ECLI:NL:RBDHA:2025:17181

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
C/09/657697 / FA RK 23-8776
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van het recht op omgang tussen vader en kinderen wegens onvoldoende psychische stabiliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om de vader het recht op omgang met hun kinderen te ontzeggen. De vader had eerder omgang met de kinderen, maar deze was opgeschort in afwachting van hulpverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader geen contact heeft gehad met de jeugdbeschermer en geen hulpverlening voor zichzelf heeft ingezet. De vader, die op dat moment in Portugal verbleef, heeft aangegeven dat hij zijn psychische gesteldheid heeft verbeterd en openstaat voor begeleid contact met de kinderen. Echter, de rechtbank heeft geconcludeerd dat de omstandigheden sinds de vorige beschikking niet zijn gewijzigd en dat er nog steeds onvoldoende inzicht is in de psychische situatie van de vader. De rechtbank heeft de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming over de voorspelbaarheid van de vader als ouder gedeeld en heeft geoordeeld dat omgang met de vader op dit moment te belastend is voor de kinderen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en de vader het recht op omgang ontzegd, met de mogelijkheid om na een jaar opnieuw een verzoek in te dienen. De rechtbank benadrukt het belang van hulpverlening voor de vader en dat hij moet aantonen dat zijn herstel duurzaam is voordat contact met de kinderen kan worden hersteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-8776
Zaaknummer: C/09/657697
Datum beschikking: 18 september 2025

Omgang

Beschikking op het op 24 november 2023 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.M. van Wijk te Honselersdijk.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Procedure

Bij beschikking van 27 november 2024 van deze rechtbank is bepaald dat de in de beschikking van 26 november 2019 bepaalde omgang tussen de vader en de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats] , hierna: [de minderjarige 1] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2017 te [geboorteplaats] , hierna: [de minderjarige 2] ;
wordt opgeschort in afwachting van de hulpverlening. Daarbij is iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgang tot 1 mei 2025 pro forma aangehouden.
De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- het F9-formulier van 22 april 2025 van de advocaat van de moeder, met bijlagen;
- het e-mailbericht van 11 augustus 2025 van de vader, met bijlagen;
- het e-mailbericht van 14 augustus 2025 van de advocaat van de moeder;
- het e-mailbericht van 14 augustus 2025 van de vader;
- het e-mailbericht van 15 augustus 2025 van de vader.
Op 21 augustus 2025 is de behandeling op de zitting van deze rechtbank voortgezet. Hierbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader (verschenen via een videoverbinding);
- [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

