ECLI:NL:RBDHA:2025:15086

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/668709 / FA RK 24-4633
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en afwikkeling huwelijkse voorwaarden met periodiek verrekenbeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in 1988 met elkaar zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. De huwelijkse voorwaarden bevatten een uitsluiting van gemeenschap van goederen en een periodiek verrekenbeding. De vrouw heeft verzocht om echtscheiding en om vaststelling van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De man heeft zelfstandig verzocht om echtscheiding en om een andere afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen.

De rechtbank heeft vervolgens de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden beoordeeld. Partijen zijn het erover eens dat de echtelijke woning in eigendom is van de man en dat de investering van ƒ 100.000,- door de man niet voor verrekening in aanmerking komt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aflossingen op de hypotheek, die zijn voldaan uit het inkomen van de man, wel tot het te verrekenen vermogen behoren. De rechtbank heeft bepaald dat de waarde van de woning moet worden vastgesteld door een deskundige en dat de waarde van de woning, minus de investering van de man, moet worden verrekend tussen partijen.

Daarnaast heeft de rechtbank de verdeling van andere goederen, zoals auto’s en inboedel, vastgesteld. De rechtbank heeft bepaald dat de Hyundai aan de vrouw wordt toegedeeld en de Mazda aan de man, met de verplichting om de helft van de waarde aan elkaar te vergoeden. De inboedel zal in onderling overleg worden verdeeld. De rechtbank heeft ook de voortzetting van bankrekeningen en de verplichtingen van partijen ten aanzien van de saldi op deze rekeningen geregeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-4633 (echtscheiding) en FA RK 25-2508 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/668709 (echtscheiding) en C/09/682978 (verdeling)
Datum beschikking: 5 augustus 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 28 juni 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N.E. de Vries in Alphen aan den Rijn.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N. Schreurs in Alphen aan den Rijn.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandige verzoeken van de man;
  • het verweer van de vrouw tegen de zelfstandige verzoeken van de man;
  • het aanvullend verzoekschrift van de vrouw;
  • de brief van 29 januari 2025 met concretisering van de verzoeken van de man;
  • het verweer van de vrouw tegen de concretisering van de verzoeken van de man;
  • de brief van 13 maart 2025 met concretisering van de verzoeken van de man;
  • het bericht met bijlagen van 4 juli 2025 van de man.
Op 15 juli 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw bijgestaan door haar advocaat en de man bijgestaan door zijn advocaat.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] 1988 in [plaats 1] .
  • Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, kort gezegd inhoudende uitsluiting van iedere gemeenschap met verrekenbeding. In de huwelijkse voorwaarden is daarover het volgende opgenomen:
Artikel 2.
De zaken, welke door ieder der echtgenoten ten huwelijk worden aangebracht of tijdens het huwelijk -op welke wijze ook- worden verkregen, zijn en blijven het bijzonder eigendom van diegene der echtgenoten door wie die zaken werden aangebracht dan wel werden verkregen.
De schulden, welke door ieder hunner, zo voor als tijdens het huwelijk zijn of worden aangegaan, of welke anderszins ten laste van één hunner komen, blijven ten laste van diegene der echtgenoten door wie die schulden werden aangegaan of wie zij betreffen.
(…)
Artikel 5
Partijen verplichten zich jegens elkander ter verdeling bij helfte bijeen te voegen hetgeen van hun netto-inkomsten uit arbeid niet is besteed ter dekking van de kosten van de huishouding of op andere wijze gelijkelijke aan beiden is ten goede gekomen. Onder inkomsten uit arbeid worden mede begrepen, de uitkeringen welke geacht moeten worden in de plaats te treden van inkomsten uit arbeid, zoals sociale uitkeringen en pensioenen.
De verrekening geschiedt doordat de verrekenplichtige partij binnen drie maanden na verloop van een kalenderjaar een zodanig bedrag uitkeert aan de andere partij dat daardoor per saldo ieder van partijen de helft heeft genoten van de gezamenlijke netto-inkomsten uit arbeid als bedoeld in lid 1 van dit artikel.
Vorderingen terzake van verrekening verjaren niet en vervallen evenmin door tijdsverloop.
