ECLI:NL:RBDHA:2025:15093

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/688234 / KG ZA 25-681
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van verzoek tot gebruik van de echtelijke woning in kort geding met machtiging tot tenuitvoerlegging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2025, is een kort geding aan de orde tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad en samen ouders zijn van twee minderjarigen. De vrouw had eerder in een voorlopige voorziening het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning toegewezen gekregen, met de verplichting voor de man om de woning te verlaten. De vrouw vordert nu dat de man per direct de woning verlaat en dat zij gemachtigd wordt om dit met behulp van de sterke arm van politie en justitie te doen indien de man in gebreke blijft. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de situatie tussen partijen is verslechterd en dat de man geen alternatieve woonruimte heeft gevonden. De rechter heeft besloten dat het in het belang van de kinderen is dat de man de woning verlaat en heeft de vrouw gemachtigd om dit te laten uitvoeren indien nodig. De kosten van de procedure worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/688234 / KG ZA 25-681
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 15 juli 2025
in de zaak van
[de vrouw]te ’ [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. D. Vurdelja te ’s-Gravenhage,
tegen:
[de man]te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.F. Mandos te ’s-Gravenhage.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw’ en ‘de man’.
Aanwezig is mr. A. Emmens, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. A.I. Knops, griffier.
Tevens zijn aanwezig beide partijen vergezeld van hun advocaat.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben in een gesprek met de voorzieningenrechter hun mening gegeven.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Vaststaat dat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad. Zij zijn de ouders van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats 1] , [geboorteland] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te ’ [geboorteplaats 2] .
1.2.
Bij mondelinge uitspraak van 20 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank bepaald dat de vrouw vanaf 20 juli 2025 bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [plaats] aan de [adres] ( [postcode] ), de man bevolen die woning uiterlijk op 19 juli 2025 te verlaten en niet meer te betreden en bepaald dat de man een dwangsom van € 100,- verbeurt voor iedere dag dat hij deze beslissing niet nakomt, met een maximum van € 5.000,-.
1.3.
De vrouw vordert in deze procedure – zakelijk weergegeven en naar de rechtbank begrijpt – te bepalen dat de vrouw per direct bij uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] en de zich daarin bevindende inboedel, met het bevel dat de man – direct na betekening van het vonnis – de woning dient te verlaten en niet verder mag betreden, en de vrouw te machtigen een in deze af te geven vonnis in zoverre en zo nodig zelf ten uitvoer kan leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en de man te veroordelen in het kosten van dit geding.
1.3.
Het gevorderde is deels toewijsbaar. Daartoe is het volgende redengevend.
1.4.
De voorzieningenrechter constateert dat na de mondelinge uitspraak van 20 juni 2025 de situatie tussen de vrouw en de man is verslechterd en een incident heeft plaatsgevonden tussen de vrouw en de man. Daarnaast is het duidelijk dat de man tot op heden geen andere (al dan niet tijdelijke) verblijfplaats heeft gevonden. De vrouw maakt zich daardoor veel zorgen of de man wel vrijwillig de woning zal verlaten, nu hij meermaals bij haar zou hebben aangegeven niet weg te gaan. De man ontkent dit, en zegt de beslissing van 20 juni 2025 in die zin te respecteren.
1.5.
De voorzieningenrechter ziet dat de kinderen veel last hebben van de in de woning plaatsvindende strijd tussen de ouders. De relatie tussen de vrouw en de oudste dochter dreigt onder de huidige situatie verder verstoord te raken. Hoewel de voorzieningenrechter begrip heeft voor de lastige situatie waar de man zich - zonder uitzicht op een woning - bevindt, acht de voorzieningenrechter het in het belang van de kinderen dat de situatie waarbij beide ouders en de kinderen in één woning verblijven op hele korte termijn eindigt. De voorzieningenrechter zal de beslissing van 20 juni 2025 in stand laten, zodat de man nog een paar dagen heeft om alternatieve woonruimte te vinden. De voorzieningenrechter zal aan die beslissing echter wel de mogelijkheid verbinden om de sterke arm van politie en justitie in te roepen, teneinde te voorkomen dat – in het geval de man vóór 20 juni 2025 geen andere woonruimte vindt - opnieuw incidenten in de woning tussen de ouders plaatsvinden.
1.6.
In de omstandigheid dat dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter – met in stand lating van het proces-verbaal van 20 juni 2025 voor het overige – :
2.1.
machtigt de vrouw, indien de man in gebreke blijft om de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , vanaf 20 juli 2025 te verlaten, dit zo nodig ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
2.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
2.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. A.I. Knops mr. A. Emmens