ECLI:NL:RBDHA:2025:18196

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
09/039740-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan bewijs voor witwassen van geldbedragen en voertuigen

Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van geldbedragen en voertuigen. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer en vond plaats op tegenspraak. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van het witwassen van een bedrag van ongeveer 476.817,87 euro en een of meerdere Nissan Skylines tussen 1 juni 2015 en 11 oktober 2022. Tijdens de zittingen op 31 januari 2024 en 18 september 2025 werd het standpunt van de officier van justitie gepresenteerd, die een gevangenisstraf van 24 maanden eiste. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de herkomst van de geldbedragen en dat hij niet zelf het beheer had over zijn bankrekening. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de betrokken geldbedragen en voertuigen uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding. Tevens werd besloten dat de verdachte de in beslag genomen Nissan Skyline terugkreeg.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/039740-22
Datum uitspraak: 2 oktober 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 31 januari 2024 (regie) en
18 september 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Diemen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.W.M. Stevens naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van
18 september 2025 - ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 11 oktober 2022, te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) één of meerdere geldbedragen (t.w.v. in totaal ongeveer 476.817,87 euro, p. 17 en p. 1760) en/of één of meerdere Nissan Skylines, althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ter zake van het impliciet primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Op specifieke standpunten wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.
2.3.
Vrijspraak
De rechtbank komt tot het oordeel dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet kan worden bewezen dat de verdachte als pleger dan wel als medepleger geldbedragen en een of meerdere auto’s heeft witgewassen. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Uit het dossier volgt dat op de bankrekening op naam van verdachte in de periode van 5 juni 2015 tot 14 juni 2018 in totaal een bedrag van € 467.817,87 is bijgeboekt van de bankrekening van [aangeefster] (hierna: aangeefster).
Op 14 juni 2017 heeft de verdachte een auto van het merk Nissan, type Skyline, met kenteken [kenteken 1] aangekocht voor een bedrag van € 120.000,-. De verdachte heeft deze auto vervolgens op 18 juni 2022 verkocht voor € 200.000,-.
Eind juni 2022 heeft de verdachte nog een Nissan Skyline met kenteken [kenteken 2] aangekocht, voor een bedrag van € 125.000,- (€ 100.000,- giraal en € 25.000,- contant).
De verdachte heeft ter terechtzitting op 18 september 2025 een verklaring afgelegd over bovenstaande transacties en eerder, op 9 november 2023 en 15 september 2025 heeft hij schriftelijke verklaringen ingediend. De verdachte heeft verklaard dat niet hijzelf maar zijn moeder het beheer had over zijn bankrekening waarnaar de geldbedragen door mevrouw [aangeefster] zijn overgemaakt. De verdachte kon niet zelf internetbankieren en deed nauwelijks zelf uitgaven. Als dat wel zo was, kreeg hij op verzoek contant geld van zijn moeder of kreeg hij de bankpas van de bankrekening van zijn ouders mee.
Dit veranderde toen verdachte in 2019 ging samenwonen met zijn partner. Vanaf dat moment heeft de verdachte zijn bankpas en inlogcodes aan zijn moeder (terug)gevraagd en had hij zelf het beheer over zijn bankrekening. Desgevraagd heeft de verdachte verklaard dat hij niet wist dat ruim 4,5 ton naar zijn bankrekening was overgemaakt.
Met betrekking tot de aanschaf van de blauwe Nissan Skyline voor het bedrag van
€ 120.000,- (met kenteken [kenteken 1] ) heeft de verdachte verklaard dat hij een deel zelf heeft gefinancierd met de verkoop van auto-onderdelen. De rest van het bedrag heeft zijn moeder bijgelegd in de vorm van een lening. Zij had dit geld, of in ieder geval een deel daarvan, van aangeefster geleend. Verdachte heeft verklaard dat hij het volledige aankoopbedrag aan zijn moeder heeft terugbetaald en dat hij er vanuit ging dat zijn moeder op haar beurt het deels van aangeefster geleende geld aan haar had terugbetaald.
De verdachte heeft verklaard dat hij de Nissan met kenteken [kenteken 2] heeft aangeschaft met de opbrengst van de verkoop van de hierboven genoemde blauwe Nissan (met kenteken [kenteken 1] ).
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij niet zelf het beheer had over zijn bankrekening niet onaannemelijk. De situatie zoals door verdachte geschetst, past namelijk bij de geldstromen op zijn bankrekening. Zo zijn er veel afschrijvingen te zien die niet direct aan de verdachte kunnen worden gelinkt, bijvoorbeeld betalingen aan damesmodezaken of uitgaven die verband houden met nagelstyling. Ook zijn er vanaf 2019 op de bankrekening van de verdachte geen overboekingen meer te zien afkomstig van aangeefster, hetgeen past bij de verklaring van verdachte dat hij vanaf die periode ging samenwonen met zijn vriendin en zelf het beheer kreeg over zijn bankrekening.
Met betrekking tot het, in de ogen van de verdachte, door zijn moeder van aangeefster geleende geld ter financiering van de blauwe Nissan overweegt de rechtbank dat in het dossier geen concreet en direct bewijs aanwezig is dat de verdachte wist dat dat geld afkomstig was uit oplichting. In het tapgesprek van 27 oktober 2022 tussen de verdachte en zijn partner ziet de rechtbank, anders de officier van justitie, juist bevestiging voor de verklaring van de verdachte en niet voor de omstandigheid dat hij wist dat het geld uit oplichting, of in ieder geval uit enig misdrijf afkomstig was.
De verklaring van verdachte dat hij de Nissan met kenteken [kenteken 1] heeft verkocht voor € 200.000,-, en daarvan de Nissan met kenteken [kenteken 2] heeft gekocht, wordt bovendien ondersteund door de verklaring van de koper en een foto van het koopcontract.
De rechtbank is van oordeel dat hieruit niet volgt dat verdachte wetenschap had van de naar zijn rekening overgeboekte geldbedragen en dus ook niet wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dat geld en daarmee ook een deel van het geld dat is gebruikt voor de aanschaf van de Nissan met kenteken [kenteken 1] uit misdrijf afkomstig was. Dit geldt in het verlengde ook voor de Nissan met kenteken [kenteken 2] , nu deze met de opbrengst van de vorige Nissan is aangeschaft.
Dat maakt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetwitwassen, dan wel schuldwitwassen. De rechtbank zal de verdachte dan ook van het hem tenlastegelegde vrijspreken.