(…)
Artikel 7
Bestaat tussen de echtgenoten een geschil aan wie van hen enig goed toebehoort en kan geen van beiden zijn recht daarop bewijzen, dan wordt het goed geacht aan ieder der echtgenoten voor de helft toe te behoren.
Ten opzichte van de kleren, de lijfstoebehoren en de lijfssieraden geldt echter het vermoeden dat zij toebehoren aan de echtgenoot die ze in gebruik heeft of tot wiens of wier gebruik ze zijn bestemd.”
  • Op 1 februari 1990 is de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) in [plaats 2] aan de man geleverd. De woning is aangekocht voor een koopprijs van
  • In een aanvullende notariële akte van februari 1990 hebben partijen het volgende vastgelegd:
“(…)
in aanmerking nemende:
  • dat zij op 4 augustus 1988 bij akte voor notaris Mr [naam] ter standplaats Noordwijkerhout verleden zijn overeengekomen dat tussen hen geen enkele huwelijksvermogens rechtelijke gemeenschap van goederen zal bestaan;
  • dat zij vervolgens op [datum] 1988 te [plaats 1] in het huwelijk zijn getreden;
  • dat zij op l februari 1990 -ieder voor de onverdeelde helft- hebben aangekocht een woonhuis te [plaats 2] aan de [adres] ;
  • dat ondergetekenden in het geval hun huwelijk door echtscheiding zal worden ontbonden zij ten aanzien va het voorschreven woonhuis het navolgende zijn overeengekomen:
a. Voor het geval bedoeld woonhuis zal worden verkocht zal van de opbrengst na aftrek van de hypothecaire schuld en andere kosten aan de ondergetekende sub 1 een bedrag toekomen van ƒ. 100.000, --, terwijl het restant aan ieder van de ondergetekenden voor de helft zal toekomen.
b. Voor het geval bedoeld woonhuis in onderling overleg aan één van de ondergetekenden zal worden toebedeeld, zal de verrekening hetzelfde plaatsvinden zoals sub a. omschreven, met dien verstande dat de vaststelling van de waarde zal plaatsvinden in onderling overleg en bij gebreke van overeenstemming dienaangaande door ieder van de ondergetekenden aan te wijzen deskundige.
(…)”

Verzoeken

Het verzoek van de vrouw, zoals dat na wijziging luidt, strekt tot echtscheiding, met nevenvoorziening tot vaststelling van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden conform het door de vrouw ingediende voorstel een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft, na wijziging, zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorziening tot vaststelling van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden conform het voorstel van de man, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Echtscheiding
Partijen zijn het erover eens dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Het verzoek tot echtscheiding wordt daarom als op de wet gegrond toegewezen.
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden
Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden waarin zij iedere gemeenschap van goederen hebben uitgesloten. De huwelijkse voorwaarden bevatten verder in artikel 5 een periodiek verrekenbeding. Partijen hebben het verrekenbeding niet uitgevoerd.
Nu er sprake is van een niet nageleefd periodiek verrekenbeding geldt het bepaalde in artikel 1:141 lid 1 BW. Dit artikel bepaalt dat indien een verrekenplicht betrekking heeft op een in de huwelijkse voorwaarden omschreven tijdvak van het huwelijk en over dat tijdvak niet is afgerekend, de verplichting tot verrekening over dat tijdvak in stand blijft en deze zich uitstrekt over het saldo, ontstaan door belegging en herbelegging van hetgeen niet verrekend is, alsmede over de vruchten daarvan. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:141 lid 3 BW wordt, indien bij het einde van het huwelijk aan een huwelijkse voorwaarden overeengekomen periode, het alsdan aanwezige vermogen vermoed te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid in het licht van de aard en omvang van de verrekenplicht anders voortvloeit.
Peildatum
De rechtbank zal als peildatum 28 juni 2024 hanteren, te weten de datum van de indiening van het echtscheidingsverzoek van de vrouw.
Omvang van het te verrekenen vermogen
Partijen zijn het erover eens dat het volgende tot hun (eigen dan wel gezamenlijke) vermogen behoort:
  • de inboedel;
  • twee auto’s;
  • de echtelijke woning aan de [adres] in [plaats 2] ;
  • de saldi op de bank- en spaarrekeningen.
