ECLI:NL:RBDHA:2025:16782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
NL24.9926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag jongvolwassenenbeleid door de rechtbank Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Chinese jongvolwassene, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'familie en gezin'. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, die stelde dat eiseres niet onder het jongvolwassenenbeleid valt en dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met haar moeder, die de aanvraag namens haar indiende. De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

Eiseres, geboren in 2004, heeft sinds 2012 niet meer in gezinsverband met haar moeder samengewoond. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging van de minister niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoet aan de cumulatieve vereisten van het jongvolwassenenbeleid, dat vereist dat een meerderjarig kind met zijn ouder(s) in gezinsverband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoud voorziet en geen zelfstandig gezin heeft gevormd. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij financieel afhankelijk is van haar moeder, en de rechtbank oordeelt dat de emotionele band tussen hen niet voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van gezinsleven in de zin van het EVRM.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter A.M.J. Adriaansen, in aanwezigheid van griffier M.M. Mercelina.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9926

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Erdal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘familie en gezin’, die door referente [naam 1] namens eiseres is ingediend.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 20 januari 2023 afgewezen. Met het besluit van 12 februari 2024 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, de gemachtigde van eiseres, [naam 2] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiseres heeft de Chinese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2004. Referente is de moeder van eiseres. Zij heeft op 26 juli 2022 de onderhavige mvv-aanvraag namens eiseres ingediend, met als doel verblijf bij referente.
3.1.
Bij het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit wordt gehandhaafd, heeft verweerder de mvv-aanvraag van eiseres afgewezen. Volgens verweerder valt eiseres niet onder het jongvolwassenenbeleid en ook is niet gebleken dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. De belangenafweging valt in het nadeel van eiseres uit. Het weigeren van de verblijfsvergunning is volgens verweerder daarom niet in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Beoordeling door de rechtbank

Jongvolwassenenbeleid
4. Verweerder gebruikt het jongvolwassenenbeleid (neergelegd in paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000) om vast te stellen of tussen een meerderjarig kind en zijn ouder(s) familie- of gezinsleven bestaat als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Dit beleid bevat vier inhoudelijke cumulatieve vereisten: het meerderjarige kind moet jongvolwassen zijn, met zijn ouder(s) in gezinsverband samenleven, niet in zijn eigen onderhoud voorzien en geen zelfstandig gezin hebben gevormd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft dit beleid niet in strijd met enige rechtsregel noch onredelijk geacht (zie de uitspraak van 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2145). Wel moet verweerder aan de hand van de individuele feiten en omstandigheden een op het geval toegespitste beoordeling maken of een meerderjarig kind aan die vereisten voldoet.
4.1.
Eiseres meent dat zij op grond van dit beleid in aanmerking dient te komen voor een verblijfsvergunning. Daartoe voert zij aan dat, anders dan in het bestreden besluit is opgemerkt, zij en referente wezenlijke delen van hun leven als gezin hebben samengeleefd. Eiseres woont nu nog op de campus van haar opleiding maar dat is een tijdelijke kwestie. Zij is feitelijk een studerend kind dat op kamers woont. Zij is daarmee niet zelfstandig en aan de gezinsband en het gezinsleven is daarmee geen einde gekomen. Eiseres wijst er verder op dat haar moeder onderhoudsplichtig is jegens haar en eiseres ten tijde van de aanvraag nog maar net 18 jaar oud was. Naar lokale maatstaven gemeten kan eiseres zich niet zelfstandig in China handhaven. Zij heeft geen inkomen, geen woonruimte en is niet zelfredzaam. Zonder de steun van haar moeder kan zij zich niet staande houden.