Op 8 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroep tegen een maatregel van bewaring opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende persoon, had op 26 december 2024 een besluit ontvangen waarin hem de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Eiser heeft ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep en heeft op 2 januari 2025 beroepsgronden ingediend. De minister heeft hierop gereageerd op 6 januari 2025, waarna de rechtbank het onderzoek op 7 januari 2025 heeft gesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring, zowel de zware als de lichte gronden, feitelijk juist zijn en voldoende zijn gemotiveerd. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring noodzakelijk is in het belang van de openbare orde, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft geen persoonlijke belangen van eiser kunnen vaststellen die de bewaring onevenredig bezwarend maken. Ook is niet gebleken dat de maatregel onrechtmatig is geweest tot het moment van het sluiten van het onderzoek.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.