Ten aanzien van de auto’s, de inboedel en het saldo van de bank- een spaarrekeningen is niet gebleken dat deze goederen aan één van partijen toebehoren, waardoor deze goederen op grond van artikel 1:131 BW geacht worden aan ieder voor de helft toe te behoren. Dit vloeit ook voort uit artikel 7 van de door partijen gesloten huwelijkse voorwaarden. Dit betekent dat ten aanzien van deze goederen eenvoudige gemeenschappen bestaan die dienen te worden verdeeld.
Bovendien moet de waarde van deze goederen aan beide zijden voor de helft in de verrekening worden betrokken. Omdat die verrekening niet leidt tot een vermogensverschuiving, zal de rechtbank die verrekening verder buiten beschouwing laten.
De auto’s
Partijen zijn het erover eens dat de Hyundai met kenteken [kenteken 1] moet worden toegedeeld aan de vrouw tegen een waarde van € 5.700,-, gebaseerd op de ANWB koerslijst (aankoopprijs bij een particulier). Partijen zijn het ook eens dat de Mazda met kenteken
[kenteken 2] moet worden toegedeeld aan de man tegen een waarde van € 20.400,-, gebaseerd op de ANWB koerslijst (aankoopprijs bij een particulier). De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen en bepalen dat partijen de helft van de waarde van de aan hen toe te delen auto aan de ander dienen te vergoeden.
De inboedel
Partijen zijn het erover eens dat de inboedel zal worden verdeeld in onderling overleg met gesloten beurzen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Het saldo op de bank- en spaarrekeningen
De rechtbank zal bepalen dat de vrouw de RABO rekeningen eindigend op [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] zal voortzetten en de man de ING rekening eindigend op [rekeningnummer 4] en bepalen dat partijen de helft van het saldo op de peildatum van de door hen voort te zetten bankrekening(en) aan de andere dienen te vergoeden.
De echtelijke woning aan de [adres] in [plaats 2]
Partijen zijn het erover eens dat de man de eigenaar is van de echtelijke woning. Op de woning rust geen hypotheek meer.
De vrouw stelt dat, gelet op het bepaalde in artikel 1:141 lid 3 BW, de woning geacht wordt te zijn gefinancierd uit overgespaard inkomen. Bij de aankoop van de woning is in een notariële akte vastgelegd hoe de waarde van de woning verrekend moet worden in de situatie van echtscheiding. Hierbij is vastgelegd dat aan de man een bedrag van ƒ 100.000,- toekomt en dat het restant van de waarde van de woning aan ieder van partijen voor de helft zal toekomen. De vrouw is dan ook van mening dat de man het bedrag van ƒ 100.000,-, oftewel € 45.378,- in mindering moet brengen op de waarde van de woning en de helft van de overige waarde aan de vrouw moet voldoen. De vrouw wenst dat de woning wordt getaxeerd door [makelaar] in [plaats 2] .
De man betwist het door de vrouw gestelde. Hij stelt zich op het standpunt dat de woning niet is gefinancierd met overgespaard inkomen van partijen, maar met privégelden waaronder een erfenis. De door de vrouw gegeven lezing van de notariële akte is volgens hem onjuist. De akte is opgesteld vanuit de onjuiste veronderstelling dat partijen gezamenlijk eigenaar zijn van de echtelijke woning. Dit was niet de bedoeling van partijen. Het doel van de akte was om de investering van ƒ 100.000,- door de man veilig te stellen. Partijen hadden over en weer niet de bedoeling of verwachting dat bij de echtscheiding de waarde van de woning gedeeld zou moeten worden. Het vertrouwen van de man in de notaris is geschonden, de notaris heeft een en ander niet goed in de akte opgenomen.
De rechtbank overweegt dat partijen op basis van de huwelijkse voorwaarden overgespaard inkomen moeten verrekenen. Partijen zijn het erover eens dat dat de echtelijke woning in eigendom is van de man en dat de ƒ 100.000 die de man heeft geïnvesteerd in de woning niet voor verrekening in aanmerking komt. Het geschil tussen partijen ziet op de vraag of de verdere waarde van de echtelijke woning verrekend moet worden.
