Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser
de Minister van Asiel en Migratie,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Afghaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 31 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 11 oktober 2024 door de minister als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 14 januari 2025 behandeld, waarbij alleen de gemachtigde van de minister aanwezig was, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser meerdere keren de gelegenheid heeft gehad om zijn standpunten naar voren te brengen, maar geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangedragen die een herbeoordeling van zijn asielrelaas rechtvaardigen.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe elementen zijn die de eerdere afwijzing van de asielaanvraag kunnen onderbouwen. Eiser heeft eerder asiel aangevraagd, maar zijn verklaringen over afvalligheid zijn door de minister als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en stelt vast dat de minister geen onjuist toetsingskader heeft aangelegd. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Afghanistan in gevaar zou komen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 februari 2025, en eiser kan binnen een week in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.