3.4.1.Inleiding – de kern van de zaak
De verdenking tegen de verdachte is hoofdzakelijk gestoeld op de aangiften uit 2024 van [aangever 1] (hierna: [aangever 1] ) en [aangever 2] (hierna: [aangever 2] ). Zij zijn inmiddels volwassen, maar kwamen in de tenlastegelegde periode als kind veelvuldig bij de verdachte over de vloer. [aangever 1] was twaalf en miste een vaderfiguur. [aangever 2] was elf en had een belaste jeugd. De verdachte was lange tijd een soort mentor voor hen. Bij [aangever 1] was dat eerst binnen een ‘maatjesproject’ en later maakten ze hun eigen afspraken. [aangever 2] woonde eigenlijk bij een pleeggezin in de buurt, maar kwam vaak bij de verdachte langs. De verdachte deed onder andere leuke dingen met hen en ze logeerden ook wel bij de verdachte thuis (een en ander apart van elkaar). De aangevers hebben ieder voor zich verklaard dat tussen hen en de verdachte seksuele handelingen zoals tenlastegelegd hebben plaatsgevonden. De verdachte ontkent dit stellig.
Gevraagd naar een verklaring voor het feit dat [aangever 1] en [aangever 2] hem – volgens verdachte valselijk – van seksueel contact met hen beschuldigen, heeft de verdachte geantwoord dat [aangever 1] gekrenkt is geraakt door het feit dat de verdachte in april 2015 de omgang met hem had beëindigd, omdat hij volgens de verdachte structureel oneerlijk was en afspraken niet nakwam. Kennelijk wil [aangever 1] zichzelf nu financieel verrijken met een schadevergoeding. [aangever 2] is nog altijd woest dat de verdachte hem in 2022 de deur heeft gewezen, hetgeen het begin vormde van [aangever 2] ’s “zwerversbestaan”. En ook hij is op geld uit. [aangever 1] heeft [aangever 2] kennelijk zover gekregen – in verdachtes woorden:
gerekruteerd– om ook een valse aangifte te doen.
De verdachte heeft in zijn leven regelmatig relaties gehad met mannen waarin SM een belangrijke rol speelde. Daarbinnen was sprake van machtsspellen met seksuele opdrachten. Rond 2010 kreeg de verdachte zo’n soort relatie met ‘ [naam 1] ’. Een voormalig ‘maatje’ van de verdachte, [naam 2] (hierna: [naam 2] ), werd vanaf 2011, en dus in de ten laste gelegde periode, bij deze relatie betrokken. Hij heeft verklaard dat hij hielp met het uitvoeren van seksopdrachten. Hij moest de verdachte dan bijvoorbeeld martelen, op zijn ballen slaan, spanken, met een wieltje met puntjes over zijn lichaam gaan of een dildo in zijn anus stoppen. Bij deze ‘opdrachten’ werden ook filmopnames gemaakt voor [naam 1] , die op afstand (digitaal) meekeek. De verdachte heeft het bestaan van deze driehoeksrelatie bevestigd.
De verdachte stelt dat [aangever 1] ooit een gezipte map met foto’s en filmpjes van die seksuele activiteiten heeft gezien. Verder heeft hij hem later ook over die SM-relatie verteld. [aangever 1] heeft zichzelf bij zijn aangifte in de rol van [naam 2] geplaatst. [aangever 2] heeft geen beeldmateriaal gezien, maar de verdachte heeft hem ooit wel iets over [naam 1] en [naam 2] verteld en [naam 2] heeft het hier ook met hem over gehad. [aangever 1] en [aangever 2] hebben volgens de verdachte ook onderling overlegd. Daarom is het niet gek dat hij dezelfde soort dingen verklaart als [aangever 1] .
