ECLI:NL:RBDHA:2025:17631

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
NL25.44203
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in het kader van asielprocedures met betrekking tot zicht op uitzetting naar Ghana

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 25 september 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Ghanese nationaliteit, was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel van bewaring was op 30 juli 2025 opgelegd en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten op 19 september 2025.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was en dat het nu aan de rechtbank is om te beoordelen of het voortduren van deze maatregel sinds 13 augustus 2025 nog steeds rechtmatig is. Eiser heeft aangevoerd dat de minister onvoldoende voortvarend handelt en dat er geen zicht op uitzetting naar Ghana is. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de minister wel degelijk voortvarend handelt, gezien de ingediende LP-aanvraag en de regelmatige communicatie met de Ghanese autoriteiten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser niet wil meewerken aan zijn terugkeer, wat bijdraagt aan het voortduren van de maatregel van bewaring.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.44203

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. Schaap),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

Verweerder heeft op 30 juli 2025 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1] Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapport overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 19 september 2025.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1981 en de Ghanese nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 13 augustus 2025 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt en zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Ghana ontbreekt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat op 5 augustus 2025 voor het laatst een vertrekgesprek heeft plaatsgevonden. In het voortgangsrapport is vermeld dat op 2 september 2025 een vertrekgesprek heeft plaatsgevonden, maar daarvan ontbreekt het verslag in het dossier. Verder is onduidelijk wanneer eiser zal worden gepresenteerd aan de Ghanese autoriteiten en waar dit van afhangt. Daarbij verwijst eiser naar het voortgangsrapport waarin is vermeld dat een presentatie ‘nog te plannen’ is.
5. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend handelt. Uit het voortgangsrapport blijkt dat verweerder een LP-aanvraag heeft ingediend en regelmatig rappelleert bij de Ghanese autoriteiten, laatstelijk op 4 september 2025. Verder heeft verweerder op 5 augustus 2025 en 2 september 2025 vertrekgesprekken gevoerd met eiser. Dat van het laatste vertrekgesprek geen verslag is overgelegd, betekent niet dat de rechtbank niet kan uitgaan van de juistheid van het voortgangsrapport. Daarbij heeft eiser niet betwist dat dit vertrekgesprek heeft plaatsgevonden.
6. Verder is de rechtbank van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Ghana in het algemeen [3] , of in het bijzonder van eiser, is komen te ontbreken. De LP-aanvraag is op 7 juli 2025 verzonden aan de Ghanese autoriteiten. Verder rappelleert verweerder regelmatig bij hen, maar dienen de Ghanese autoriteiten wel in de gelegenheid te worden gesteld om deze LP-aanvraag zorgvuldig te behandelen. Voor zover eiser verwijst naar de vermelding ‘nog te plannen’ in het voortgangsrapport, merkt de rechtbank op dat zij ambtshalve bekend is met de werkwijze van verweerder dat hiermee wordt bedoeld dat een presentatie bij de Ghanese autoriteiten nog moet plaatsvinden. Daarnaast blijkt uit het vertrekgesprek van 5 augustus 2025 dat verweerder in afwachting is van een reactie van de Ghanese autoriteiten voordat een presentatie gepland kan worden. Uit dit vertrekgesprek blijkt ook dat eiser niet wil meewerken aan zijn terugkeer, zodat het voortduren van de maatregel van bewaring dan ook voor rekening en risico komt van eiser.
7. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing ook niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 25 september 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 13 augustus 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:15102.