Uitspraak
Verdeling
Beschikking op de op 13 maart 2024 ingekomen verzoeken van:
[de vrouw] ,
[de man] ,
Procedure
- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- bepaald dat [de minderjarige] haar hoofdverblijfplaats heeft bij de vrouw;
- bepaald dat [de minderjarige] elke dinsdag en donderdag na schooltijd en drie zaterdagen per maand bij de man is;
- een verdeling van de vakanties en feestdagen vastgesteld;
- een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage aan kinderalimentatie vastgesteld van € 304,- per maand;
- de verdeling aangehouden om aan partijen de mogelijkheid te geven hierover nader overleg te voeren.
- de e-mail van de vrouw van 27 mei 2025;
- het F9-bericht van de vrouw van 30 juni 2025;
- het F9-bericht van de vrouw van 15 juli 2025.
Beoordeling
wijze vanverdeling vast te stellen en zal dit verzoek, nu de man hier kennelijk ook de voorkeur aan geeft, toewijzen. Het verzoek van de man tot verdeling ten overstaan van de notaris zal daarom worden afgewezen.
Daarnaast stelt de vrouw dat er in het laatste testament van de moeder van de man weliswaar een uitsluitingsclausule was opgenomen, maar dat deze niet van toepassing is op het legaat. Het legaat is een eigen, op zichzelf staande wilsbeschikking, die niet is opgenomen in het testament. In het legaat is geen uitsluitingsclausule opgenomen, zodat het appartement behoort tot de verdelen gemeenschap van goederen, aldus de vrouw.
Allereerst merkt de rechtbank op dat in de onderhavige procedure – die ziet op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen – niet, zonder dat daar enige rechtshandeling aan vooraf is gegaan, de titel waarop de man het appartement heeft verkregen, kan worden gewijzigd van legaat de erflaatster naar schenking van zijn mede-erfgenamen. Voorts onderbouwt de vrouw niet welke feiten en omstandigheden er toe moeten leiden dat, in afwijking van het advies van het Notarieel Bureau en het oordeel van de notaris, op grond van het Haags Testamentenverdrag 1961 en de Europese Erfrechtverordening niet het recht van Quebec doch het Nederlandse recht van toepassing is. Ook heeft de vrouw geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de mede-erfgenamen van de man, zoals de vrouw (veronder)stelt, in het geval dat het codicil nietig moet worden geacht, het appartement aan [adres 2] aan de man zouden schenken of dat zij met de akte afgifte legaat geacht moeten worden het appartement aan hem te hebben geschonken.
De slotsom is dat de stellingen van de vrouw niet tot het door haar gestelde rechtsgevolg (het appartement valt volledig in de gemeenschap van goederen van partijen en moet tussen beiden verdeeld worden) kunnen leiden.
Dat dit anders zou zijn indien het appartement niet krachtens erfopvolging, maar onder bijzondere titel (legaat) uit de nalatenschap ten aanzien waarvan de uitsluitingsclausule is gemaakt wordt verkregen, valt niet in te zien.’ In het onderhavige geval doet laatstbedoelde situatie zich voor: het appartement aan [adres 2] is door de man onder bijzondere titel verkregen uit een nalatenschap ten aanzien waarvan de uitsluitingsclausule is gemaakt.
‘(…) As I discovered (…) [de vrouw] (…) is not entitled to receive anything from my estate when I die. This is because we are not officially registered as partners or as married. I have therefor proposed to [de vrouw] that we get married in the town hall as soon as possible in order to correct this. However, should I die before we do so, I hereby declare that I consider [de vrouw] to be my partner and companion for life (…) and consider my estate – all my property and inheritance to come – to be owned by [de vrouw] and myself in a community of property. (…)
(…) The loan is for 5 to 8 years, interest free for 5 years. In year 6, I get 10% of the gain you would make on al sale, in year 7 I would get 20% and in year 8 I would get 30%. So if the house sells for Euro 800,000 in year 8, I would get 30% of 800,000 -633,000, i.e. Euro 50,100.
€ 465.000,-. Dit geldt is gestort op de gezamenlijke rekening, zodat de man een vordering heeft op de gemeenschap voor dit bedrag. De man heeft echter niet aangetoond dat de bedragen die op de bankrekening zijn gestort, rechtstreeks afkomstig zijn uit de nalatenschap van zijn moeder. Daarmee kan ook niet worden vastgesteld dat ze onder de uitsluitingsclausule vallen. Het verzoek van de man wordt daarom afgewezen.