ECLI:NL:RBDHA:2025:15362
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met overdracht aan Duitsland
Op 19 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, een Gambiaanse man, had tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden overgedragen aan Duitsland en zijn beroep in Nederland kon afwachten. De rechtbank oordeelde dat het beroep geen redelijke kans van slagen had en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De voorzieningenrechter concludeerde dat de minister ten onrechte aannam dat er geen spoedeisend belang was, maar dat de overdracht aan Duitsland geen onomkeerbare gevolgen voor de verzoeker met zich meebracht. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid van Duitsland voor de asielaanvraag van verzoeker was vastgesteld met een claimakkoord en dat de stellingen van verzoeker over mogelijke vervolging in Duitsland niet voldoende onderbouwd waren. De uitspraak werd gedaan door mr. R. Tesfai, in aanwezigheid van griffier mr. H.A. van der Wal, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.