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de verdachte een uitgebreide schriftelijke verklaring opgesteld, waarin op inconsistenties en tegenstrijdigheden in de (belastende) verklaringen wordt gewezen, en heeft hij stukken ter weerlegging van de verklaringen overgelegd. Daarin heeft hij tenslotte ook aangevoerd dat [aangever 1] op 22 maart 2024 – dat is ongeveer twee weken voordat hij voor het eerst met de politie ging praten – heeft geprobeerd hem af te persen c.q. chanteren. De verdachte kreeg naar eigen zeggen een Snapchat-bericht van iemand die zich voordeed als “vriend van [aangever 1] ”, maar in feite [aangever 1] moet zijn geweest. Hij wilde dat de verdachte hem € 1.500,- per maand zou betalen. Deed de verdachte dat niet, dan zou [aangever 1] het verhaal over [naam 1] , [naam 2] en de verdachte gaan vertellen, waarbij hij [naam 2] met zichzelf zou verwisselen. De verdachte heeft een filmopname van deze chat gemaakt en deze ook aan de rechtbank doorgestuurd.
De rechtbank zal het alternatieve scenario van de verdachte verderop in dit vonnis verwerpen.
3.4.2.Juridisch kader
Seksuele misdrijven kenmerken zich doordat deze doorgaans betrekking hebben op situaties die zich tussen twee personen, buiten het zicht van anderen, hebben afgespeeld. Daardoor gaat het in de kern vaak om het woord van de aangever tegen dat van de verdachte. Dat geldt ook voor deze zaak: de belastende verklaringen van [aangever 1] en [aangever 2] staan tegenover de ontkennende verklaring van de verdachte. Hoewel in de verklaringen van de aangevers aan bod komt dat ook anderen van het seksuele contact op de hoogte waren, zijn er geen getuigen wier verklaringen duidelijk steun kunnen bieden aan de verklaring van hetzij de aangever(s), hetzij van de verdachte.
Steunbewijs
Het is de rechter, op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), niet toegestaan om het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, uitsluitend te baseren op de verklaring van één persoon. De rechter mag daarom niet tot een bewezenverklaring komen als de door de aangever genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende door ander bewijs worden ondersteund. Onderdelen van het ten laste gelegde feit kunnen echter wel op grond van de enkele verklaring van de aangever worden bewezen, indien zijn verklaring op specifieke punten door de inhoud van ander bewijsmateriaal wordt bevestigd. Dit zogeheten steunbewijs moet dan wel afkomstig zijn uit een andere bron en een voldoende duidelijk verband houden met de verklaring van de aangever.
Uit het dossier en uit hetgeen ter terechtzitting is besproken, moet de strafrechter dan bovendien de overtuiging hebben gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Steunbewijs in de vorm van schakelbewijs
Steunbewijs zoals hiervoor aangeduid kan onder omstandigheden worden gevonden in zogenaamd schakelbewijs. Het gaat hierbij om een bewijsconstructie waarbij het bewijs voor het ene feit – zoals de verklaring van het slachtoffer van dat feit – als steunbewijs voor een ander feit kan dienen. Voor de bewijsvoering wordt dan dus mede doorslaggevend geacht dat de verdachte bij een vergelijkbaar feit betrokken is geweest. Dit kan alleen als de manier waarop de feiten zijn begaan – de modus operandi – op essentiële onderdelen overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont.
Betrouwbaarheid
In zijn algemeenheid moet zorgvuldig en behoedzaam worden omgegaan met verklaringen van getuigen en (vermeende) slachtoffers in strafzaken. In een zaak als deze, waarin de verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent, er geen directe getuigen zijn van de verweten seksuele gedragingen en deze gedragingen zich (ruim) tien jaar geleden zouden hebben afgespeeld, geldt dat des te meer. De rechtbank zal dan ook eerst de betrouwbaarheid van de belastende verklaringen van [aangever 1] en [aangever 2] toetsen, door deze te beoordelen op (onder meer) consistentie, volledigheid, accuraatheid en authenticiteit. Daarbij zal de rechtbank ook aandacht besteden aan de door de verdediging gestelde inconsistenties. Het enkele feit dat verklaringen op punten van elkaar verschillen of dat daarin tegenstrijdigheden voorkomen, maakt die verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar ten aanzien van de onderdelen die relevant zijn voor de beoordeling van het aan de verdachte gemaakte verwijt. Zo’n verschil kan namelijk te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, al dan niet veroorzaakt door tijdsverloop of door emoties die zijn ontstaan naar aanleiding van het delict. Het gaat om de totale indruk van de verklaringen van de aangever en de wijze waarop deze verklaringen zijn afgelegd.
De vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van het slachtoffer moet worden onderscheiden van de vraag of de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is. Dit neemt niet weg dat het steunbewijs kan dienen als controlemiddel voor de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer.
3.4.3.Het oordeel van de rechtbank
Verklaringen [aangever 1]
De rechtbank is van oordeel dat [aangever 1] gedetailleerd en consistent heeft verklaard. [aangever 1] heeft op 2 april en 23 april 2024 verklaringen bij de politie afgelegd, die op hoofdlijnen met elkaar overeenkomen. [aangever 1] heeft daarin onder andere benoemd dat hij regelmatig bij de verdachte in [plaats] bleef logeren. Na een paar maanden moest [aangever 1] de verdachte aftrekken. Dit speelde ongeveer twee jaar, tot halverwege 2013. Op enig moment escaleerde het en kreeg alles een meer excentriek karakter, doordat er ook objecten moesten worden gebruikt. De verdachte liet [aangever 1] een tas zien met seksspeeltjes, touw, dildo’s en andere voorwerpen. Hij wilde dat [aangever 1] daarmee ook seksuele handelingen bij de verdachte ging uitvoeren. [aangever 1] moest bijvoorbeeld met voorwerpen de verdachte vastbinden en hem daarna aftrekken of met een dildo anaal penetreren. Ook was er een soort ‘pizzasnijder’ waarmee [aangever 1] over verdachtes huid heen moest gaan. Dit had te maken met een spel tussen de verdachte en [naam 1] : die gaf seksopdrachten. Dat vertelde de verdachte [aangever 1] ook. De uitvoering van deze opdrachten moest ook door [aangever 1] worden vastgelegd op beeld met de telefoon van de verdachte, als bewijs voor [naam 1] . Dit heeft volgens [aangever 1] nog een jaar of minder geduurd. Het meest is de volgende opdracht [aangever 1] bijgebleven: hij moest de verdachte vastbinden aan het hoofd en de poten van zijn bed, zodat hij gespreid erop lag. Toen wilde [naam 1] dat [aangever 1] een rode peper openbrak en over de penis van de verdachte smeerde. De verdachte ging daar niet goed op en [aangever 1] moest de touwen losmaken, zodat hij kon douchen. [aangever 1] weet dat nog best wel goed.
Verklaringen [aangever 2]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft ook [aangever 2] gedetailleerd en consistent verklaard. [aangever 2] heeft op vier momenten verklaringen afgelegd. Op 8 juni 2024 heeft de politie hem gebeld. Op 6 juli 2024 heeft hij aangifte gedaan en op 16 augustus 2024 en 8 mei 2025 heeft hij aanvullende verklaringen afgelegd. In deze verklaringen heeft [aangever 2] op hoofdlijnen steeds hetzelfde verklaard en heeft hij gaandeweg steeds meer details gegeven over het gebeurde.
Op 8 juni 2024 zegt [aangever 2] meteen nadat de verbalisant heeft verteld dat er een onderzoek naar de verdachte loopt, maar zonder daarbij de verdenking te hebben genoemd: “die vieze pedofiel, hij heeft zo veel rare shit gedaan. En die vieze vriend van hem, [naam 1] .” De verdachte had volgens [aangever 2] een kist met handboeien en hij had dan allemaal plannetjes met die vriend. Dan had [verdachte] een spelletje verloren en dan moest [aangever 2] van [naam 1] een dildo in de kont van de verdachte stoppen.
