ECLI:NL:RBDHA:2025:1758

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
09/328149-24 en 09/266989-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bankhelpdeskfraude met oudere slachtoffers

Op 7 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander oudere slachtoffers telefonisch heeft opgelicht. De verdachte heeft zich voorgedaan als medewerker van een bank en heeft de slachtoffers misleid om hun bankpassen en pincodes af te geven. De rechtbank achtte zowel de oplichting als de diefstal van het geld bewezen, mede op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte ontkende de oplichting, maar bekende wel de geldopnames. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn vorderingen tot schadevergoeding van de slachtoffers toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral omdat oudere mensen doelbewust als slachtoffers zijn gekozen, wat extra kwetsbaarheid met zich meebrengt. De verdachte had eerder al een voorwaardelijke straf opgelegd gekregen, maar dit weerhield hem er niet van opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank vond de straf passend en noodzakelijk om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/328149-24 en 09/266989-22 (tul)
Datum uitspraak: 7 februari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] te [woonplaats 1] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 24 januari 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. Kortehaas en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. D.C.D. Newoor naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2024 tot en met 20 augustus 2024 te Waddinxveen, Moordrecht, Voorschoten, Fijnaart en Oud-Beijerland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam 1] (zaak 1)
- [naam 2] (zaak 2)
- [naam 3] (zaak 3)
- [naam 4] (zaak 4)
- [naam 5] (zaak 5)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
- een of meer bankpassen en/of
- een of meer pincodes en/of
- een tablet en/of
- contant geld
door
- zich telefonisch voor te doen als een medewerker van een bank en/of de politie en/of
- mede te delen dat
o er iets mis was met de bankrekening en/of
o er geld van de bankrekening was afgehaald en/of
o er verdachte transacties op de bankrekening waren opgevallen en/of
- aan te geven dat het nodig zou zijn om bankpassen af te geven aan een medewerker van de bank, politie, Post NL en/of DHL die aan de deur zou staan;
2
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2024 tot en met 20 augustus 2024 te Waddinxveen, Moordrecht, Voorschoten, Fijnaart en Oud-Beijerland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, geld, dat aan
- [naam 1] (zaak 1)
- [naam 2] (zaak 2)
- [naam 3] (zaak 3)
- [naam 5] (zaak 5)
toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruikmaking van middels oplichting verkregen bankpassen en pincodes.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Handelswijze
Door vijf personen is aangifte gedaan van oplichting. Uit die aangiftes is een beeld naar voren gekomen van – in grote lijnen – telkens dezelfde werkwijze. De beoogde slachtoffers, steeds personen op leeftijd, zijn benaderd door een zogenoemde medewerker van de bank of politie, waarbij aan hen is verteld dat ze slachtoffer zouden zijn geworden van fraude of dat er problemen zouden zijn met hun bankrekening. De bankmedewerker gaf vervolgens aan dat, om te kunnen helpen, het slachtoffer zijn of haar pinpas inclusief pincode in een envelop moest doen en deze moest afgeven aan een persoon die langs de deur zou komen. Met hen werd een ‘speciale code’ afgesproken die degene die aan de deur kwam, zou moeten opgeven. Vervolgens verscheen een man bij de woning van de slachtoffers. Hij gaf de afgesproken controlecode op en nam de bankpas(sen) in ontvangst. Kort hierna werden met de pinpassen goederen gekocht of geldbedragen opgenomen bij pin- of geldautomaten in de buurt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de aangevers door een combinatie van in de wet genoemde oplichtingsmiddelen zijn bewogen tot het beschikbaar stellen van hun bankpassen en bijbehorende gegevens, die vervolgens zijn gebruikt om toegang te krijgen tot de geldbedragen op hun bankrekeningen. Bovendien stelt de rechtbank vast dat het evenmin betoog behoeft dat is gehandeld met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.
