ECLI:NL:RBDHA:2025:1595
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening met betrekking tot Kroatië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister heeft de aanvraag op 9 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank onderzoekt de argumenten van eiser, die stelt dat hij in Kroatië een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. Eiser verwijst naar verschillende rapporten en uitspraken die zijn standpunt onderbouwen, maar de rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen aanleiding is om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank concludeert dat de minister in beginsel mag uitgaan van het vermoeden dat Kroatië zijn internationale verplichtingen zal nakomen. Eiser is er niet in geslaagd om aan te tonen dat hij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 14 januari 2025.