In zijn aangifte van 6 juli 2024 zegt [aangever 2] dat hij elf was. Het begon met [naam 1] . Van verdachte zouden foto’s worden doorgestuurd als hij niet [naam 1] opdrachten uitvoerde. [aangever 2] moest een dildo in verdachtes kont duwen en dan kreeg hij daar geld voor. [aangever 2] moest van alles bij de verdachte doen. De verdachte hield ervan gemarteld te worden. De verdachte had een kast met een slot met allemaal martelspullen erin, handboeien en zo, dingen met naalden die hij over verdachtes lichaam moest rollen. [aangever 2] moest hem vastbinden. Als hij het niet deed, zou [naam 1] de naaktfoto’s van [verdachte] doorsturen. Hij moest ook aan verdachtes pik trekken.
Op 16 augustus 2024 verklaart [aangever 2] dat hij via KIK-messenger in contact was gekomen met [naam 1] . Die had de verdachte helemaal onder de duim en chanteerde hem. [aangever 2] moest de verdachte vastbinden op bed, een dildo in zijn kont duwen en aftrekken en met een rollertje met staafjes en puntjes over zijn buik gaan. Er stond een camera op een paal. Hij had contact met [naam 1] via KIK.
Op 8 mei 2025 zegt [aangever 2] wederom dat hij elf was toen er voor het eerst seksuele handelingen plaatsvonden, de laatste keer was toen hij veertien was. Hij verklaart nu specifieker over hoe [naam 1] hem zo ver had gekregen dat hij seksuele opdrachten ging uitvoeren en hoe het “spel” met de verdachte werkte. Verdachte moest een bepaalde opdracht van [naam 1] uitvoeren. [aangever 2] kreeg die opdracht via een bericht van [naam 1] en moest de camera aanzetten. Deed [aangever 2] het niet, dan zou een naakt- of bondagefoto worden doorgestuurd naar een van verdachtes medewerkers. De verdachte liet het allemaal toe. Soms wilde [aangever 2] niet, maar dan zei de verdachte: “kom op”. Hij wilde niet dat zijn bedrijf eraan ging. [aangever 2] verklaart ook op 8 mei 2025 weer dat hij de verdachte moest vastbinden en aftrekken of met een rond dingetje met spijkers eraan over hem heen moest rollen. De seksspullen lagen in een kast met een slot in de tussenruimte/garagehal die grenst aan de schuur/VR-ruimte.
Betrouwbaarheid [aangever 1] en [aangever 2]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [aangever 1] en [aangever 2] authentiek van aard zijn en dat hun verklaringen als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Daarbij is van belang dat zij beiden consistent hebben verklaard over het gebeurde, daarover veel sprekende details hebben gegeven en ook veel informatie hebben verstrekt over de achtergrond daarvan, namelijk de SM-relatie met [naam 1] en de opdrachten die de verdachte in dat kader van hem kreeg. Dat van die relatie sprake was, heeft de verdachte zelf bevestigd. [aangever 1] en [aangever 2] hebben verder – op verschillende momenten en onafhankelijk van elkaar – verklaringen afgelegd die ten aanzien van de ‘modus operandi’ op essentiële onderdelen overeenkomen en kenmerkende gelijkenissen vertonen. Dat gegeven vergroot de betrouwbaarheid van hun verklaringen des te meer. Specifieke voorwerpen waarover de beide aangevers hebben verklaard, zoals het werktuig dat [aangever 1] een “pizzasnijder” noemde en dat door [aangever 2] als een “ding met naalden” of “rollertje met staafjes en puntjes” werd aangeduid, zijn tenslotte daadwerkelijk bij de doorzoeking van de woning van de verdachte aangetroffen.
In de inconsistenties of tegenstrijdigheden die de verdediging ten aanzien van de verklaringen van [aangever 1] en [aangever 2] heeft belicht, ziet de rechtbank geen aanleiding om de verklaringen onbetrouwbaar te achten. Hierbij gaat het namelijk telkens om verschillen op detailniveau, waaruit naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie kan worden getrokken dat de verklaringen in hun geheel ongeloofwaardig zijn, of om tegenwerpingen van de verdachte die niet verifieerbaar zijn of niet aantonen dat hetgeen door de aangevers is verklaard niet kan kloppen.
