ECLI:NL:RBDHA:2025:1761

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
NL24.50531
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 10 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 7 januari 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.

De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, omdat hij op of omstreeks 21 november 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser gevraagd of hij nog contact heeft met eiser, maar deze vraag is niet beantwoord. Gezien deze omstandigheden en de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser geen prijs meer stelt op de bescherming in Nederland.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en beoordeelt de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is op 9 januari 2025 bekendgemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50531
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en
de minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 10 december 2024 niet in behandeling genomen omdat volgens de minister België verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank ziet zich (ambtshalve) voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep.
5. Uit het bestreden besluit en het bericht van de minister aan de Belgische autoriteiten van 10 december 2024 blijkt dat eiser op of omstreeks 21 november 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De minister heeft zich daarbij gebaseerd op informatie van het COA en de AVIM.
6. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser daarom op 6 januari 2025 gevraagd of hij nog contact heeft met eiser. De gemachtigde heeft deze vraag niet beantwoord en
heeft de rechtbank op 7 januari 2025 laten weten dat hij en zijn cliënt niet op de zitting zullen verschijnen. De gemachtigde van de minister heeft op de zitting bevestigd dat uit de systemen niet blijkt dat eiser zich weer heeft gemeld.
7. Gelet op deze omstandigheden en de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State1 neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft dan ook geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
1 Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662 en 19 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5282.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 januari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.