Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[naam],
[naam],
de minister van Asiel en Migratie, de minister.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
€ 7.500,- op te leggen. De rechtbank acht deze dwangsom redelijk. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. De dwangsom is bedoeld als prikkel om het bestuursorgaan te bewegen een besluit te nemen. In de meeste gevallen is een dwangsom van €100,- per dag met een maximum van € 7.500,- daarvoor voldoende. In geval van een weigerachtige houding om een besluit te nemen behoort een extra prikkel in de vorm van een verhoging van het bedrag per dag tot de mogelijkheden. In dit geval ziet de rechtbank geen aanleiding voor zo’n verhoging. Daarbij is van belang dat geen sprake is van een weigerachtige houding in die zin dat de minister geen besluit wenst te nemen, maar dat sprake is van – algemeen bekende – capaciteitsproblemen die ertoe leiden dat er niet tijdig kan worden beslist. Omdat het bestaan van die problemen niet wegneemt dat het niet tijdig beslissen aan de minister kan worden toegerekend én eisers wel belang hebben en houden bij een spoedige beslissing op hun aanvragen is de rechtbank van oordeel dat een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,- redelijk is.
Conclusie en gevolgen
€ 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 907,- en een wegingsfactor 0,5).
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de minister op om uiterlijk op 22 mei 2025 alsnog een besluit op de aanvragen bekend te maken;
- bepaalt dat de minister aan eisers gezamenlijk een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde datum overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers gezamenlijk tot een bedrag van € 453,50.
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.