Betrokkenheid verdachte
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of de verdachte, al dan niet als medepleger, betrokken is geweest bij de diverse oplichtingen en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat een zwarte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 1] betrokken is geweest bij de oplichtingen. Onderzoek naar deze auto wijst uit dat de auto zowel op 19 augustus 2024 rondom de plaats delict in de zaak Waddinxveen (zaak 1) als op 20 augustus 2024 rondom de plaats delict in Moordrecht (zaak 2) is gesignaleerd. Bovendien is in de ANPR-gegevens een reisbeweging van dit voertuig zichtbaar richting de woonplaatsen van de slachtoffers rondom de tijdstippen van de oplichting. Deze reisbeweging wordt eveneens geconstateerd in het onderzoek naar het telefoonnummer (+ [telefoonnummer] ) waarmee de slachtoffers zijn gebeld. De rechtbank stelt vast dat het zeer aannemelijk is dat de telefoon meebeweegt met de zwarte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 1] en dat de inzittenden terwijl zij in de auto rondreden de slachtoffers belden. Vervolgens reden de inzittenden naar de woning van het bewuste slachtoffer als ze ‘beet hadden’.
Wat betreft de vraag of de verdachte valt te relateren aan de zwarte Volkswagen Polo overweegt de rechtbank het volgende. Nadat de pinpassen en pincodes bij de slachtoffers waren opgehaald, werd vrij kort daarna gepind bij een pinautomaat in de buurt. Op 20 augustus 2024 heeft een medewerker van de Primera in Moordrecht (zaak 2) gezien dat de verdachte betaalkaarten probeerde te kopen met pinpassen, maar dat de betaling mislukte. De getuige vertrouwde het niet en is de verdachte gevolgd en heeft hem in een kleine zwarte auto met kenteken [kenteken 1] zien stappen. Dat deze persoon de verdachte betreft. leidt de rechtbank af uit de bekennende verklaring van de verdachte ten aanzien van feit 2, waarin hij heeft aangegeven dat hij in die zaak, en overigens ook in de andere zaken, degene was die heeft gepind. Uit onderzoek is gebleken dat de door de getuige genoemde auto, de zwarte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 1] moet zijn geweest. Daarnaast is deze auto op 21 augustus 2024 staande gehouden. In de auto zaten drie inzittenden, onder wie de verdachte als bestuurder van de auto. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij weliswaar steeds degene is geweest die heeft gepind, maar dat hij daaraan voorafgaand in een andere auto in de omgeving rondreed, telkens werd gebeld op het moment dat hij moest gaan pinnen en dus niets te maken heeft gehad met de daaraan voorafgaande oplichting, schuift de rechtbank als onaannemelijk terzijde. De verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven en enige onderbouwing voor deze lezing ontbreekt. De rechtbank acht het onaannemelijk dat de verdachte steeds opnieuw ‘toevallig’ ver buiten zijn eigen woonplaats in de buurt van de plaatsen delict rondreed. Dat de verdachte binnen een korte tijdsspanne van soms maar vijftien minuten nadat de passen en pincodes waren opgehaald met deze passen heeft gepind of heeft geprobeerd te pinnen, duidt er op dat de verdachte zich samen met de medeverdachte(n) in de zwarte Volkswagen Polo heeft verplaatst. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte samen met ander(en) was, zich met de zwarte Volkswagen Polo verplaatste en betrokken is geweest bij de onder 1 ten laste gelegde oplichting.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering kan sprake zijn een nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten.
Op grond van de hiervoor beschreven modus operandi stelt de rechtbank vast dat de onderhavige bankhelpdeskfraude steeds door ten minste twee daders is gepleegd. Er was in elk geval sprake van een nepbankmedewerker die belde (de beller), iemand die de pinpassen ophaalde (de koerier) en iemand die het geld heeft gepind (de pinner). Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een samenwerkingsverband. Het gegeven dat niet ten aanzien van alle zaken kan worden vastgesteld wie exact de mededaders waren en wie wanneer welke rol heeft vervuld doet hieraan niet af. De verdachte is kort na het tenlastegelegde aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid daarbij duiden. Daarvoor geeft de verdachte geen aannemelijke verklaring. De rechtbank weegt deze omstandigheid mee bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen. In samenhang met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat de bijdrage van verdachte aan de oplichting van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Daarmee acht de rechtbank het onder 1 tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft verdachte zowel bij de politie als op de terechtzitting bekend, dat hij degene is geweest die geldopnames en pintransacties heeft uitgevoerd en bevinden zich aangiftes in het dossier.