De rechtbank is van oordeel dat het deel van de woning dat is gefinancierd door de aflossing op de hypotheek wel tot het te verrekenen vermogen behoord. Op grond van artikel 5 van de huwelijkse voorwaarden dienen partijen immers te verrekenen ‘
hetgeen van hun netto-inkomsten uit arbeid niet is besteed ter dekking van de kosten van de huishouding of op andere wijze gelijkelijke aan beiden is ten goede gekomen’.Uit de stellingen van de man op de zitting volgt dat de aflossingen op de hypotheek zijn voldaan uit zijn inkomen. Van aflossingen vanuit door de man ontvangen schenkingen is niet gebleken. Dit betekent dat het aandeel in de woning dat gefinancierd is met de hypotheek tot het te verrekenen vermogen behoort.
Een en ander volgt ook uit de afspraak tussen partijen die is neergelegd in de aanvullende notariële akte. Uit die akte volgt ook de wijze waarop partijen de waardestijging van de woning dienen af te rekenen. De man heeft weliswaar aangevoerd dat de aanvullende notariële akte niet weergeeft wat partijen hebben afgesproken of bedoeld hebben af te spreken, maar de rechtbank volgt dat standpunt niet.
De aanvullende notariële akte levert, op grond van het bepaalde in artikel 157 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering immers dwingend bewijs van de in die akte opgenomen afspraak. Dat betekent dat de rechter verplicht uit moet gaan van die afspraak, tenzij tegenbewijs wordt geleverd. Dat tegenbewijs wordt naar het oordeel van de rechtbank niet geleverd door de omstandigheid dat foutief in de akte is opgenomen dat partijen gezamenlijk eigenaar zijn van de woning. Mede gelet op de uit de huwelijkse voorwaarden volgende verrekenplicht, sluit die omstandigheid immers niet uit dat partijen een afspraak hebben gemaakt en ook wilden maken over de wijze waarop de waarde van de woning tussen hen dient te worden verrekend of verdeeld in geval van echtscheiding. De in de notariële akte vastgelegde afspraak sluit bovendien aan bij het doel dat partijen volgens de man hadden met het opmaken van de aanvullende notariële akte, namelijk het veiligstellen van de inbreng van ƒ 100.000,- van de man.
Gelet op het voorgaande dienen partijen de waarde van de woning te verrekenen zoals vastgelegd in de aanvullende notariële akte. Dat betekent dat de waarde van de echtelijke woning dient te worden vastgesteld door een deskundige. Partijen hebben er op de zitting mee ingestemd dat de vrouw drie taxateurs als deskundige zal voorstellen, waarvan de man er één zal kiezen die de taxatie zal uitvoeren. De taxateur zal de waarde bindend vaststellen. Van die waarde blijft ƒ 100.000,- buiten de verrekening, het restant van de waarde wordt verrekend, in dien zin dat de helft aan de vrouw zal toekomen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, met elkaar gehuwd op [datum] 1988 in [plaats 1] ;
*
stelt de wijze van de verdeling van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschappen als volgt vast, onder voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
de Hyundai met kenteken [kenteken 1] wordt toegedeeld aan de vrouw tegen een waarde van € 5.700,-, onder de verplichting van de vrouw om de helft van die waarde aan de man te vergoeden;
de Mazda met kenteken [kenteken 2] wordt toegedeeld aan de man tegen een waarde van € 20.400,-, onder de verplichting van de man om de helft van die waarde aan de vrouw te vergoeden;;
de inboedel wordt in onderling overleg bij helfte verdeeld met gesloten beurzen;
bepaalt dat de vrouw de RABO rekeningen eindigend op [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] zal voortzetten en de man de ING rekening eindigend op [rekeningnummer 4] , onder de verplichting voor partijen om de helft van het saldo op de peildatum van de door hen voort te zetten bankrekening(en) aan de ander te vergoeden;
*
bepaalt in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
  • dat de vrouw drie makelaar-taxateurs aanwijst, waarvan de man er één kiest, aan wie partijen binnen één maand na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, een gezamenlijke opdracht geven tot taxatie van de woning aan de [adres] in [plaats 2] ;
  • dat deze makelaar-taxateur tussen partijen bindend de waarde van die woning zal vaststellen;
  • dat partijen die getaxeerde waarde dienen te verrekenen in die zin dat de man, na aftrek van ƒ 100.000, oftewel € 45.378,-, de helft van de resterende taxatiewaarde aan de vrouw dient te vergoeden;
*
verklaart deze beschikking – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter, bijgestaan door mr. A.I. Knops als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 5 augustus 2025.