2.4.Vervolging door het OM
3. Deelname aan demonstraties
4. Politieke overtuiging
6. De minister acht elementen 1, 2.1, 2.2, 3 en 4 geloofwaardig. De overige elementen zijn volgens de minister ongeloofwaardig. Wat betreft het werk dat eiseres heeft verricht voor [vereniging] heeft de minister geloofwaardig gevonden dat eiseres betrokken is geweest bij een onderzoek naar corruptie en dat zij gedurende enige tijd heeft meegewerkt aan dossiervorming met als doel om deze corruptie aan de kaak te stellen. Dat het OM een onderzoek is gestart naar [vereniging] vanwege door een (oud) medewerker ( [A] ) tegen haar gedane aangiftes acht de minister ook aannemelijk, maar niet dat dit verband houdt met de negatieve aandacht van de zijde van het Kartel . De door eiseres naar voren gebrachte problemen in de vorm van bedreigingen, achtervolgingen, overvallen en inbraken acht de minister ook grotendeels aannemelijk, maar eiseres heeft volgens de minister niet aannemelijk gemaakt dat het Kartel achter deze problemen zit. Dit blijkt volgens de minister ook niet uit de overgelegde documenten. Daarbij heeft de minister groot belang gehecht aan de omstandigheid dat de naam van eiseres niet op de aangifte van [vereniging] tegen het Kartel wordt vermeld. De aangifte is ook gedaan voordat eiseres in 2012 bij [vereniging] is aangesteld als manager en wettelijk vertegenwoordiger, zodat niet aannemelijk is dat eiseres in beeld is bij het Kartel . Het door eiseres overgelegde rapport van [deskundige] is weliswaar aan te merken als een deskundigenrapport, maar dit rapport toont niet de betrokkenheid van het Kartel bij de door eiseres gestelde persoonlijk problemen aan. Dat deze problemen niet vreemd zijn binnen de lokale context van Colombia, betekent volgens de minister niet automatisch dat de verklaringen van eiseres op dit punt geloofwaardig zijn. Ook zijn de bevindingen van [deskundige] volgens de minister gebaseerd op meningen en vermoedens. Ook
de verwijzing naar de landeninformatie2 is onvoldoende om de persoonlijke problemen en de betrokkenheid van het Kartel aannemelijk te achten. Dat in Colombia sprake is van corruptie wordt niet ontkend maar niet is geloofwaardig dat eiseres persoonlijk problemen heeft ondervonden vanwege haar werkzaamheden, waarbij van belang is geacht dat zij niet is aan te merken als een sociaal leider dan wel een mensenrechtenactivist3. De overige documenten (getuigenverklaringen) die wel op eiseres zien, berusten volgens de minister niet op objectieve gegevens. Niet gebleken is verder dat eiseres persoonlijke problemen heeft ondervonden door haar politieke overtuiging, noch dat eiseres bij terugkeer in de negatieve belangstelling staat of zal komen te staan van actoren van vervolging. Bovendien is niet gebleken dat eiseres sinds het neerleggen van haar functie bij [vereniging] in maart 2017 heeft deelgenomen aan demonstraties of zich anderszins politiek heeft geuit. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Heeft de minister artikel 39 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) geschonden?
7. Eiseres voert aan dat de minister de stukken die in de beoordeling zijn betrokken niet heeft overgelegd met het voornemen of daarvoor. Daarmee heeft de minister artikel 39 van de Vw geschonden en is het beroep gegrond.
8. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een schending van artikel 39 van de Vw omdat de op de aanvraag betrekking hebbende stukken geen stukken betreffen waar eiseres van de inhoud geen kennis heeft kunnen nemen. De beroepsgrond slaagt niet.
Had de minister toepassing moeten geven aan artikel 31, vijfde lid van de Vw?
9. Eiseres stelt zich op het standpunt dat op grond van artikel 31, vijfde lid, van de Vw de bewijslast dient te worden omgekeerd omdat in het geval van eiseres twijfel of onzekerheid bestaat over de reden (causaal verband) van de actor. Bij twijfel of onzekerheid hierover is de rechtsregel dat aan eiseres het voordeel van de twijfel moet worden gegeven. Eiseres verwijst hierbij naar het Handbook van de UNHCR van februari 20194, het rapport van de EUAA van januari 20245 en het arrest van het EHRM van 23 augustus 20166.
10. Op grond van artikel 31, vijfde lid, van de Vw is het feit dat de vreemdeling in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b (https://wetten.overheid.nl/BWBR0011823/2024-07-25), van de Vw of dat hij hiermee rechtstreeks is bedreigd, een duidelijke aanwijzing dat de vrees van de vreemdeling voor die vervolging gegrond is en het risico op die ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen.
