ECLI:NL:RBDHA:2025:17181
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontzegging van het recht op omgang tussen vader en kinderen wegens onvoldoende psychische stabiliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om de vader het recht op omgang met hun kinderen te ontzeggen. De vader had eerder omgang met de kinderen, maar deze was opgeschort in afwachting van hulpverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader geen contact heeft gehad met de jeugdbeschermer en geen hulpverlening voor zichzelf heeft ingezet. De vader, die op dat moment in Portugal verbleef, heeft aangegeven dat hij zijn psychische gesteldheid heeft verbeterd en openstaat voor begeleid contact met de kinderen. Echter, de rechtbank heeft geconcludeerd dat de omstandigheden sinds de vorige beschikking niet zijn gewijzigd en dat er nog steeds onvoldoende inzicht is in de psychische situatie van de vader. De rechtbank heeft de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming over de voorspelbaarheid van de vader als ouder gedeeld en heeft geoordeeld dat omgang met de vader op dit moment te belastend is voor de kinderen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en de vader het recht op omgang ontzegd, met de mogelijkheid om na een jaar opnieuw een verzoek in te dienen. De rechtbank benadrukt het belang van hulpverlening voor de vader en dat hij moet aantonen dat zijn herstel duurzaam is voordat contact met de kinderen kan worden hersteld.