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de individuele omstandigheden van eiseres en deugdelijk gemotiveerd waarom eiseres, als jongvolwassene, niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. Verweerder heeft aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij sinds 2012, dus sinds haar zevende levensjaar, niet meer in gezinsverband met haar moeder samenwoont. Eiseres heeft eerst bij haar vader gewoond en later op een kostschool en in het weekend bij haar grootouders, voordat zij is gaan studeren en daar op een campus is gaan wonen. Ten tijde van de mvv-aanvraag woonde eiseres al tien jaar zonder haar moeder en inmiddels is zij meerderjarig. Verweerder wijst er terecht op dat de samenwoning is gestopt omdat referente bij haar partner in Nederland is gaan wonen en de keuze heeft gemaakt om eiseres achter te laten. Verweerder heeft zich gelet op het voorgaande niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de feitelijke gezinsband met de moeder van eiseres als verbroken kan worden beschouwd. Aan de cumulatieve voorwaarden voor het jongvolwassenenbeleid wordt dan ook niet voldaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
5. Eiseres heeft zich ter zitting nog op het standpunt gesteld dat op grond van artikel 4:84 van de Awb dient te worden afgeweken van het beleid. Referente heeft vlak voor de 18e verjaardag van eiseres een mvv-aanvraag ingediend, maar die is afgewezen. Door omstandigheden heeft ze geen bezwaar gemaakt tegen dat besluit. Eiseres was zich er niet van bewust dat het indienen van een aanvraag na haar 18e verjaardag als gevolg zou hebben dat een ander toetsingskader van toepassing zou zijn. Referente is niet eerder in de gelegenheid geweest om eiseres naar Nederland te halen, omdat de vader van eiseres zich hiertegen verzet had. Er was sprake van huiselijk geweld en bedreiging.
5.1.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die afwijking van het beleid van verweerder rechtvaardigen. Dat referente de intentie had om eiseres eerder naar Nederland te halen en de omstandigheid dat referente geen bezwaar heeft ingediend tegen het besluit op haar eerdere aanvraag, komen voor rekening en risico van referente (en eiseres). Referente heeft verder niet onderbouwd waarom zij in al die jaren niet in de gelegenheid was om een mvv-aanvraag voor eiseres in te dienen. Referente heeft immers ook verklaard dat de vader van eiseres geen onderdeel van haar leven meer uitmaakt. Er is verder niet gebleken waarom het handelen van verweerder overeenkomstig de beleidsregels wegens bijzondere omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Hierbij is van belang dat eiseres en referente sinds 2012 niet in gezinsverband met elkaar hebben gewoond en, zoals hierna zal worden overwogen, niet is gebleken van bijkomende elementen van afhankelijkheid.
Bijkomende elementen van afhankelijkheid
6. Uit de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2024 volgt dat als verweerder zich op het standpunt stelt dat een meerderjarig kind niet voldoet aan het jongvolwassenenbeleid, hij moet vaststellen of sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid op grond waarvan familie- of gezinsleven moet worden aangenomen. Ook hier dient verweerder alle individuele omstandigheden van het geval te betrekken (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1188, onder 5.2 en 5.3). Het is aan de betrokkenen om omstandigheden aan te voeren waaruit volgens hen blijkt van bijkomende elementen van afhankelijkheid.
6.1.
Eiseres voert aan dat referente haar zowel praktisch als financieel ondersteunt. Referente is, ondanks de fysieke afstand, altijd de hoofdopvoedster geweest en dat is zij nog steeds. Referente betaalt de opleiding van eiseres aan de hotelschool, de dagelijkse verzorging van eiseres en ook stuurt zij eiseres kleding toe. Eiseres voelt zich in de huidige situatie waarin zij zich bevindt ongelukkig. Ze wil graag naar Nederland komen om met haar moeder een fysiek gezinsleven te kunnen hebben. Referente kon niet eerder een aanvraag voor eiseres indienen, omdat zij problemen had met haar relatie en haar verblijfsvergunning waardoor de situatie niet stabiel was. Nu is dat wel mogelijk. Referente woont al sinds 2012 in Nederland, werkt hier en heeft hier haar leven opgebouwd. Zij woont nu samen met haar partner en garantsteller, [naam 3]. Eiseres heeft haar basis- en middelbareschooltijd afgerond en staat voor een nieuwe fase in haar leven. Deze nieuwe fase kan zij in een ander land starten en opbouwen. Zeker met de hulp van referente, [naam 3] en het netwerk dat zij hier in Nederland hebben. Eiseres leert momenteel Nederlands en ze verdiept zich in de Nederlandse gebruiken en cultuur. Zij kan zich op haar jonge leeftijd nog makkelijk vormen en aanpassen aan een ander land dan haar land van herkomst en zij wil dit ook heel graag.