Conclusie
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 19 augustus 2024 tot en met 20 augustus 2024 te Waddinxveen, Moordrecht, Voorschoten, Fijnaart en Oud-Beijerland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam 1] (zaak 1)
- [naam 2] (zaak 2)
- [naam 3] (zaak 3)
- [naam 4] (zaak 4)
- [naam 5] (zaak 5)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten
- een of meer bankpassen en/of
- een of meer pincodes en/of
- een tablet en/of
- contant geld
door
- zich telefonisch voor te doen als een medewerker van een bank of de politie en
- mede te delen dat
o er iets mis was met de bankrekening en/of
o er geld van de bankrekening was afgehaald en/of
o er verdachte transacties op de bankrekening waren opgevallen en
- aan te geven dat het nodig zou zijn om bankpassen af te geven aan een medewerker van de bank, politie, Post NL of DHL die aan de deur zou staan;
2
hij in de periode van 19 augustus 2024 tot en met 20 augustus 2024 te Waddinxveen, Moordrecht, Voorschoten en Oud-Beijerland, tezamen en in vereniging met
eenander, meermalen, geld, dat aan
- [naam 1] (zaak 1)
- [naam 2] (zaak 2)
- [naam 3] (zaak 3)
- [naam 5] (zaak 5)
toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruikmaking van middels oplichting verkregen bankpassen en pincodes.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij bewezenverklaring een strafmaatverweer gevoerd en heeft naar voren gebracht dat de verdachte met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest voldoende is gestraft.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander meermaals schuldig gemaakt aan bankhelpdeskfraude, dat wil zeggen: aan oplichting en aan diefstal door middel van een valse sleutel. In twee dagen tijd heeft de verdachte samen met een ander vijf slachtoffers hun bankpassen en pincodes en in een enkel geval nog cashgeld en een tablet afhandig gemaakt. De verdachte en zijn mededader hebben de slachtoffers hiertoe telkens telefonisch benaderd en zich voorgedaan als medewerker van een bank. Zij hebben daarbij op schaamteloze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij van de slachtoffers, steeds personen op leeftijd, wisten te winnen. De slachtoffers werden vervolgens thuis opgezocht door een koerier die de bank zou hebben gestuurd om de genoemde goederen op te halen. Kort daarna werd geld opgenomen of werden goederen gekocht met behulp van de buitgemaakte pinpassen.
Bankhelpdeskfraude is een ernstige vorm van criminaliteit die, naast financiële schade, ook gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengt. Het is extra kwalijk dat juist oudere mensen doelbewust tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grote kwetsbaarheid en afhankelijkheid. De verdachte heeft slechts aan zijn eigen (financiële) gewin gedacht en op geen enkele wijze rekening gehouden met de belangen van de slachtoffers. Bovendien heeft de verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen, maar zijn aandeel gebagatelliseerd. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 december 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie en dat hij vóór het thans bewezenverklaarde is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wegens identiteitsfraude. Dat de verdachte in een proeftijd liep ten tijde van het bewezenverklaarde en hem nota bene een voorwaardelijke gevangenisstraf boven het hoofd hing, heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 21 januari 2025. Uit het reclasseringsrapport volgen geen structurele problemen in de levensomstandigheden en het risico op recidive wordt als laag ingeschat. De reclassering acht geen interventies geïndiceerd.
Straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank acht, alles afwegende een
gevangenisstrafvan
vijftien maandenpassend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan
vijf maanden voorwaardelijkmet een
proeftijdvan
twee jaren. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen
7.1.1.
Vordering tot schadevergoeding [naam 5]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.1.2.
Vordering tot schadevergoeding [naam 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 401,22, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 151,22 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen tot schadevergoeding van beide benadeelde partijen inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot schadevergoeding van beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden, wegens het ontbreken van een onderbouwing. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de immateriële schade in de vordering tot schadevergoeding van [naam 3] af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, wegens gebrek aan onderbouwing.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1.