(Gewijzigd) verzoek en verweer

De moeder verzoekt nu – na wijziging –:
- de vader het contact met de minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te ontzeggen;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vader heeft mondeling verweer gevoerd, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat in de vorige beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
De moeder heeft haar verzoek gewijzigd en verzoekt nu om de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen. Zij heeft aangegeven dat de vader geen contact heeft gehad met de jeugdbeschermer die tijdens de ondertoezichtstelling bij het gezin betrokken is geweest en ook niet met de in het vrijwillig kader betrokken hulpverlening. Het is niet gebleken dat de vader hulpverlening voor zichzelf heeft ingezet.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij wil dat het contact met de kinderen wordt hersteld. Hij verblijft nu in Portugal, maar hij zal begin september 2025 weer naar Nederland terugkeren. De vader staat, zodra hij weer in Nederland verblijft, open voor begeleid contact met de kinderen.
De rechtbank overweegt als volgt. In de vorige beschikking is overwogen dat het van belang is dat de vader behandeling krijgt en voldoende herstelt, voordat kan worden gestart met begeleide omgang. De rechtbank heeft ook overwogen dat zij op dat moment geen mogelijkheden zag om het contact tussen de vader en de kinderen op een voor de kinderen goede en veilige manier te laten plaatsvinden, omdat er onvoldoende inzicht in de psychische situatie van de vader was. De rechtbank constateert dat de omstandigheden sinds de vorige beschikking niet zijn gewijzigd. De vader verbleef ten tijde van de mondelinge behandeling in Portugal, waar hij stelt onder behandeling te zijn. Op de zitting heeft de vader aangegeven dat zijn psychische gesteldheid nu verbeterd is en het contact met de kinderen daarom kan worden hersteld.
Op de zitting heeft de Raad aangegeven dat hij nog steeds achter het advies staat zoals gegeven in het raadsrapport van 20 juni 2024, waarin de Raad adviseert om de vader het recht op omgang te ontzeggen. De rechtbank heeft – evenals de Raad – onverminderd zorgen over de beschikbaarheid en voorspelbaarheid van de vader als ouder van de kinderen. De vader heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij onder behandeling is en/of hulpverlening heeft. De rechtbank stelt dan ook vast dat zij nog steeds onvoldoende inzicht heeft in de psychische situatie van de vader. De rechtbank ziet dat de kinderen veel hebben meegemaakt. De kinderen hebben bijzondere (zorg)behoeftes en hebben hiervoor ook hulpverlening. Gelet hierop acht de rechtbank omgang met de vader op dit moment te belastend voor de kinderen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de omgang moet worden ontzegd op grond van artikel 1:377a, derde lid, onder d, van het Burgerlijk Wetboek, namelijk dat omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van de kinderen.
Zoals ter zitting door de rechtbank al aan ouders is toegelicht, heeft een ontzegging van het recht op omgang tussen ouder en kind blijkens vaste jurisprudentie een in tijd beperkt karakter. In ieder geval kan na een periode van een jaar, of als de omstandigheden wijzigen ook eerder, een (nieuw) verzoek tot vaststelling van de omgang worden ingediend (zie het arrest van de Hoge Raad van 27 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG5045).
De rechtbank overweegt uitdrukkelijk dat van belang is dat de vader hulpverlening voor zichzelf inschakelt en inzicht verschaft in zijn psychische situatie. Voordat het contact met de kinderen kan worden hersteld zal de vader moeten aantonen dat zijn herstel duurzaam van aard is en dat hij een voorspelbare vader voor zijn kinderen kan zijn, omdat dit in het belang van de kinderen is.
Verder merkt de rechtbank het volgende op. Op de zitting is besproken dat het wenselijk zou zijn dat de vader als eerste stap in het herstel van het contact met de kinderen kan beginnen met het sturen van een kaartje naar de kinderen. Hierbij is het van belang dat de tekst op het kaartje door de vader luchtig wordt gehouden en hij dus geen moeilijke of zware boodschappen aan de kinderen moet schrijven. De rechtbank hoopt dat de vader dit zal nakomen. Ook heeft de vader op de zitting aangegeven dat hij graag videoboodschappen aan de kinderen wil sturen. Hierover is door de Raad toegelicht dat het raadzaam is dat de vader, zodra hij weer in Nederland verblijft, in overleg met hulpverlening bespreekt of het in het belang van de kinderen is om hen videoboodschappen te sturen. De vader kan zich hiervoor onder meer wenden tot het Jeugd- en Gezinsteam in zijn woonplaats. Als de vader videoboodschappen voor de kinderen aan de moeder stuurt, ligt het ook op de weg van de moeder om met hulpverlening te bespreken of het in het belang van de kinderen is dat en op welke wijze hen de videoboodschappen worden getoond. De rechtbank acht het van belang dat hierin wordt gekeken naar de draagkracht en het tempo van de kinderen. De rechtbank hoopt dat er in de toekomst weer enige vorm van contact zal zijn tussen de vader en de kinderen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de moeder toewijzen en de vader het recht op omgang met de kinderen ontzeggen. Het meer of anders verzochte zal de rechtbank afwijzen.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 27 november 2024 –:
ontzegt de vader het recht op omgang met de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2017 te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van der Vliet, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.X.R. Yi als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 18 september 2025.