ECLI:NL:RBDHA:2025:17242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
09/159970-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling met taakstraf voor mishandeling met bezemsteel

Op 19 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 mei 2023 in Voorburg, waar de verdachte betrokken was bij een vechtpartij met de aangever. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte met opzet zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen. De rechtbank baseerde deze beslissing op de verklaringen van getuigen en het ontbreken van bewijs dat de verdachte daadwerkelijk met een scherp voorwerp had gestoken. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan eenvoudige mishandeling, omdat hij de aangever meermalen met zijn vuisten en een bezemsteel had geslagen. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uren, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De verdachte had de mogelijkheid om de confrontatie te vermijden, maar zocht deze op, wat de rechtbank als verzwarend beschouwde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de zaak werd behandeld op tegenspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/159970-23
Datum uitspraak: 19 september 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 5 september 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Roosma en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.B. Baumgarten naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2023 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, althans een scherp voorwerp, meermalen in (de richting van) het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [aangever] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 mei 2023 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg
[aangever] heeft mishandeld, door die [aangever] meermalen met een mes, althans een
scherp/puntig voorwerp te steken en/of die [aangever] meermalen met een voorwerp en/of
zijn vuisten te slaan.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023156536, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 4 t/m 189).
1. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [aangever] , opgemaakt op 24 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 162-170):
V: U zei, hij sloeg mij, waar sloeg hij u?
A: Hij pakte mijn trui vast en sloeg mij met een gebalde hand op mijn oog.
V: Hoe ging dat verder?
A: Ik had de bezemstok in mijn hand. Ik probeerde hem bang te maken. Hij pakte de stok van mij af en sloeg mij daarmee.
2. Het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt op 24 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 125-128):
Op 24 mei 2023 werd door ons op de locatie Voorburg, binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg aangehouden als verdachte:
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Ik ben in gesprek gegaan met [verdachte] . Ik hoorde dat hij het volgende verklaarde:
Ik was in de kapsalon omdat ik spullen kwam halen. De man waarmee ik ruzie had werkt hier in kapsalon en wilde niet dat ik de spullen meenam. Hierdoor ontstond een ruzie en is er geslagen.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 82-86):
Op 25 mei 2023 deed ik onderzoek naar de ontvangen camerabeelden van de kapperszaak [bedrijfsnaam] gelegen te [plaats] .
Op 24 mei 2023 zag ik op de bewegende camerabeelden van camera 1, dat man 1 (de rechtbank begrijpt: aangever) door een andere manspersoon naar binnen geduwd werd. Deze man die verder man 1 naar binnen duwt, wordt verder man 2 (de rechtbank begrijpt: de verdachte) genoemd. Ik zag dat man 2 diverse slaande bewegingen maakte en dat man 1 ook slaande bewegingen maakte naar man 2 toe. Vervolgens zie je dat er over en weer wordt geslagen en dat er een vechtpartij tussen man 1 en man 2 ontstond. Ik zag dat man 1 een vermoedelijke bezem pakte. Ik zag dat man 2 weer uit het keukentje kwam met in zijn rechterhand een scherp voorwerp. Ik zag dat man 1 met de bezem een slaande beweging maakte naar man 2 en dat man 2 deze slaande bewegingen probeerde af te weren met zijn linkerarm. Ik zag dat man 1, vermoedelijk naar een scherp voorwerp greep en dat hij vermoedelijk in gesprek was met zijn medewerker 1. Ik zag dat man 2 op man 1 afliep. Ik zag dat man 2, man 1 via de achter in/uitgang naar buiten probeerde te werken en dat er over een weer wordt geslagen en dat man 2 stekende bewegingen naar man 1 maakte. Ik zag dat man 1 weer via de achter in/uitgang de kapperszaak betrad en dat hij in zijn rechterhand nog steeds het scherpe voorwerp vasthield en hiermee stekende bewegingen maakte naar man 2 toe en dat hij in zijn linkerhand de bezem vasthield. Ik zag dat man 2 nog steeds het scherpe voorwerp in zijn rechterhand vasthield en dat hij ook stekende bewegingen hiermee maakte. Ik zag dat man 2 de bezem die man 1 vasthield, had afgepakt en dat man 2 hiermee slaande bewegingen richting man 1 begon te maken. Ook zag ik op de bewegende camerabeelden dat man 1, ook slaande bewegingen en stekende bewegingen maakte naar man 2 toe. Verder zag ik dat er over en weer slaande en stekende bewegingen gemaakt werden naar elkaar toe.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht, evenals de verdediging, op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van de aangever en de verdachte vast dat tussen hen een vechtpartij heeft plaatsgevonden en dat de aangever daarbij verwondingen heeft opgelopen. Dat deze verwondingen zijn ontstaan doordat de verdachte met een mes in (de richting van) het hoofd heeft gestoken, kan de rechtbank niet vaststellen. De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat de verdachte twee botermessen uit de la van de keuken pakte en dat het lemmet van deze botermessen niet scherp was. De getuige [getuige 2] heeft eveneens verklaard dat hij zag dat de verdachte een botermes in zijn hand had, het geen scherp, maar een rond afgewerkt mes was en dat de verdachte hier mee dreigde, maar verder niet veel met het mes deed. Het dossier bevat geen proces-verbaal waaruit blijkt om wat voor soort mes het precies is gegaan. Niet uit te sluiten valt dat het letsel bij de aangever, te weten onder meer verwondingen onder zijn linkeroog en links van zijn linker wenkbrauw, is ontstaan door het slaan met de vuisten van de verdachte of door het slaan met de bezemsteel door de verdachte.
Onder deze omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat sprake was van een, door de verdachte bewust aanvaarde, aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Daarmee kan de primair ten laste gelegde poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet worden bewezen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde, de eenvoudige mishandeling, wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte aangever met zijn vuisten en met de bezemsteel heeft geslagen, wat de verdachte ook niet ontkent.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 24 mei 2023 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg [aangever] heeft mishandeld, door die [aangever] meermalen met een voorwerp en zijn vuisten te slaan.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een taakstraf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. De mishandeling heeft op klaarlichte dag plaatsgevonden in en buiten een kapperszaak, waar veel mensen getuigen van zijn geweest, onder wie minderjarige stagiaires. De verdachte heeft meerdere malen de mogelijkheid gehad om van de situatie weg te lopen, maar in plaats daarvan heeft hij steeds de confrontatie met de aangever opgezocht en heeft hierbij ook gebruik gemaakt van een botermes en een bezem. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 3 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt voor mishandeling een geldboete van € 750,- vermeld en voor mishandeling met gebruik van een slagwapen een taakstraf van 120 uren. De rechtbank stelt het gebruik van een bezemsteel niet gelijk aan het gebruik van een slagwapen, waarbij immers meer moet worden gedacht aan een knuppel, maar stelt wel vast dat in dit geval geen sprake van enkel het gebruik van blote handen. Zij acht een geldboete daarom in dit geval niet passend.
Alles afwegende, acht de rechtbank een taakstraf van 60 uren passend en geboden, met aftrek van de tijd (twee dagen) in voorarrest doorgebracht. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 300 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
mishandeling;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
60 (ZESTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
30 (DERTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, te weten twee dagen, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.A.B. Mentink, voorzitter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
mr. F. Bouman, rechter,
in tegenwoordigheid van V. Grampon, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2025.