ECLI:NL:RBDHA:2025:1589
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 10 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk wordt geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 24 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Dit houdt in dat de rechtbank het besluit van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen, bevestigt. De rechtbank wijst op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Spanje gedaan, dat door Spanje is aanvaard.
Eiser heeft aangevoerd dat er in Spanje structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen, waardoor hij een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van dergelijke tekortkomingen die een uitzondering op het interstatelijk vertrouwensbeginsel rechtvaardigen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat de minister in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje.
De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 10 januari 2025. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.