ECLI:NL:RBDHA:2025:17243

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
NL25.25802 en NL25.25803
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde asielaanvraag op basis van nieuwe elementen en samenwerkingsplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 22 mei 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 3 juni 2025 als niet-ontvankelijk is afgewezen. De rechtbank heeft op 15 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser betoogt dat er nieuwe elementen zijn die zijn aanvraag onderbouwen, waaronder foto’s die zijn relaas ondersteunen. De rechtbank oordeelt echter dat de overgelegde foto’s onvoldoende zijn om als nieuwe relevante elementen te worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe bevindingen zijn die relevant zijn voor de beoordeling van het asielverzoek. Eiser heeft niet aangetoond dat de foto’s daadwerkelijk nieuw bewijs leveren en de rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de samenwerkingsverplichting niet is geschonden. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.25802 en NL25.25803
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Kersbergen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser heeft op 22 mei 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 3 juni 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als niet-ontvankelijk. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 15 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. S.A.M. Fikken (als waarnemer van de gemachtigde) van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1980. Hij heeft eerder al een asielaanvraag ingediend, maar deze is afgewezen. Bij uitspraak van 22 juli 2024 is zijn beroep tegen de afwijzing ongegrond verklaard [2] en het hoger beroep van eiser is bij uitspraak van 22 augustus 2024 ongegrond verklaard. [3] Eiser heeft nu voor een tweede keer asiel aangevraagd. Hij heeft tijdens het gehoor verklaard dat hij in de eerste procedure niet goed is bijgestaan door zijn toenmalige gemachtigde. Eiser kreeg geen contact meer met die gemachtigde en ging daardoor onvoorbereid de procedure in. Hij heeft nu nieuwe foto’s overgelegd. Hij heeft verklaard dat hij door de algemene situatie niet veilig is in Nigeria en dat hij door de moord op zijn vader gevaar loopt. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als niet-ontvankelijk, omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen zou hebben aangevoerd die relevant kunnen zijn bij de beoordeling van een opvolgende aanvraag. [4]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser betoogt dat wel degelijk sprake is van nieuwe elementen of bevindingen. Verweerder heeft in het voornemen ook erkend dat er nieuwe elementen en bevindingen zijn, maar geoordeeld dat deze niet relevant zouden zijn. Eiser heeft meerdere foto’s overgelegd die zijn relaas onderbouwen. Ten onrechte stelt verweerder zich op het standpunt dat een van de foto’s te herleiden is tot een incident in Kroatië dat losstaat van eiser. Eiser heeft foto’s overgelegd waaruit duidelijk valt op te maken dat ze niet in Kroatië zijn gemaakt. [5]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat eiser een aantal foto’s heeft overgelegd om zijn opvolgende asielaanvraag te onderbouwen. Eiser wil met deze foto’s het relaas onderbouwen dat hij in de eerdere procedure naar voren heeft gebracht. Eiser heeft verder geen andere stukken overgelegd om zijn opvolgende aanvraag te onderbouwen.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van zijn asielverzoek. De overgelegde foto’s zijn hiervoor onvoldoende. Van groot belang is allereerst dat een van de foto’s op het internet is terug te vinden bij een artikel over een incident in [plaats] , Kroatië. Verder heeft verweerder er op kunnen wijzen dat er met betrekking tot de foto’s concrete verifieerbare aanwijzingen ontbreken. Uit de foto’s valt bijvoorbeeld niet op te maken waar deze zijn genomen, wanneer deze zijn genomen en door wie en onder welke omstandigheden. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat de auto (of een van de auto’s) op de overgelegde foto’s van eisers vader is. Het enkele feit dat op een van de andere foto’s omstanders te zien zijn met een donkere huidskleur, zoals eiser opmerkt, is onvoldoende voor een ander oordeel. Gelet op het voorgaande is verweerder terecht tot de conclusie gekomen dat de overgelegde foto’s niet kunnen worden aangemerkt als nieuwe elementen of bevindingen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het asielverzoek.
4.2.
Eiser heeft tijdens de zitting tot slot nog betoogd dat verweerder de samenwerkingsverplichting heeft geschonden door tijdens het gehoor niet door te vragen over de foto’s. De rechtbank volgt eiser niet in dit betoog. Zoals verweerder tijdens de zitting terecht heeft gesteld, volgt uit het verslag van het gehoor dat aan eiser wel degelijk vragen zijn gesteld over de foto’s. Zo heeft de hoormedewerker bijvoorbeeld gevraagd hoe eiser aan deze foto’s is gekomen en waarom die niet tijdens de eerste procedure zijn ingebracht. [6] Als eiser over meer relevante informatie beschikte dan lag het op zijn weg om daarover nader te verklaren in het gehoor of daarover meer in te brengen bij de correcties en aanvullingen of zijn zienswijze. Niet is gebleken dat eiser van deze mogelijkheden gebruik heeft gemaakt.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiser niet-ontvankelijk kunnen verklaren.
5.1.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
6. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
7. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
4.Artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000.
5.Eiser heeft aanvankelijk ook aangevoerd dat er in het kader van het terugkeerbesluit ten onrechte niet is gekeken naar de algemene veiligheidssituatie in Nigeria en dat het land niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Deze beroepsgrond is echter tijdens de zitting ingetrokken.
6.Zie pagina 6 van het rapport gehoor opvolgende aanvraag.