Alternatief scenario
Tot slot schuift de rechtbank het alternatieve scenario van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde. De rechtbank gelooft om te beginnen al niet dat de door de verdachte veronderstelde boosheid van [aangever 1] over de beëindiging van de omgang met hem in 2015, voldoende reden zou vormen om de verdachte – maar liefst negen jaar later – valselijk te beschuldigen van ernstige zedenmisdrijven, met alle mogelijke gevolgen voor hem van dien.
Daartegen pleit ook de omstandigheid dat [aangever 1] al in 2019 bij zijn huisarts heeft aangegeven dat sprake was geweest van seksueel misbruik in het verleden. Daarnaast heeft een vriend van [aangever 1] verklaard dat [aangever 1] al in 2020 had besproken dat hij seksuele ervaringen met de verdachte had gehad. In het scenario van de verdachte moet het wel zo zijn dat deze uitingen onderdeel vormen van een pas vier tot vijf jaar daarna uitgevoerd plan om de verdachte valselijk te beschuldigen. De rechtbank kan dat niet geloven. [aangever 1] heeft ook duidelijk verklaard wat de directe aanleiding was voor het pas na al die jaren doen van aangifte, namelijk het feit dat de verdachte contact met hem zocht via social media. In die week had [aangever 1] een tentamen dat cruciaal was om zijn opleiding te halen. Hij kon zich door het contact met de verdachte niet meer concentreren en merkte dat hij er heel erg mee zat. Hij had al jarenlang overwogen om ermee naar de politie te gaan, maar schaamde zich. Door het contact met de verdachte en ook vanwege de verjaringstermijn dacht hij: ik moet er wat mee.
De rechtbank vindt het verder onvoorstelbaar dat [aangever 1] , door het enkele zien van een map met foto’s en filmpjes van seksuele activiteiten van de verdachte en [naam 2] en door hetgeen de verdachte [aangever 1] daarover zou hebben verteld, die gebeurtenissen met precisie zou hebben kunnen duiden, onthouden en er na vele jaren in zou slagen deze te reproduceren via een aangifte met zichzelf in een slachtofferrol. Dat geldt temeer voor [aangever 2] , die minstens even gedetailleerd heeft verklaard als [aangever 1] , maar volgens de verdachte helemaal nooit beeldmateriaal heeft gezien en alles van de verdachte en [naam 2] zou moeten hebben vernomen. Voor [aangever 2] geldt net als voor [aangever 1] dat de rechtbank niet gelooft dat zijn eventuele boosheid over het feit dat de verdachte hem op enig moment de deur wees, voldoende aanleiding zou zijn om veel later een valse aangifte te doen. De verdachte heeft zijn stelling dat [aangever 1] [aangever 2] zou hebben ‘gerekruteerd’ om een valse aangifte te doen en met hem daarover zou hebben overlegd, tenslotte op geen enkele manier onderbouwd.
De video die de verdachte heeft overgelegd, waarin een vermeende poging tot afpersing door (een vriend van) [aangever 1] via Snapchat te zien zou zijn, maakt het voorgaande niet anders, al is het maar omdat de authenticiteit van de video niet kan worden geverifieerd. Gevraagd waarom hij deze informatie pas vlak vóór de inhoudelijke behandeling van de zaak via zijn schriftelijke verklaring heeft gedeeld, na zich eerder geheel op zijn zwijgrecht te hebben beroepen, heeft de verdachte geantwoord dat hij nog steeds van [aangever 1] hield en dat hij hem niet wilde blootstellen aan het risico van strafrechtelijke vervolging. De rechtbank vindt het echter niet geloofwaardig dat de verdachte, nadat hij in april 2024 eenmaal door [aangever 1] was beschuldigd van ernstige zedenmisdrijven en als verdachte was aangemerkt, er al die tijd voor zou hebben gekozen om het belang van een leugenaar boven dat van zichzelf te stellen, terwijl hij met de video – even uitgaande van de juistheid van verdachtes scenario – tijdig zijn onschuld had kunnen aantonen, of daarnaar op zijn minst onderzoek had kunnen laten doen. Bovendien is de verdachte nu alsnog met de video gekomen, wat zijn verklaring nog minder geloofwaardig maakt.
