ECLI:NL:RBDHA:2025:16227

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
NL25.13482
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot proceskostenvergoeding in asielzaak met betrekking tot Sudan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het verzoek van een asielzoeker uit Sudan om vergoeding van proceskosten. De verzoeker had een beroep ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Op 7 april 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De minister heeft echter aangegeven niet bereid te zijn deze kosten te vergoeden.

De rechtbank heeft overwogen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. Volgens de wet kan de bestuursrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten als de indiener zijn beroep intrekt omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan het beroepschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag op 2 augustus 2023 heeft ontvangen en dat de beslistermijn was verlengd door een besluitmoratorium voor Sudan. De minister had tot uiterlijk 2 mei 2025 moeten beslissen, maar de ingebrekestelling door de verzoeker was te vroeg ingediend, waardoor het beroep niet ontvankelijk was.

De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een situatie waarin de minister tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker, en wijst het verzoek tot proceskostenveroordeling af. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.13482
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker, V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister, (gemachtigde: Y. Makarevich).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verzoeker heeft een beroep ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: de aanvraag).
Op 7 april 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen op de aanvraag.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken. Hij heeft daarbij het verzoek gedaan om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De minister heeft op het verzoek gereageerd en daarbij aangegeven niet bereid te zijn de proceskosten van verzoeker te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een indiener het beroep intrekt, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen aan diens beroepschrift, dan kan de bestuursrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten van de indiener.2
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, in samenhang met het Besluit Proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. De minister heeft de aanvraag op 2 augustus 2023 ontvangen. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 De minister heeft deze termijn onder toepassing van WBV 2023/34 met negen maanden verlengd.
4. Verzoeker komt uit Sudan. Met ingang van 8 juli 2023 tot en met 6 juli 2024 gold voor Sudan een besluitmoratorium.5 Gedurende de tijd dat het besluitmoratorium van kracht was, besliste de minister niet op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. De beslistermijn voor asielaanvragen die vóór of tijdens de werking van het besluitmoratorium werden ontvangen, is verlengd met één jaar tot ten hoogste 21 maanden.6
5. De minister diende uiterlijk op 2 mei 2025 te beslissen op de aanvraag (2 augustus 2023 + zes maanden + negen maanden + één jaar, tot in totaal ten hoogste 21 maanden). Verzoeker heeft de minister op 3 maart 2025 in gebreke gesteld. De beslistermijn was op dat moment nog niet verstreken. De ingebrekestelling is dus te vroeg ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
6. Omdat geen sprake zou zijn geweest van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake van een situatie waarin de minister geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Stcrt, 2023, 3235. Bij uitspraak van 16 februari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:1859) heeft deze zittingsplaats van de rechtbank de verlenging rechtmatig bevonden.
5 Stcrt. 2023, 18540 en Stcrt. 2024, 146.
6 Artikel 43, eerste lid, van de Vw en artikel 2 van het Besluit instellen besluitmoratorium en vertrekmoratorium vreemdelingen Sudan.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.