ECLI:NL:RBDHA:2025:1518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
C/09/661766 / HA ZA 24-178
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschillen over dekking en samenloop van verzekeringen na schade aan zandwinplas

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen RSA c.s. en Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (NN) over de dekking van schade aan de oever van een zandwinplas. De schade, die op 12 september 2016 is ontstaan, bedroeg in totaal € 871.852,21 en werd in eerste instantie vergoed door RSA c.s. op basis van een Binnenvaart Casco Verzekering. RSA c.s. stelt dat de schade ook gedekt is onder een bouwverzekering (CAR-polis) bij NN en zoekt verhaal. NN betwist deze claim en stelt dat er geen dekking is verleend onder de CAR-polis.

De rechtbank heeft in haar vonnis van 22 januari 2025 de procedure en de relevante feiten uiteengezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de primaire vordering van RSA c.s. niet toewijsbaar is, omdat NN geen dekking heeft verleend onder de CAR-polis. De rechtbank heeft ook de subsidiaire vordering van RSA c.s. beoordeeld, die gebaseerd was op artikel 7:961 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat een verhaalsrecht op andere verzekeraars biedt in geval van samenloop van verzekeringen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van samenloop, omdat de verzekerden onder de verschillende polissen niet dezelfde zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van RSA c.s. afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 7.870,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. S.M. de Bruijn.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/661766 / HA ZA 24-178
Vonnis van 22 januari 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar Luxemburgs recht
RSA LUXEMBOURG S.A.te Luxemburg (Groothertogdom Luxemburg),
de Europese vennootschap
HDI GLOBAL SE, THE NETERLANDSte Hannover (Duitsland),
de Europese vennootschap
MS AMLIN INSURANCE SEte Brussel (België),
BLAAK UNDERWRITING AGENCIES B.V.te Rotterdam,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: RSA c.s.,
advocaat: mr. F.R.A. Schaaf,
tegen
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.te Den Haag,
gedaagde,
hierna te noemen: NN,
advocaat: mr. P.R. van der Vorst.

1.Inleiding: waar gaat deze zaak over?

1.1.
Op 12 september 2016 is na het opzuigen van zand in een zandwinplas in [bedrijfsnaam 1] een stuk van de oever van die zandwinplas afgekalfd. De kosten van herstel van die oever en de daarmee gemoeide onderzoekskosten ten bedrage van in totaal € 871.852,21 zijn vergoed door RSA c.s. op basis van een Binnenvaart Casco Verzekering.
Dit geschil gaat over samenloop van verzekeringen. RSA c.s. menen dat de schade primair of mede gedekt is onder de bouwverzekering (CAR-polis) bij NN. Zij zoeken daarom verhaal. NN is het daar niet mee eens.
1.2.
Het vonnis is als volgt opgebouwd. De rechtbank noemt eerst welke stukken door partijen zijn ingediend en hoe de procedure is verlopen. Dan volgt een beschrijving van de feiten en omstandigheden die voor de beoordeling van de zaak relevant zijn en waar partijen het over eens zijn. Vervolgens vat de rechtbank de vorderingen samen die zijn ingesteld. Daarna volgt de beoordeling van die vorderingen en de juridische argumenten die partijen over en weer naar voren hebben gebracht. Het vonnis wordt afgesloten met de beslissingen op de vorderingen.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 14 februari 2024 met producties 1 tot en met 18;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5;
  • het tussenvonnis van 17 juli 2024 waarbij een mondeling behandeling is bepaald;
  • de akte uitlaten van de zijde van RSA c.s. met drie producties (niet doorgenummerd);
  • de akte van de zijde van RSA c.s. met een nadere productie.
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 21 november 2024. Hierbij zijn verschenen:
  • namens RSA c.s.: mevrouw [naam 1] (senior schadebehandelaar bij RSA Luxembourg S.A.), bijgestaan door mr. Schaaf voornoemd;
  • namens NN: de heer [naam 2] (schadebehandelaar bij DUPI), bijgestaan door mr. van der Vorst voornoemd en mr. C.W. Smit.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt. Partijen hebben pleitnotities voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[bedrijfsnaam 1] (hierna: VOF [bedrijfsnaam 1] ) exploiteert een zandwinplas in Echten.
3.2.
[bedrijfsnaam 2] V.O.F. (hierna: [bedrijfsnaam 2] ) is een samenwerking van vennoten [bedrijfsnaam 3] B.V. (50%) en [bedrijfsnaam 4] B.V. (50%) (hierna: [bedrijfsnaam 4] ).
3.3.
In 2012 heeft [bedrijfsnaam 2] een zandzuiger met de naam “ [zandzuiger] ” tegen een vergoeding ter beschikking gesteld aan VOF [bedrijfsnaam 1] . De [zandzuiger] was eigendom van [bedrijfsnaam 4] .
3.4.
[bedrijfsnaam 4] heeft voor haar vaartuigen bij RSA c.s. een Binnenvaart Casco Verzekering (hierna: de BC-polis) afgesloten met polisnummer [polisnummer 1] .
3.5.
[bedrijfsnaam 2] heeft bij Delta Lloyd een doorlopende Constructie “All-Risks” verzekering (hierna: de CAR-polis) afgesloten met polisnummer [polisnummer 2] voor alle werken verband houdende met zandwinning uitgevoerd binnen Nederland. In de algemene voorwaarden van de verzekeringsvoorwaarden Constructie All-Risks zijn – voor zover hier van belang – de volgende bepalingen opgenomen:

1.Verzekerden

1.1
Ongeacht wie in deze polis met name als verzekerde wordt genoemd, wordt overeengekomen dat deze verzekering mede geschiedt ten behoeve van opdrachtgevers, aannemers en/of onderaannemers en/of medeaannemers. Architecten en/of raadgevend ingenieurs en/of technisch adviseurs, leveranciers en onafhankelijke deskundigen en alle andere partijen zijn uitsluitend meeverzekerd voor wat betreft hun activiteiten op de bouwplaats(en).
1.2
Indien de onder deze verzekering gedekte werkzaamheden geheel of gedeeltelijk moeten worden uitgevoerd door personen die niet behoren tot een der hierboven opgesomde categorieën van verzekerden, dan zullen die personen als onderonderaannemers worden beschouwd.
[..]
6.
Primaire dekking
Deze verzekering biedt een primaire dekking en ingeval van een onder polis gedekte schade of verlies, zullen verzekeraars deze schade vergoeden ongeacht of deze schade geheel of gedeeltelijk eveneens verhaalbaar is onder enige andere polis van verzekerde. Verzekeraars doen afstand van hun eventuele verhaalsrechten op verzekeraars van een dergelijke verzekering.
3.6.
Op 12 september 2016 werd de [zandzuiger] gebruikt om een laag zand in de zandwinplas in [bedrijfsnaam 1] op te zuigen. De zandwinning werd aangestuurd door VOF [bedrijfsnaam 1] . Om 14:30 uur merkte de zuigbaas op dat de productie terugliep en zijn de werkzaamheden stopgezet. Vanaf ongeveer 16:00 uur werd zichtbaar dat de oever van de zandwinplas aan het afkalven was. Om 20:00 uur kwam het afkalven van de oever tot stilstand. Uiteindelijk is een stuk van de oever van bijna 200 meter breed afgekalfd tot zo’n 20 meter landinwaarts. Hierbij is de plas groter geworden dan op basis van de vergunning van de provincie Drenthe toegestaan was. Met de afkalving is een hoeveelheid grond van circa 64.000 m³ in de zandwinplas terechtgekomen.
3.7.
VOF [bedrijfsnaam 1] heeft Raadgevend ingenieursbureau [naam 3] & Partners (hierna: [naam 3] ) opdracht gegeven de toedracht en oorzaak van de afkalving te onderzoeken. [naam 3] concludeert dat de zandwinning conform de voorschriften is uitgevoerd en dat de afkalving hoogstwaarschijnlijk het gevolg is van de werkwijze van de zandzuiger waarbij de zuigbuis in verticale banen neerwaarts en opwaarts langs het talud is bewogen met een relatief grote insteekdiepte in combinatie met de aanwezigheid van losgepakte, verwekingsgevoelige zandlagen rond de maximale diepte waarop is gewonnen.
3.8.
De schade is in eerste instantie tevergeefs gemeld onder de CAR-polis.
3.9.
VOF [bedrijfsnaam 1] heeft [bedrijfsnaam 4] bij brief van 4 mei 2018 aansprakelijk gesteld voor alle (herstel)kosten en gevolgschade.
3.10.
Bij brief van 25 mei 2018 heeft [bedrijfsnaam 4] de aansprakelijkheid afgewezen. [bedrijfsnaam 4] heeft de aansprakelijkheidstelling wel gemeld onder de BC-polis.
3.11.
De herstelwerkzaamheden zijn op 30 juli 2018 begonnen en afgerond in februari 2019. De gemaakte kosten zijn beoordeeld door Crawford & Company (Nederland) B.V. (in opdracht van RSA c.s.) en door Artium Experts B.V. (in opdracht van de CAR-verzekeraar).
Crawford concludeert in haar expertiserapport van 21 januari 2020 dat de herstelkosten € 860.192,21 hebben bedragen en de kosten van het onderzoek door [naam 3] € 11.660. Deze kosten zijn door RSA c.s. onder de BC-polis vergoed.
3.12.
Delta Lloyd heeft de claim onder de CAR-polis afgewezen en heeft geen dekking verleend. NN is de rechtsopvolgster van Delta Lloyd. NN is geen risicodrager meer, zij heeft het beheer van haar portefeuille ondergebracht bij DUPI Insurance Group B.V. die de claims behandelt voor de achterliggende risicodrager.