6.2.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen eiseres en haar moeder. Daarbij heeft verweerder allereerst kunnen betrekken dat eiseres en referente sinds 2012 niet hebben samengewoond
.Ook is niet aannemelijk gemaakt dat eiseres financieel afhankelijk is van referente. De financiële ondersteuning zoals dat nu plaatsvindt kan ook op afstand blijven plaatsvinden. Eiseres heeft verder niet aangetoond afhankelijk te zijn van hulp en dat zij zonder hulp, anders dan financiële ondersteuning, niet zelfstandig kan functioneren. Eiseres heeft ook niet nader onderbouwd hoe zij in praktische zin afhankelijk is van referente of anderen. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege gezondheidsredenen zich niet zonder de zorg van referente staande kan houden. Verweerder mag daar een zwaarwegend belang aan toekennen (zie de Afdelingsuitspraak van 4 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1003, r.o. 3.1 en 3.2.). Verweerder heeft verder niet ten onrechte benadrukt verder dat eiseres veel sterkere banden met China heeft. Eiseres is geboren en getogen in China, spreekt de Chinese taal en is gewend aan de gebruiken aldaar. Daarnaast heeft eiseres nog familieleden in China wonen, zoals onder meer haar grootouders en tante. Verweerder heeft verder in aanmerking kunnen nemen dat eiseres zelf nooit in Nederland is geweest en niet is gebleken dat zij de taal spreekt en bekend is met de Nederlandse cultuur en gewoontes. Tijdens het gehoor heeft referente immers verklaard dat eiseres hiermee wil wachten totdat ze een vergunning heeft. De enkele omstandigheid dat referente in Nederland woont is onvoldoende om sterkere banden met Nederland aan te nemen. Tijdens het gehoor heeft referente bovendien verklaard dat eiseres in theorie in China kan blijven, maar dat zij haar moeder mist en graag in Nederland wil wonen. De rechtbank vindt het aannemelijk dat eiseres en haar moeder een emotionele band hebben, en begrijpt goed dat zij elkaar missen en graag bij elkaar willen zijn, maar dat is, ook in samenhang bezien met de andere elementen in de beoordeling, onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid, zoals verweerder niet ten onrechte stelt. Eiseres en haar moeder houden bovendien al jaren op afstand contact met elkaar. Er is verder niet gebleken dat referente eiseres niet in China kan blijven opzoeken, zoals zij eerder ook heeft gedaan.
6.3.
Ter zitting heeft eiseres nog gewezen op een verklaring in het Chinees van een arts, waaruit zou volgen dat eiseres depressief is. Gelet op de rechterlijke ex-tunc toetsing, kan de rechtbank deze verklaring, wat daar verder ook van zij, reeds daarom niet betrekken bij de beoordeling van het bestreden besluit.
6.4.
Verweerder heeft zich gelet op het voorgaande niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en referente en dat er dus geen sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging
7. Het standpunt van eiseres dat sprake is van een onevenwichtige belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM, slaagt niet. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 27 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1188) geoordeeld dat in zaken waar geen familie- of gezinsleven wordt aangenomen, verweerder geen belangenafweging in de zin van artikel 8 van het EVRM meer hoeft te verrichten. Verweerder heeft zich, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat tussen eiseres en referente geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM bestaat. De rechtbank komt daarom niet meer toe aan de vraag of de belangenafweging in het bestreden besluit deugdelijk heeft plaatsgevonden.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.