14.2De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande volgt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Algerije reeds in de negatieve belangstelling stond van de Algerijnse autoriteiten. Eiser heeft verder in het aanvullend gehoor onder meer verklaard dat er in Algerije geen vrijheid van meningsuiting is, hij zijn mening overal wil geven en dat hij het belangrijk vindt om zich politiek te uiten.12 Eiser heeft ook in beroep gehandhaafd dat hij uit politieke overtuiging heeft deelgenomen aan de Hirak-demonstraties. Uit het arrest S. en A. volgt dat het begrip ‘politieke overtuiging’ in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Kwalificatierichtlijn ruim moet worden uitgelegd.13 Dit kan elke overtuiging of kwestie omvatten betreffende het staatsapparaat, de regering, de samenleving of een bepaald beleid, ongeacht de sterkte ervan of hoe diepgeworteld deze is bij de verzoeker.14 Een opvatting, gedachte of mening van een verzoeker die nog niet negatief in de belangstelling heeft gestaan van potentiële actoren van vervolging in zijn land van herkomst, kan reeds onder het begrip ‘politieke overtuiging’ vallen indien deze verzoeker verklaart die opvatting, gedachte of mening te hebben of te uiten.15 Gelet op deze ruime uitleg die het Hof aan dit begrip geeft, die ertoe strekt dat snel sprake zal zijn van een politieke overtuiging als een vreemdeling zich erop beroept, heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom in dit geval geen sprake is van een politieke overtuiging als bedoeld in artikel 10 van de Kwalificatierichtlijn en waarom een risicobeoordeling ter zake achterwege kan blijven.
Conclusie en gevolgen
15. Uit het voorgaande volgt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kunnen worden gelaten, omdat de motivering van het bestreden besluit, gelet op wat hiervoor onder 12.2 is overwogen, onvoldoende is om te concluderen dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning. Nu de asielprocedure van eiser al geruime tijd duurt en dit de tweede beroepsprocedure is, ziet de rechtbank, met het oog op finale geschillenbeslechting, aanleiding om deze tussenuitspraak te doen. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De minister zal in de gelegenheid worden gesteld het onder 12.2 geconstateerde motiveringsgebrek te herstellen. Indien de minister zich op het standpunt stelt dat toch sprake is van een politieke overtuiging, dient de minister vervolgens de zwaarwegendheid ervan te beoordelen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de minister het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
12 Aanvullend gehoor, pagina 17.
13 Hof van Justitie van de Europese Unie, arrest van 21 september 2023, S en A, ECLI:EU:C:2023:688, overweging 29.
14 Arrest S. en A., overweging 31.
15 Arrest S. en A., overweging 37.
16. De minister moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als de minister gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de minister. In beginsel, ook in de situatie dat de minister de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
17. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013.16
18. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
- draagt de minister op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt de minister in de gelegenheid om binnen vier weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.