4.Het geschil

4.1.
RSA c.s. vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair: te verklaren voor recht dat de door RSA c.s. vergoede schade en kosten gedekt zijn onder de CAR-polis;
subsidiair: te verklaren voor recht dat de door RSA c.s. vergoede schade en kosten naar een aandeel van € 431.467,97, althans een door de rechtbank vast te stellen aandeel, gedekt zijn onder de CAR-polis,
met veroordeling van NN in de proceskosten, te vermeerderen met rente en nakosten.
4.2.
RSA c.s. leggen aan hun vordering primair ten grondslag dat de schade volledig is gedekt onder de CAR-polis en beroepen zich daarbij op de derdenwerking van artikel 6 (primaire dekking) van de bijbehorende algemene voorwaarden van de CAR-polis. Subsidiair beroepen RSA c.s. zich erop dat de schade zowel gedekt is onder de BC-polis als de CAR-polis op grond van het bepaalde in artikel 7:961 BW.
4.3.
NN voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de vorderingen van RSA c.s. dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van RSA c.s. in de proceskosten inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Primaire vordering: kunnen RSA c.s. zich beroepen op derdenwerking van de primaire dekkingsclausule?
5.1.
RSA c.s. zijn van mening dat de door haar vergoede schade en kosten (ook) gedekt zijn onder de CAR-polis en dat die dekking primair is omdat de CAR-polis een primaire dekkingsclausule bevat.
5.2.
In beginsel speelt de vraag of een verzekering wel of geen dekking biedt voor een bepaalde schade tussen de verzekeraar en de verzekerde die onder de polis een claim heeft ingediend. In dit geval mengen RSA c.s. (andere verzekeraars oftewel derden) zich in deze discussie. Zij beroepen zich erop dat de primaire dekkingsclausule in de polisvoorwaarden van de CAR-polis (artikel 6 van de algemene voorwaarden) derdenwerking heeft, zodat zij daar een beroep op kunnen doen. RSA c.s. hebben in dit verband gewezen op het arrest van het gerechtshof Den Haag van 17 september 2024 [1] .
5.3.
In de kwestie die heeft geleid tot de procedure bij het gerechtshof had een CAR- verzekeraar dekking verleend voor een bepaalde schade. De CAR-polis bevatte een primaire dekkingsclausule. Deze verzekeraar wilde vervolgens regres nemen op een andere CAR-verzekeraar, maar in dit geval mocht die andere verzekeraar (de derde) de verzekeraar die dekking had verleend houden aan de afstandsclausule in de primaire dekkingsclausule, omdat die verzekeraar daarmee afstand heeft gedaan van zijn bevoegdheid om regres te nemen op eventuele andere verzekeraars. In zoverre komt aan die afstandsclausule derdenwerking toe.
5.4.
In onderhavige zaak is deze situatie echter niet aan de orde. NN heeft geen dekking verleend onder de CAR-polis zodat RSA c.s. in zoverre ook geen beroep op derdenwerking toekomt. Voor de stelling van RSA c.s. dat de derdenwerking zo ver gaat dat RSA c.s. met een beroep op de primaire dekkingsclausule NN kunnen aanspreken om dekking te verlenen onder de CAR-polis, biedt het door RSA c.s. ingeroepen arrest geen steun. Voor het overige hebben RSA c.s. geen feiten of omstandigheden aangedragen die tot derdenwerking van de primaire dekkingsclausule zou kunnen leiden. De primaire vordering van RSA c.s. is daarmee niet toewijsbaar. De rechtbank komt daarom toe aan beoordeling van de subsidiaire vordering.
Subsidiaire vordering: is er sprake van samenloop tussen de BC-polis en de CAR-polis?
5.5.
RSA c.s. heeft haar subsidiaire vordering gebaseerd op artikel 7:961 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. Die bepaling geeft, kort gezegd, in geval van samenloop van verzekeringen aan de betalende verzekeraar een zelfstandig verhaalsrecht op andere verzekeraars. Om van samenloop te kunnen spreken in de zin van lid 1 van bovengenoemd artikel is nodig dat hetzelfde verzekerde belang, voor dezelfde periode, tegen hetzelfde gevaar en ten behoeve van dezelfde verzekerde onder meerdere verzekeringen is gedekt.
