ECLI:NL:RBDHA:2025:1589

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
24-49573
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 10 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk wordt geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 24 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Dit houdt in dat de rechtbank het besluit van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen, bevestigt. De rechtbank wijst op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Spanje gedaan, dat door Spanje is aanvaard.

Eiser heeft aangevoerd dat er in Spanje structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen, waardoor hij een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van dergelijke tekortkomingen die een uitzondering op het interstatelijk vertrouwensbeginsel rechtvaardigen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat de minister in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje.

De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 10 januari 2025. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.49573
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser (gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. J.P. Arts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 10 december 2024 niet in behandeling genomen omdat de minister Spanje verantwoordelijk acht voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 24 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser stelt dat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. In Spanje is sprake van aan het systeem gerelateerde structurele tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Bij overdracht aan Spanje loopt eiser een reel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Uit het AIDA rapport over Spanje, update 2022 en update 2023 blijkt dat Dublinterugkeerders moeilijkheden ervaren bij het verkrijgen van toegang tot de opvang en de asielprocedure. Bovendien blijkt ook uit het AIDA rapport van Spanje, update 2023, dat Spanje niet alleen kampt met een tekort aan opvangplekken maar ook met een inadequaat en tekortschietend systeem waardoor asielzoekers, waaronder ook Dublinterugkeerders, op straat moeten zien te overleven, omdat zij geen opvang krijgen. Deze problemen spelen al jaren en zijn daardoor structureel.
6. De rechtbank overweegt dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit ook voor Spanje recent bevestigd in de uitspraak van 24 juni 20242. Dat betekent dat de minister behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat de Spaanse autoriteiten het Unierecht en met name de door het recht erkende grondrechten in acht neemt. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarvan is sprake als de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem in Spanje en ziet daarom geen reden om af te wijken van voornoemde uitspraak van de Afdeling. In deze uitspraak is ook het AIDA rapport van Spanje, update 2023, al betrokken. Dit rapport schetst volgens de Afdeling geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan uit eerdere landeninformatie volgt die is betrokken bij de uitspraken van de Afdeling van 8 juli 20213 en 27 juli 20234. Verder is niet gebleken dat er problemen zijn die dermate structureel en ernstig zijn dat bij overdracht aan Spanje op voorhand sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Mocht eiser toch problemen ondervinden in Spanje, is het aan hem om hierover bij de (hogere) Spaanse autoriteiten te klagen. Het is immers niet gebleken dat klagen onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 januari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.