In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 21 januari 2025, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank oordeelde dat de minister niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen had beslist, en dat eiser de minister op 11 november 2024 in gebreke had gesteld. De rechtbank wees het verzoek van de minister om de behandeling van het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel voor de minister zou wegnemen om snel te beslissen. De rechtbank legde de minister een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-. Eiser kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moest door de minister worden vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.