Vordering tot schadevergoeding [naam 5] .
Toewijzing vordering
De vordering, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal de vordering toewijzen voor een bedrag van € 1.100,00 bestaande uit materiële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 20 augustus 2024, omdat vast is komen te staan dat de betreffende kosten op die datum zijn gemaakt.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.100,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 augustus 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 5] .
7.4.2.
Vordering tot schadevergoeding [naam 3]
Toewijzing vordering
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade toewijzen, ter hoogte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 401,22 bestaande uit € 151,22 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 19 augustus 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 401,22 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 augustus 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 3] .

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 10 december 2024 gevorderd dat de bij parketnummer 09/266989-22 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 20 januari 2023 voorwaardelijke opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf van vijf weken, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de proeftijd te verlengen en meer subsidiair is verzocht om de gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 10 december 2024 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 20 januari 2023, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Anders dan de verdediging heeft bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding om de proeftijd te verlengen of de gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf. De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van het (resterende) voorwaardelijk gedeelte van de bij voormeld vonnis aan de verdachte opgelegde straf, te weten vijf weken gevangenisstraf.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen: 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (VIJFTIEN) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
5 (VIJF) maanden,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
vordering tot schadevergoeding [naam 5]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 5] toe tot een bedrag van € 1.100,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 20 augustus 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 5] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
maatregel van schadevergoeding
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.100,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 augustus 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam 5] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 21 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
vordering tot schadevergoeding [naam 3]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 3] toe tot een bedrag van € 401,22 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 augustus 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 3] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
maatregel van schadevergoeding
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 401,22 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 augustus 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam 3] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 8 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
vordering tot tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter d.d. 20 januari 2023, gewezen onder parketnummer 09-266989-22, te weten
een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Essen voorzitter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
mr. L.J. van den Herik, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.A. Duijm, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 februari 2025.
Bijlage I
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met zaaksregistratienummer PL1500-2024277781, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 434).
Feit 1

1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 19 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 19-20):

Op 19 augustus 2024 bevond ik mij in mijn woning aan de [adres 2] te [woonplaats 2] . Ik werd omstreeks 11.15 uur gebeld. Ik hoorde dat de man aan de andere kant van de lijn zich voorstelde als een medewerker van de ING bank te Gouda. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat er de laatste tijd bij mij in de omgeving veel fraude werd gepleegd en dat ook ik kans maakte om bestolen te worden. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat ik dit kon voorkomen door mijn betaalpas in een envelop te stoppen, met hierbij de pincode van de betaalpas. Hij gaf aan dat er in de loop van de dag een medewerker van de ING langs zou komen, om de pas op te halen. Ik hoorde dat de man aan mij vroeg of ik ook nog een bankpas had van de Rabobank. Ik vertelde de man dat dit inderdaad het geval was. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat ik ook deze bankpas op eenzelfde manier in een envelop moest stoppen, met de pincode erbij en dat deze ook zou worden opgehaald door dezelfde bankmedewerker. Nadat het telefoongesprek was afgerond, heb ik mijn ING- en Rabobank betaalpassen in een envelop gedaan, met hierbij de pincodes.
Vandaag omstreeks 12.05 uur bevond ik mij in mijn woning, toen ik de bel hoorde gaan. Ik opende de voordeur van de woning, toen ik een man zag staan die er als volgt uit zag: Man van circa 25 a 30 jaar oud; Donker getinte huidskleur; Fors postuur; Circa 165 a 170 centimeter lang; Korte, zwarte krulletjes; Bol gezicht. Ik pakte hierop de envelop en gaf deze aan de man.
Ik hoorde van mijn dochters dat er geld van mijn rekeningen was gehaald.
- 12:18 uur: Twee euro vanaf de ING pinpas - Tabakshop [adres 3] Waddinxveen;
- 12:19 uur: Twaalf euro en vijftig cent vanaf de Rabobank pinpas - Tabakshop [adres 3] Waddinxveen;
- 12:30 uur: Vierhonderdenzeventig euro vanaf de ING pinpas - Geldmaat [adres 4] Waddinxveen.

