rechtbank in te dienen.
Benoeming voogdij gecertificeerde instelling
5.8.
Aangezien de rechtbank het gezag van de moeder heeft beëindigd en heeft vastgesteld dat de (juridisch) vader van rechtswege in zijn gezag is geschorst, is er sprake van een gezagsvacuüm. Op grond van artikel 1:253q, derde lid, BW dient er derhalve een voogd benoemd te worden. De gecertificeerde instelling heeft zich bereid verklaard de voogdij over de kinderen op zich te nemen. De rechtbank vindt het in het belang van de kinderen om de gecertificeerde instelling tot voogdes over hen te benoemen. De gecertificeerde instelling kan als neutrale partij de belangen van de kinderen behartigen, ervoor zorgen dat de juiste hulpverlening voor de kinderen wordt ingezet en in blijven zetten op contact van de kinderen met hun netwerk.
5.9.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van:
-
[de moeder], geboren op [geboortedatum 3] 1997 te [land] , Nederlandse Antillen,
over de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2020 te [land] ,
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2024 in [geboorteplaats 2] ,
6.2.
stelt vast dat
[de (juridisch) vader], geboren op [geboortedatum 4] 1993 te [land] , Nederlandse Antillen, van rechtswege is geschorst in het gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ;
6.3.
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarigen:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
vraagt de griffier om van deze beslissing een aantekening te maken in het gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.E. Schotte, mr. W.G. de Boer en mr. S. van der Harg, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2025, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.