4.1.Verder heeft het college overwogen dat uit het legalisatieonderzoek naar voren is gekomen dat er geen mogelijkheden bestaan om de huidige situatie te legaliseren, omdat voor het splitsen van de woning twee extra parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. De voorgestelde parkeerplaats voor de voordeur is geen acceptabele parkeerplaats aangezien de voordeur hierdoor wordt geblokkeerd en er geen fatsoenlijk bereikbare toegang is voor bewoners en nood- en hulpdiensten. Het plan voldoet volgens het college daarmee niet aan een goede ruimtelijke ordening. Er is daarom geen concreet zicht op legalisatie. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan moet worden afgezien van
handhaving is niet gebleken. Het college acht handhavingsmaatregelen niet onevenredig. Daarbij zijn ook de belangen van de omwonenden in aanmerking genomen, aldus het college.
5. In beroep betoogt eiser dat het handhavend optreden haaks staat op het kabinetsbeleid, dat gemeenten stimuleert om woningsplitsing mogelijk te maken. Het optreden tegen splitsing vergroot de woningnood onnodig en gaat in tegen de maatschappelijke urgentie om meer woningen te creëren. Handhavend optreden is onevenredig, omdat woningnood een veel groter probleem is dan parkeeroverlast die het college wil tegengaan. Een maximum dwangsom van € 10.000,- is disproportioneel en heeft onevenredige financiële gevolgen. Het parkeerbeleid dat volgens het college aan legalisatie in de weg staat, wordt niet uniform toegepast en kan geen basis bieden voor weigering van splitsing. Verder heeft het college niet onderkend dat het mogelijk is om op basis van
bijlage II van het Besluit omgevingsrecht af te wijken van het bestemmingsplan. Volgens eiser is er wel degelijk concreet zicht op legalisatie.
Het verzoek om voorlopige voorziening
6. Het verzoek strekt tot verlenging van de begunstigingstermijn tot 6 weken na de uitspraak op het beroep. Op zitting heeft eiser verzocht om de begunstigingstermijn te verlengen totdat het college op zijn bezwaarschrift tegen de geweigerde omgevingsvergunning heeft beslist. Eiser voert aan dat het ongedaan maken van de woningsplitsing aanzienlijke kosten met zich brengt en leidt tot onomkeerbare financiële schade indien het beroep gegrond wordt verklaard. Daarnaast leidt het beëindigen van bewoning volgens eiser tot directe woningnood voor de huidige huurders, die daarmee op straat komen te staan.
Is sprake van een overtreding?
7. Niet in geschil is dat de splitsing van de woning zonder de daarvoor benodigde omgevingsvergunning is uitgevoerd, hetgeen in strijd is met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. Daarnaast is bewoning van de woning door meerdere huishoudens naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in overeenstemming met artikel 16.1, onder a, van de planregels in samenhang gelezen met artikel 1.105 van de planregels, zodat zich tevens strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo voordoet. Eiser bestrijdt dat overigens niet. Het college was dan ook bevoegd om daartegen handhavend op te treden.
Beginselplicht tot handhaving
8. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
Concreet zicht op legalisatie?
9. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)volgt dat voor het oordeel dat geen concreet zicht op legalisering bestaat in beginsel het enkele feit volstaat dat het college niet bereid is om een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan te verlenen. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken, namelijk indien op voorhand duidelijk is dat het besluit om niet tot legalisering over te gaan rechtens onhoudbaar is.De rechter toetst de weigering om geen planologische medewerking te verlenen slechts zeer terughoudend.