2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 30):

Fragment 1
Op donderdag 22 augustus 2024 was ik, verbalisant [naam 6] , belast met het uitkijken van de camerabeelden die zijn aangeleverd door een bewoner aan de [straat] .
Ambtshalve weet ik dat het gaat om de beelden op 19 augustus 2024. Ik zie dat de beelden beginnen om 11:54 uur. Vanaf de rotonde op de Beijerincklaan te Waddinxveen komt een auto aangereden. Deze rijdt over de Sterrenlaan de woonwijk in. Als de auto vlakbij de camera is, is te zien dat het gaat om een zwarte auto. Ambsthalve herken ik de auto als een Volkswagen Golf of Polo van een recent bouwjaar.
Fragment 2
Ambtshalve weet ik dat het gaat om de beelden op 19 augustus 2024. Ik zie dat de
beelden beginnen om 12:08 uur. Ik zie vanuit rechts in beeld een auto in beeld verschijnen. Ik herken deze auto als een zelfde soort type auto als die in fragment 1 is beschreven. Ik zie dat de auto over de Sterrenlaan richting de Beijerincklaan rijdt.

3. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 20 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 66-67):

Op 20 augustus 2024, omstreeks 12.30 uur bevond ik mij in mijn woning aan het [adres 5] te [woonplaats 3] . Ik nam de telefoon op en hoorde dat een man zich voorstelde als een medewerker van de ING-bank. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat er driehonderd euro was gepind vanaf mijn rekening in het winkelcentrum te Moordrecht. Ik hoorde dat de man mij het advies gaf om mijn beide pinpassen en contant geld in een envelop te stoppen. Ik kreeg van hem een code, om deze op de envelop te schrijven. Ik deed beide pinpassen, samen met de zeshonderd euro aan contanten, in coupures ter waarde van vijftig euro in de envelop en schreef de gegeven code op de envelop. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat een collega van hem spoedig de envelop op zou komen halen.
Op diezelfde dag, datum, omstreeks 13.15 uur ging de bel beneden. Ik nam de hoorn op en hoorde dat een man zich voorstelde als medewerker van de ING. Ik opende de deur en zag hier een man staan. Ik hoorde dat de man mij de gegeven code opnoemde. Ik droeg hierop de envelop, inclusief beide pinpassen en contant geld aan de man over.
Ik hoorde van de medewerker van de ING-bank dat er om 13.49 uur vierhonderdentachtig euro was afgeschreven/gepind van mijn ING-rekening, bij de Geldmaat aan [adres 6] te Moordrecht. Ik hoorde van de medewerker van de Rabobank dat er om 13.45 uur vijfhonderd euro was afgeschreven/gepind, bij de Geldmaat gelegen aan [adres 6] te Moordrecht. In totaal ben ik dus bestolen van 1580 euro.

4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt 19 september 2024, voor zover inhoudende (p. 102):

Ik, verbalisant [naam 6] , verklaar het volgende:
Inzake dit onderzoek zijn er camerabeelden gevorderd bij het bedrijf 'Handen en
Voeten' gelegen aan de [adres 7] te Moordrecht.
14.11
uur
Ik zie dat er een zwarte Volkswagen Polo het beeld in komt rijden vanuit de richting
van de Koningin Julianastraat te Moordrecht. Na ongeveer 20 seconden komt het voertuig weer in beeld. Het voertuig is nu gedraaid en rijdt terug in de richting van de Koningin Julianstraat.
5. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 22 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 69):
Op woensdag 21 augustus 2024 bevond ik, verbalisant [naam 6] , mij in de Primera aan [adres 6] te Moordrecht voor het ophalen van camerabeelden.