3.De vordering van de benadeelde partij

In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 989.416,94, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 984.416,94 aan materiële schade, inclusief de berekende wettelijke rente zoals blijkt uit de onderbouwing van de vordering en de bijlagen, en € 5.000,- aan immateriële schade. Het materiële schadebedrag is ter terechtzitting van 18 september 2025 verminderd met € 150,- , nu dit bedrag reeds aan de benadeelde partij is betaald onder vermelding van “Mk.31081 start terug betaling leningen mevrouw [aangeefster] ”. Het uiteindelijk gevorderde bedrag komt daarmee op € 989.266,94.
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 476.817,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering wordt verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.

4.Beslag

4.1
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aan de orde gesteld dat sprake is van een op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Dit betreft een voertuig, te weten een zwarte Nissan Skyline.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het voertuig moet worden onttrokken aan het verkeer, nu zou zijn gebleken dat op het voertuig een vals chassisnummer is aangebracht.
4.3
Het standpunt van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het dossier zeer summier informatie bevat dat op het inbeslaggenomen voertuig een vals chassisnummer zou zijn aangebracht. Het beslagdossier geeft hierover geen nadere informatie of details. Ook ter terechtzitting heeft de officier van justitie geen informatie kunnen geven over het desbetreffende voertuig en wat de gebreken zouden zijn. Bij deze stand van zaken en gelet op de toelichting die de verdediging over deze kwestie heeft gegeven ter terechtzitting, zal de rechtbank in het voordeel van de verdachte beslissen dat het voertuig moet worden geretourneerd.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
gelast de teruggave aan de verdachte van de Nissan Skyline, zwart.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Zandbergen, voorzitter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
mr. M.M. Koers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.A. Haas, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 oktober 2025.