6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft getracht het slachtoffer, zijn vader, te doden door hem meermalen met een mes in het lichaam te steken. Als gevolg van dit handelen heeft het slachtoffer ernstig letsel opgelopen. Dat het slachtoffer het heeft overleefd is slechts een gelukkig toeval door de eigen oplettendheid en snelle reactie van het slachtoffer, zijn echtgenote en hulpverleners en is geenszins aan de verdachte te danken.
Een poging tot doodslag is een aantasting van het hoogste goed dat een mens bezit, namelijk het leven. Een dergelijke aantasting van de lichamelijke integriteit is voor slachtoffers daarvan zeer traumatisch en kan tot langdurige lichamelijke en/of geestelijke klachten aanleiding geven.
Uit de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, zoals hiervoor omschreven, volgt dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 mei 2025.
De persoon van de verdachte
Zoals reeds hierboven overwogen neemt de rechtbank de conclusies van de psycholoog over en acht zij de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het bewezen verklaarde feit. Dit heeft een aanzienlijke strafmatigende werking op de op te leggen gevangenisstraf.
De rechtbank zal daarom aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van zijn voorarrest opleggen. Daarbij heeft de rechtbank tevens in overweging genomen dat het van belang is dat de verdachte zo spoedig mogelijk aan zijn behandeling in het kader van de hierna nog te bespreken tbs-maatregel kan beginnen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verdachte een zorgmachtiging te verlenen, zoals door de raadsvrouw verzocht, dit is ook geen straf of maatregel die volgens het Wetboek van Strafrecht aan een verdachte in het kader van een strafzaak opgelegd kan worden.
Overwegingen omtrent de op te leggen maatregel
In voornoemde Pro Justitia rapporten concluderen de deskundigen dat het recidiverisico hoog is, indien sprake is van medicatieontrouw. Strikt toezicht op de medicatie-inname is daarom noodzakelijk. Het recidiverisico op (ernstig) geweld blijft reëel, indien de verdachte geen passende behandeling en toezicht krijgt. De verdachte heeft nauwelijks ziektebesef of
-inzicht en de psychotische stoornis van de verdachte zal langdurig behandeld en begeleid moeten worden, teneinde genoemd recidivegevaar te verlagen. Een klinische behandeling op een FPA is noodzakelijk, waarbij het gebruik van medicatie noodzakelijk is. Tijdens de behandeling kan verder een terugvalpreventieplan worden gemaakt en kan de verdachte vanuit de FPA resocialiseren.
De voornaamste beschermende factor, zoals ook in het verleden, naast medicatie, is het bestaande familieverband, maar dit bleek toch onvoldoende om het tenlastegelegde feit te voorkomen.
De rapporteurs adviseren op te leggen een tbs met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende een vrijheidsbeperkende maatregel, waarbij de verdachte eerst een klinische behandeling gaat volgen om vanuit daar verder te resocialiseren richting begeleid wonen met zorg van een forensisch FACT team.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 29 augustus 2025.
De reclassering adviseert net als de Pro Justitia rapporteurs om aan de verdachte een tbs met voorwaarden op te leggen. Binnen het kader van een tbs met voorwaarden is de klinische behandeling en het aansluitende ambulante behandeltraject gewaarborgd. De reclassering is van mening dat, ondanks dat het psychosociaal functioneren gestabiliseerd is, de overgang van detentie naar zijn eigen woning te groot is. Een klinische behandeling (op de FPA in Den Haag) is naar de mening van de reclassering noodzakelijk om de overgang van detentie naar zijn eigen woning stapsgewijs te laten verlopen. De reclassering verwacht dat de verdachte zich zal gaan houden aan de voorwaarden binnen het kader van een tbs met voorwaarden, waaronder het blijven innemen van zijn medicatie. De verdachte erkent het belang van het innemen van de medicatie en is niet meer van plan om hiermee te stoppen. Daarnaast ziet de reclassering een in de basis rustige man, zonder tekenen van oppositioneel gedrag. De reclassering is van mening dat binnen de klinische behandeling vrij snel, met in acht neming van de risico’s op recidive en geweld, toegewerkt kan worden naar een terugkeer naar zijn eigen woning.
De reclassering adviseert daarom om aan de verdachte een tbs met voorwaarden op te leggen met de voorwaarden:
- Geen strafbaar feit plegen;
- Meewerken aan reclasseringstoezicht;
- Opname in een zorginstelling;
- Meewerken aan een time-out;
- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- Ambulante behandelverplichting;
- Middelenverbod en meewerken aan middelencontrole;
- Meewerken aan zoeken en behouden van een dagbesteding;
- Meewerken aan schuldhulpverlening/beschermingsbewind;
- Niet naar het buitenland reizen.
De reclassering adviseert voorts een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de tbs-maatregel.
De reclassering adviseert ook de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht. De kans op een misdrijf met schade voor personen is groot.
De reclassering adviseert tot slot, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1729, een schorsing van de voorlopige hechtenis onder dezelfde voorwaarden als de tbs met voorwaarden. De rechtbank neemt de conclusies uit de Pro Justitia rapporten en van de reclassering over, maakt die tot de hare en legt die ten grondslag aan haar oordeel dat bij de verdachte sprake is van een hoog recidiverisico en dat, teneinde dat risico te verminderen, een intensieve en op de verdachte toegesneden behandeling, zoals door de gedragsdeskundigen beschreven, noodzakelijk is.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van tbs. Bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis. Het bewezen verklaarde feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De rechtbank is verder van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist en dat dit ook geldt voor verpleging van overheidswege. Daartoe is redengevend dat het begane feit zeer ernstig is, dat het recidiverisico hoog is en dat de complexe problematiek van de verdachte die daaraan ten grondslag ligt intensieve en op de verdachte toegesneden behandeling vereist.
De rechtbank zal dan ook de maatregel tbs met voorwaarden opleggen. Daarbij overweegt zij dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam, zodat de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren te boven kan gaan.
Ten slotte oordeelt de rechtbank dat, nu uit de rapportage van de deskundigen volgt dat het recidiverisico hoog is en een langdurige behandeling noodzakelijk is, er rekening mee dient te worden gehouden dat het recidiverisico na afloop van de tbs-maatregel (nog) niet tot een aanvaardbaar risico is teruggedrongen. Gelet op het voorgaande en op de ernst van de stoornis van de verdachte, acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte langdurig onder toezicht wordt gesteld. Ter bescherming van de algemene veiligheid van personen zal de rechtbank dan ook een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Hierdoor kan de rechtbank, nadat de tbs-maatregel is beëindigd – indien aangewezen – op vordering van de officier van justitie en na beoordeling van de op dat moment actuele situatie, de tenuitvoerlegging van de GVM bevelen. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan nu de verdachte ter beschikking zal worden gesteld als bedoel in artikel 38 Sr.
Gelet op de inhoud van de Pro Justitia rapporten en het rapport van de reclassering is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet, conform het advies van de reclassering, aanleiding om de voorlopige hechtenis van de verdachte onder dezelfde door de reclassering geadviseerde voorwaarden bij de tbs met voorwaarden te schorsen vanaf het moment dat de verdachte in een kliniek kan worden opgenomen.