ECLI:NL:RBDHA:2025:1761
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 10 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 7 januari 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.
De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, omdat hij op of omstreeks 21 november 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser gevraagd of hij nog contact heeft met eiser, maar deze vraag is niet beantwoord. Gezien deze omstandigheden en de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser geen prijs meer stelt op de bescherming in Nederland.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en beoordeelt de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is op 9 januari 2025 bekendgemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.