Ik hoorde een medewerker van de Primera te Moordrecht, te weten [getuige] , daar het volgende verklaren: 'Gister was er iemand in de winkel die cadeau kaarten probeerde te kopen. Ik zou hem als volgt omschrijven: - niet al te groot, tegen het kleine aan; - getinte huidskleur; - pet van een duur merk; - bril met gespiegelde glazen, gouden randje om de bril; - zwarte jas met een wit logo op de borst; - dure schoenen; - 20 a 25 jaar oud. Toen hij betaalde lukte dat niet. Omdat ik een naar gevoel had bij de man heb ik gekeken waar hij heen ging. Ik ben hem gevolgd. Daar stapte hij in een auto en reed weg. Het is een kleine zwarte auto. Ik heb een deel van het kenteken kunnen lezen [kenteken 1] .
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt 21 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 71):
Ik hoorde van een getuige een deel van een kenteken waar de verdachte in is weggereden. Het kenteken betreft [kenteken 1] . Ik zocht in de TROI applicatie 'RDW search' op dit kenteken. De getuige had het over een kleine zwarte auto.
De auto betreft een Volkswagen Polo. Dit betreft een relatief kleine auto. Ik zag dat het kenteken van deze auto: [kenteken 1] .
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt 13 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 112-113):
Op 21 augustus 2024 hoorde ik over de ether de volgende melding van het OC: ANPR hit op het voertuig met kenteken: [kenteken 1] ter zake bankpasfraude. Het betrof een Volkswagen polo. Bij het stil houden van het voertuig zag ik dat er drie inzittenden in het voertuig aanwezig waren
- [verdachte] Geboren [geboortedag] 2001 (23) te [geboorteplaats] , Bestuurder
- [naam 7] ) Bijrijder en eigenaar voertuig
- [naam 8] passagier achter bestuurder
Ik kan [verdachte] als volgt omschrijven: Donkere huidskleur; Donker kroeskrullen; Donkere baard; GEEN snor; Groen trainingspak van New Balance; grijze sneakers.
Ze vonden diverse lege enveloppen deels met venster en deels zonder venster. Deze enveloppen waren leeg en waren niet bedrukt of beschreven.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt 10 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 125):
Na onderzoek bleek dat de verdachte in een zwarte Volkswagen Polo is gestapt met kenteken [kenteken 1] . Ik vorderde de historische ANPR gegevens van dit voertuig in de periode van 17 augustus 2024 00:00 uur tot en met 21 augustus 2024 23:59 uur.
19 augustus 202410:54 uur Al6 Links secundair 20.1 Brienenoordbrug
10:59 uur A20 zuid afrit 16
11: 46 uur A20 rechts 43.9 Zuidplas
12:00 uur babbeltruc Meteorenweg Waddinxveen
13:21 uur A4 links 15.3
16:06 uur 06 Noordsingel x Weigelia
16.35 uur babbeltruc Voorschoten
17:17 uur Al3 rechts 12.0 Delft
17:25 uur 07 Stadhoudersweg x Van Aerssenlaan
17:33 uur 07 Maas tunnel Noord naar Zuid
20:10 uur 07 Spijk.brug richting Spijkenisse
20 augustus 202413:20 uur A16 Links secundair 20.1 Brienenoordbrug
13:49 uur Babbeltruc Westeinde Moordrecht
14:41 uur 07 Willemsbrug NZ
14:57 uur 07 Maastunnel NZ
15:51 uur 07 Erasmusbrug NZ
18:20 uur Al6 rechts 44.3 Moerdijkbrug
18:35 uur 08 Leemstraat richting Boerkensleen (Roosendaal)
18:37 uur 08 Leemstraat richting Rijksweg Noord (Roosendaal)
19:15 en 20:45 uur Babbeltruc Fijnaart
20:16 uur Al6 links 44.3 Moerdijkbrug
Op beide dagen zie ik een reisbeweging vanuit de regio Rotterdam richting de plaatsen-delict en een beweging terug naar de regio Rotterdam. Dit komt overeen met de woonplaats van de tenaamgestelde van het betrokken voertuig.
9. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 9] namens [naam 3] , opgemaakt op 22 augustus 2024 (p. 181-184):
Plaats delict: Voorschoten
19-08-2024, 16.00 uur. Er werd rond 16 uur aan de voordeur aangebeld en mijn moeder deed open en stond er een keurige heer die zich voorstelde als medewerker van de Rabobank. Deze vertelde vervolgens dat er problemen waren bij de plaatselijke Jumbo, dat er op dit moment rare dingen daar gebeuren en waarschijnlijk Roemenen dat doen en dat er geprobeerd was voor 300,- boodschappen te doen. Dit was op te lossen maar dan hadden ze de pinpas nodig. Er zou zo een medewerker van Post nl komen. Deze kwam vrij snel, hij zei vervolgens dat hij de medewerker van Post nl was en de pinpas kwam ophalen met de daarbij nodige pincode. Deze heeft mijn moeder afgegeven.
Om 16.35 uur is er bij de Jumbo voor 151,22 euro gepind, inmiddels bekend dat het om een cadeaubon van de Coolblue ging, 4 minuten later is er geprobeerd bij de pinautomaat 800,00 euro te pinnen, wat niet is gelukt.
Wat is het signalement van de koerier(s)?
2e donkere huidskleur, fors, brede lach
10. Het proces-verbaal van aangifte [naam 10] namens [naam 4] , opgemaakt op 28 augustus 2024 (p. 215-216):
Plaats delict: Fijnaart, binnen de gemeente Moerdijk
Op 20 augustus 2024 omstreeks 20:30 uur ben ik gebeld door mijn schoonmoeder. Zij vertelde dat zij rond 19:30 uur was gebeld door een man die aangaf werkzaam te zijn voor de politie Roosendaal. Deze man gaf aan dat er een verdachte pintransactie van 300,00 euro bij de Rabobank was opgevallen. Om de daders van deze transactie te kunnen achterhalen zou de ICT van de politie met de bankpas en tablet van mijn schoonmoeder de daders kunnen traceren. De man had mijn moeder er enkele minuten eerder er van kunnen overtuigen om de bankpas en tablet af te geven aan een DHL koerier. Deze DHL koerier was aan de deur gekomen en zou een code moeten hebben waarmee hij zou kunnen bewijzen dat hij voor de politie werkte. Net voor 20:30 uur is daar een man in de hal van haar woning geweest om haar Rabobankpas en tablet op te halen. Deze man was in een volledig rood en geelkleurig DHL uniform gekleed en had een apparaat bij waarop de code daadwerkelijk zichtbaar was. Het overige signalement van deze man betreft:- Negroide man, vol postuur, circa 170 cm lang.
Mijn schoonmoeder heeft toen in goed vertrouwen haar eigendommen meegegeven. Er is geen geld van haar Rabobankrekening verdwenen, gelukkig is alles tijdig geblokkeerd. De Apple iPad had een nieuwwaarde van 394,67 euro.
11. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 5] , opgemaakt op 20 augustus 2024 (p. 243-245):
Op 20 augustus 2024, omstreeks 11.14 uur, werd ik op mijn mobiele telefoon gebeld. Er werd gevraagd of het klopte dat er 300 euro van mijn bankrekening was afgeschreven. De persoon aan de andere lijn deed zich voor als iemand van de bank. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat mijn pinpas en bankrekening was geblokkeerd en dat ik een nieuwe moest aanvragen. Ik hoorde van de zogenaamde bank dat er iemand bij mij thuis zou komen om de pas om te halen. De man van de zogenaamde Rabobank vertelde dat de man die aan mijn deur zou komen met code 3014DA.
Op 20 augustus 2024, tussen 11.14 uur en 12.00 uur, kwam er iemand aan mijn voordeur gelegen aan de [adres 8] [woonplaats 4] . Ik deed de voordeur open. Ik zag een persoon die ik als volgt kan omschrijven:- man, - ongeveer 1,60 meter lang, - donker getint, - gezet postuur, - donkere pet met een kleine klep, - donkerblauwe jas met een lichtblauw kleine streep die verticaal liep, - donkerblauw of zwarte broek, - middelhoge schoenen. Ik hoorde dat de man aan de voordeur de code 3014DA vertelde tegen mij. Ik overhandigde de man de envelop met mijn bankpas erin.