Conclusie betrouwbaarheid
Al het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van [aangever 1] en [aangever 2] betrouwbaar en voor het bewijs bruikbaar zijn.
Steunbewijs verklaringen [aangever 1] en [aangever 2]De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er voor de verklaringen van [aangever 1] en [aangever 2] steunbewijs voorhanden is. De rechtbank ziet in het dossier meerdere bewijsmiddelen die de verklaringen van [aangever 1] en [aangever 2] ondersteunen en die uit een andere bron dan hun eigen verklaringen afkomstig zijn.
Ten aanzien van [aangever 1] zijn er de al genoemde melding bij de huisarts en de verklaring van zijn vriend [naam 3] , die heeft verklaard dat [aangever 1] in 2020 vertelde dat hij met [verdachte] seks had gehad en dat [aangever 1] toen heel zenuwachtig was.
Ten aanzien van beide aangevers geldt dat de verdachte zelf heeft bevestigd dat zijn seksleven (mede) door BDSM gekenmerkt wordt, dat een onderdeel hiervan was dat de verdachte in de tenlastegelegde periode middels opdrachten van [naam 1] aan seksueel gerelateerde martelingen werd onderworpen en dat deze ook op beeld werden vastgelegd. Verder zijn er in de woning van de verdachte seksuele attributen gevonden, die overeenkomen met de voorwerpen die [aangever 1] en [aangever 2] in hun verklaringen hebben benoemd en zijn er op de telefoon van de verdachte foto’s aangetroffen van vastgebonden, kennelijk minderjarige jongens. De rechtbank gelooft niet dat dit, zoals de verdachte heeft verklaard, slechts “thumbnails” waren die moeten worden gezien als bijvangst bij andere, normale afbeeldingen. De foto’s passen qua aard bij SM en het daarbij betrekken van minderjarige jongens, zoals tenlastegelegd. Daarom ziet de rechtbank deze als steunbewijs. Tenslotte, maar niet in het minst, zijn er nog kenmerkende gelijkenissen in de seksuele activiteiten waarover [aangever 1] en [aangever 2] hebben verklaard, waardoor de rechtbank in hun verklaringen schakelbewijs ziet dat hun verklaringen over en weer ondersteunt. Zo hebben ze beiden verklaard dat de verdachte door hen aan seksuele martelingen – zoals het vastbinden aan bed, aftrekken, anale penetratie met een dildo of pijniging door een roller met naalden – werd onderworpen, dat deze martelingen door een online contactpersoon genaamd [naam 1] werden opgedragen en dat de uitvoering van de opdrachten op beeld werd vastgelegd.
Al deze omstandigheden – in onderling verband en samenhang bezien – leiden de rechtbank tot de conclusie dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om de ten laste gelegde seksuele handelingen, voor zover deze op de door de aangevers uitgevoerde martelingen betrekking hebben, bewezen te achten. De rechtbank zal echter niet bewezen verklaren dat de verdachte [aangever 1] en [aangever 2] heeft afgetrokken. De rechtbank acht de verklaring van [aangever 1] in zoverre wel betrouwbaar en geloofwaardig, maar dit onderdeel van de tenlastelegging wordt niet (voldoende) concreet door bewijs uit een andere bron ondersteund zodat hiervoor dus onvoldoende wettig bewijs aanwezig is. [aangever 2] heeft verder zelf verklaard dat de verdachte nooit aan hem heeft gezeten.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het feit in vereniging heeft gepleegd, omdat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de online contactpersoon [naam 1] , die de seksuele opdrachten gaf die de aangevers bij de verdachte hebben moeten uitvoeren.