In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Oosterhof, had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank had in een eerdere uitspraak bepaald dat de minister binnen zestien weken een besluit moest nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft nu een tweede beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 3 juli 2023. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister opnieuw een beslistermijn moet krijgen, waarbij rekening moet worden gehouden met het '8+8 wekenmodel'. De rechtbank legt de minister een nieuwe termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat de minister de proceskosten van eiser moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.