De Rabobank wist mij te vertellen dat er op dinsdag 20 augustus 2024 twee keer grootschalig is gepind. Te weten één keer 200 euro en één keer 900 euro. Albert Heijn in [adres 9] Oud-Beijerland bij de Geldmaat is gepind en bij de Primera in het [adres 9] Oud-Beijerland is gepind.
12. Het geschrift, te weten een bankafschrift van [naam 5] , voor zover inhoudende (p. 247):
Primera [naam 11] -€900,00 AF
Verwerkingsdatum: 20 augustus 2024, 12:16
13. Het geschrift, te weten een bankafschrift van [naam 5] , voor zover inhoudende (p. 248):
Geldmaat [adres 9] 1 -€200,00 AF
Verwerkingsdatum: 20 augustus 2024, 12:10
14. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 423-425):
Ik, verbalisant [naam 6] , verklaar het volgende:
Ik ontving van collega [naam 12] de geanalyseerde data van het telefoonnummer
+ [telefoonnummer] . Met dit telefoonnummer zijn de slachtoffers in Waddinxveen en
Moordrecht gebeld.
Op 19 augustus 2024 om 11:34 uur wordt er gebeld naar de aangever van de zaak in
Waddinxveen. Om 15.29 uur wordt het slachtoffer in de zaak Voorschoten
gebeld. Ik zie vervolgens dat de telefoon richting de woning van het slachtoffer
beweegt.
20 augustus
Om 09:30 uur straalt de telefoon voor het eerst op deze dag een zendmast aan aan de
Zomerakker te Spijkenisse. De laatste ANPR-hit die het voertuig op 19 augustus
maakt is op de Spijkenisserbrug richting Spijkenisse. Het voertuig wat gebruikt
wordt bij de babbeltrucs staat op naam van [naam 7] , hij woont in [woonplaats 5] .
De mast die de telefoon aanstraalt is op 556 meter bij de woning van [naam 7] vandaan.
Om 11.14 uur wordt er gebeld naar [naam 5] . Hij heeft aangifte gedaan van
oplichting. De eerstvolgende zendmast waar verbinding mee wordt gemaakt is aan
de W. van Vlietstraat te Oud-Beijerland. Deze zendmast is 500 meter van de woning
van het slachtoffer vandaan en staat bij het winkelcentrum waar gepind is door de
verdachte. Daarna zie ik dat de telefoon zich verplaats naar Barendrecht. Terwijl hij
hier is, wordt [naam 2] gebeld. Hij is het slachtoffer uit Moordrecht.
Daarna zie ik dat de telefoon om 13:43 uur een zendmast aan de Boerderijlaan in
Moordrecht aanstraalt. Deze zendmast is 300 meter van de locatie vandaan waar om
13.45
uur wordt gepind met de pinpas van het slachtoffer.
Ik zie dat om 19:12 uur wordt gebeld met [naam 10] in [woonplaats 6] . Zij is
Het slachtoffer geworden van oplichting. De mast die aangestraalt wordt is aan de
Appelaarsedijk te Fijnaart. Deze zendmast is 671 meter van de woning van het
slachtoffer vandaan.
15. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 15 november 2024, voor zover inhoudende (p. 453);
V: Zaak 1 Waddinxveen, beken je daar met de gestolen bankpas gepind te hebben?
A: Ja, dat klopt.
V: Zaak 2 Moordrecht, beken je daar met de gestolen bankpas gepind te hebben?
A: De verdachte knikte ja.
V: Zaak 3 Voorschoten, beken je daar met de gestolen bankpas gepind te hebben?
A: Daar heb ik ook gepind ja.
V: Zaak 4 Fijnaart, beken je daar met de gestolen bankpas gepind te hebben?
A: Ook gepind
V: Zaak 5 Oud Beijerland, beken je daar met de gestolen bankpas gepind te hebben?
A: De verdachte knikte ja.
Feit 2
De rechtbank zal voor feit 2 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de hiervoor genoemde bewijsmiddelen: 1, 3, 9, 11 en 15.