5.6.
De rechtbank komt tot het oordeel dat van samenloop van verzekeringen geen sprake is omdat het in onderhavige zaak niet gaat om dezelfde verzekerde. De rechtbank licht dit als volgt toe.
5.7.
[bedrijfsnaam 4] is als eigenaar van de [zandzuiger] de verzekerde onder de BC-polis. [bedrijfsnaam 2] is de verzekerde onder de CAR-polis. [bedrijfsnaam 2] heeft een zandzuiger met de naam “ [zandzuiger] ” tegen een vergoeding ter beschikking gesteld aan VOF [bedrijfsnaam 1] . VOF [bedrijfsnaam 1] stuurde de zandwinning aan.
5.8.
Daargelaten of de door [bedrijfsnaam 2] geclaimde schade gedekt is onder de CAR-polis en of [bedrijfsnaam 2] daarbij als onderaannemer heeft te gelden, moet [bedrijfsnaam 4] – om samenloop van verzekeringen te kunnen aannemen – als verzekerde onder zowel de BC-polis als de CAR-polis kunnen worden aangemerkt.
5.9.
RSA c.s. stellen in dit verband dat [bedrijfsnaam 4] een vennoot is van [bedrijfsnaam 2] en in die hoedanigheid een zandzuiger en een schipper ter beschikking heeft gesteld voor het uitvoeren van de werkzaamheden aan VOF [bedrijfsnaam 1] als opdrachtgever. RSA c.s. menen dat [bedrijfsnaam 4] hiermee ruimschoots valt onder de kring van verzekerden onder de CAR-polis. NN kijkt daar anders tegen aan. Zij voert aan dat [bedrijfsnaam 4] alleen de eigenaar was van de [zandzuiger] en verder niet betrokken was bij activiteiten en/of werkzaamheden op en rond de zandwinplas, zodat zij niet als verzekerde kan worden aangemerkt.
5.10.
De rechtbank stelt voorop dat een vennoot van de verzekerde op een polis niet per definitie kan worden aangemerkt als een verzekerde onder die polis. Om als verzekerde te worden aangemerkt onder de onderhavige CAR-polis moeten er immers op grond van de artikelen 1.1 en 1.2 van de algemene voorwaarden werkzaamheden zijn uitgevoerd althans activiteiten op de zandwinplas zijn verricht. Tussen partijen is niet komen vast te staan dat [bedrijfsnaam 4] zelf activiteiten en/of werkzaamheden op en rond de zandwinplas heeft verricht. Tijdens de mondelinge behandeling is nog wel aangevoerd door RSA c.s. dat een schipper van [bedrijfsnaam 4] op de [zandzuiger] werkzaamheden verrichtte, maar dit is betwist door NN en verder niet meer concreet onderbouwd door RSA c.s., zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. In onderhavige zaak kan daarom zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet worden aangenomen dat [bedrijfsnaam 4] als vennoot van [bedrijfsnaam 2] die enkel als eigenaar van de [zandzuiger] in beeld is gekomen ook verzekerd is onder de CAR-polis. Dat de kring van verzekerden onder de CAR-polis, gelet op de artikelen 1.1 en 1.2 van de algemene voorwaarden vrij groot is, maakt dit niet anders. Nu er geen sprake is van dezelfde verzekerde onder zowel de BC-polis als de CAR-polis zal de subsidiaire vordering van RSA c.s. dan ook worden afgewezen.
Proceskosten
5.11.
RSA c.s. zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van NN worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
7.004,00
(2 punten × tarief VII € 3.502,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
7.870,00
5.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst de vorderingen van RSA c.s. af;
6.2.
veroordeelt RSA c.s. in de proceskosten van € 7.870,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als RSA c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
veroordeelt RSA c.s. tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.
1366

Voetnoten

1.Gerechtshof Den Haag, 17 september 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1803