ECLI:NL:RBDHA:2025:16857

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
NL25.39972
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Algerijnse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij zijn zorgen uitte over de behandeling van zijn aanvraag in Spanje. Hij vreesde dat zijn aanvraag daar niet inhoudelijk zou worden behandeld, mede door eerdere ervaringen en de taalbarrière. De rechtbank heeft overwogen dat Spanje in beginsel verantwoordelijk is en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde en verklaarde het beroep kennelijk ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.39972

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiserV-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 augustus 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [2]

Overwegingen

Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1998 en de Algerijnse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 2 mei 2025 asiel aangevraagd in Nederland.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 2 december 2024 illegaal via Spanje het grondgebied van de Europese Unie is ingereisd. Nederland heeft daarom op 25 juni 2025 de autoriteiten van Spanje verzocht om eiser over te nemen. [3] De Spaanse autoriteiten zijn hiermee op 29 juli 2025 akkoord gegaan, waarmee de verantwoordelijkheid van Spanje vanaf die datum vaststaat.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan. Eiser vreest dat zijn asielaanvraag in Spanje niet inhoudelijk zal worden behandeld, omdat hij eerder door Spanje is gesommeerd om het land te verlaten. Ook heeft hij eerder in Spanje geen hulp gekregen, kent hij de juridische procedures niet, spreekt hij de Spaanse taal niet en krijgt hij niet automatisch een tolk toegewezen. Hierdoor vreest eiser dat hij, ook bij een inhoudelijke behandeling van zijn asielaanvraag, niet in staat zal worden gesteld alle redenen van zijn vrees voor terugkeer naar Algerije kenbaar te maken. Daarbij stelt eiser dat uit de inbreukprocedure die door de Europese Commissie tegen Spanje is gestart, blijkt dat Spanje momenteel niet volledig aan de Unierechtelijke opvangverplichtingen voldoet. Hij vreest hierdoor bij een overdracht aan Spanje geen gebruik te kunnen maken van de opvangvoorzieningen en op straat te moeten verblijven.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet is in geschil dat Spanje in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat in beginsel ervan mag worden uitgegaan dat Spanje de verdragsverplichtingen nakomt. [4] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Hierin is hij niet geslaagd. Dat eiser eerder al is gesommeerd om het land te verlaten, is niet onderbouwd. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn asielrelaas onvoldoende naar voren kan brengen. De Spaanse autoriteiten hebben met de aanvaarding van het overnameverzoek immers gegarandeerd dat eisers (opvolgende) asielaanvraag zal worden behandeld met inachtneming van de Europese richtlijnen en verdragen. Eiser heeft daarnaast niet onderbouwd dat hij in Spanje geen rechtsbijstand of tolk zal kunnen inschakelen of dat hij geen toegang zal krijgen tot de opvang. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
5. Voor zover eiser zich beroept op de inbreukprocedure jegens Spanje vanwege het niet volledig omzetten van alle bepalingen van de Opvangrichtlijn [5] , ziet de rechtbank eveneens geen aanknopingspunten voor het oordeel dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De omstandigheid dat deze procedure is gestart is op zichzelf onvoldoende om aan te tonen dat Spanje structurele tekortkomingen heeft in de opvangvoorzieningen. Uit de beslissing van de Europese commissie om een inbreukprocedure te starten, blijkt verder niet welke gebreken in de implementatie van de Opvangrichtlijn daartoe aanleiding hebben gegeven. Daarbij heeft de Europese Commissie de Spaanse autoriteiten de gelegenheid geboden om de gestelde gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen. Eiser heeft bovendien niet onderbouwd op welke wijze de Spaanse autoriteiten tekort zouden schieten in de opvang van Dublinclaimanten. Mocht eiser in Spanje toch problemen ervaren, dient hij zich hiervoor wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem niet mogelijk is of dat de Spaanse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen.
6. Het beroep is kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 11 september door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening).
4.Dit volgt mede uit een uitspraak met het kenmerk: ECLI:NL:RVS:2024:4419.
5.Richtlijn 2013/33/EU.