ECLI:NL:RBDHA:2025:17056
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een aanvraag voor verblijf bij een minderjarige dochter en de afwijzing van het mvv-vereiste
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor verblijf als familie- of gezinslid. Eiseres, een Surinaamse vrouw, had eerder een verblijfsvergunning voor verblijf bij haar partner, maar deze werd ingetrokken na het verbreken van de relatie. Haar minderjarige dochter, die in Nederland verblijft, heeft een zelfstandig verblijfsrecht. De aanvraag van eiseres werd afgewezen omdat zij niet over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beschikt. Eiseres betoogt dat de belangen van haar dochter onvoldoende zijn meegewogen in de belangenafweging door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de dochter, die een zelfstandige verblijfsvergunning heeft, niet voldoende zijn onderzocht en dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres in strijd is met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op gezinsleven beschermt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens worden de proceskosten van eiseres vergoed.