2 Waaronder het ambtsbericht van 24 juni 2024, de kamerbrief van 5 maart 2024 (5213923), https:// [website] / en https://www. [website] /
3 Waaronder het ambtsbericht van 24 juni 2024 en de kamerbrief van 5 maart 2024 (5213923).
4 Handbook on Procedures and Criteria for Determining Refugee Status and Guidelines on International Protection under the 1951 Convention and the 1967 Protocol Relating to the Status of Refugees.
5 Practical Guide on Evidence and Risk Assessment
6 Case of J.K. and Others v. Sweden (59166/12)
11. De rechtbank overweegt dat de minister ongeloofwaardig heeft geacht dat eiseres vanwege haar werkzaamheden problemen heeft gekregen met het Kartel en stelt zich daarom op het standpunt dat eiseres in het verleden niet is blootgesteld aan vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b van de Vw. De minister heeft in de verklaringen van eiseres en in de door haar overgelegde documenten geen aanknopingspunten gevonden voor een causaal verband tussen de werkzaamheden en gestelde problemen die volgens de minister een andere oorzaak kunnen hebben. Bij deze stand van zaken is de toepasselijkheid van het in artikel 31, vijfde lid, van de Vw neergelegde bewijsvermoeden niet aan de orde.
12. Een andere vraag is of de geloofwaardigheidsbeoordeling van de minister juist is en of zij terecht geen vervolging, ernstige schade of bedreiging daarvan heeft aangenomen. De verwijzingen naar het UNHCR Handbook en de Practical Guide van EUAA en het arrest hebben betrekking op deze vraag waarbij beoordeeld dient te worden of eiseres niet het voordeel van de twijfel had moeten krijgen. Of de geloofwaardigheidsbeoordeling van de minister stand kan houden en of eiseres het voordeel van de twijfel moet krijgen, zal de rechtbank hierna toetsen.
Heeft eiseres voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van vrees voor vervolging en/of ernstige schade?
13. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich heeft ingezet tegen corruptie in de gezondheidszorg en dat onder meer uit haar eigen verklaringen, de door haar overgelegde verklaringen van getuigen en deskundige [deskundige] kan worden afgeleid dat zij daarom moet vrezen voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. Hetgeen haar is overkomen is direct in verband te brengen met haar werkzaamheden voor [vereniging] . Eiseres stelt (onder meer) de volgende problemen te hebben ondervonden (zie ook pagina 7 van het beroepschrift van 19 maart 2024):
- Na de aangifte in 2010 is eiseres bedreigd door een medewerker van [bedrijf ] ( [B] );
- In 2014 is eiseres tot vijand verklaard door [C] (de eigenaar van [bedrijf ] ).
- In 2016 is eiseres (meerdere keren) bedreigd door de chauffeur [A] . Deze chauffeur is samen met een andere chauffeur ontslagen omdat zij handelden in medicijnen. Hiervan zijn aangiftes gedaan. Eén van de technische rechercheurs, [D] heeft eiseres laten weten dat de twee chauffeurs voor het Kartel werkten van [C] en dat eiseres valselijk beschuldigd wordt van fraude en witwassen.
- De chauffeur heeft ook aangifte gedaan tegen haar waarna er een onderzoek van het OM volgde.
- Eiseres heeft bij haar huis en auto zout gevonden.
- Op 25 april 2016 is er een overval op het kantoor van [vereniging] geweest, waarna medicijnen zijn meegenomen en er een bedreiging is geuit tegen een verpleegkundige: ‘maak je niet druk, het gaat niet om jou; het gaat om je cheffin die als een druiper is.’
- Eiseres is op een zitting in persoon en tegenover gerechtelijke autoriteiten bedreigd door [A] . In 2016 is eiseres na een gesprek bij het OM gevolgd door twee personen op motorfietsen terwijl zij in een taxi zat.
- Verpleegkundigen werden onder druk gezet om aangifte tegen eiseres te doen.
- Eiseres is tijdens een autorit aangevallen.
- In 2017 heeft eiseres ontslag genomen bij [vereniging] .
- Er is in haar huis ingebroken.
- In 2019 is ze weer achtervolgd door motorrijders terwijl ze in een taxi zat.
- In 2020 is ze met een collega op straat overvallen, daarna is ze ondergedoken bij haar schoonmoeder.
- In 2021 is op kantoor van [vereniging] weer naar haar gevraagd.
Naast een inspectierapport, aangiften, verklaringen van [E] en [F] , stukken over de status van het onderzoek van het Openbaar Ministerie en notulen, heeft eiseres in beroep nog zeven getuigenverklaringen overgelegd.
14. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres een leidinggevende functie bij [vereniging] heeft bekleed en dat zij binnen [vereniging] onderzoek heeft gedaan naar corruptie. Het relaas van eiseres is gedetailleerd en in grote lijnen geloofwaardig bevonden en haar verklaringen passen binnen hetgeen uit algemene bronnen bekend is over de situatie in Colombia. Dit wordt ook nog eens bevestigd door de deskundige [deskundige] . Zij onderschrijft dat in Colombia sprake is van corruptie in de zorg en schetst daarbij een werkwijze zoals die ook door eiseres naar voren is gebracht, waarbij zij ook verwijst naar objectieve bronnen. De conclusie van de deskundige dat het volstrekt aannemelijk is dat de problemen die eiseres zijn overkomen te maken hebben met haar werkzaamheden tegen corruptie, is gelet op haar kennis van de lokale situatie niet zonder betekenis, maar de rechtbank volgt de minister dat deze conclusie niet doorslaggevend is omdat deze is gebaseerd op de verklaringen van eiseres waarvan het aan de minister is om deze te beoordelen op geloofwaardigheid.
15. In geschil is de vraag of eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij door haar werkzaamheden bij [vereniging] tegen corruptie in de negatieve aandacht is gekomen van het Kartel waardoor zij moet vrezen voor vervolging dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade. Hierover merkt de rechtbank het volgende op. Dat haar naam niet voorkomt op de door eiseres overgelegde aangiften, betekent niet dat eiseres niet met deze aangiften in verband kan worden gebracht, gelet op haar leidinggevende en vertegenwoordigende functie binnen [vereniging] die zij vanaf 2012 vervulde. De door eiseres genoemde bedreigingen hebben zich voornamelijk voorgedaan gedurende de periode dat zij manager en wettelijk vertegenwoordiger van [vereniging] was en namens [vereniging] misstanden in de zorg aan de kaak werden gesteld. De betekenis die de minister toekent aan het ontbreken van de naam van eiseres op de aangiften, volgt de rechtbank niet.
16. In de eigen verklaringen van eiseres en de verklaringen van de getuigen zijn verder aanknopingspunten te vinden dat de problemen van eiseres verband houden met haar werkzaamheden tegen corruptie. Eiseres heeft verklaard over meerdere bedreigingen die zijn te linken aan het Kartel , beginnend bij die van [B] , [C] en [A] . Over deze laatste heeft eiseres verklaard dat een medewerker van de technische recherche, [D] , tegen haar heeft gezegd dat hij voor het Kartel werkte. Deze verklaring heeft de minister op zichzelf niet betwist, maar zij vindt dit onvoldoende omdat eiseres deze verklaring verder niet nader heeft onderbouwd. De rechtbank kan eiseres volgen als zij aangeeft dat de bedreigingen zijn geuit door een criminele, en officieel niet bestaande organisatie, met een onduidelijke structuur en invloedssfeer waarbij lastig is te herleiden van welke zijde de bedreigingen afkomstig zijn, en het voor eiseres moeilijk is om met documenten te onderbouwen van welke zijde de
bedreigingen afkomstig waren. De minister heeft niet uitgelegd waarom van eiseres mag worden gevergd om met een nadere onderbouwing te komen. De omstandigheid dat eiseres een lange periode niet meer van voornoemde personen heeft gehoord, is gelet op vorengenoemde diffuse structuur onvoldoende om daarmee te zeggen dat de dreiging er niet meer zou zijn. In dit verband is ook relevant dat diverse getuigen verklaringen7 hebben afgelegd waaruit een verband tussen de werkzaamheden van eiseres voor [vereniging] en de bedreigingen valt op te maken. Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt bijvoorbeeld het volgende:
‘De instellingen die op de hoogte waren van de problemen, door de aangiften en de onregelmatigheden, hadden zorgvuldig onderzoek moeten doen en de mensen moeten helpen of beschermen die het risico hebben gelopen door melding te maken van de situatie. In tegenstelling daartoe werden wij, en in het bijzonder [Eiseres] , die het hoofd en de wettelijk vertegenwoordiger was, bedreigd en belaagd. Voordat zij de genoemde functie bekleedde, was zij reeds bezig met het onthullen van verschillende zaken, zoals onregelmatigheden en gevallen van corruptie, het ongepast gebruik van de middelen van patiënten en vertragingen bij behandelingen, welke omstandigheden hebben geleid tot de verslechtering van de gezondheid en de levenskwaliteit van hemofiliepatiënten en mensen met andere bloedziekten.’
Anders dan de minister in het verweerschrift naar voren brengt, blijkt uit deze verklaring dat eiseres als hoofd en wettelijk vertegenwoordiger van [vereniging] in het bijzonder werd bedreigd en belaagd vanwege gedane aangiften. De hele verklaring van deze getuige is gedetailleerd en specifiek en stemt overeen met de verklaringen van eiseres en andere getuigen. In een dergelijke situatie kan de minister deze getuigenverklaring niet terzijde schuiven enkel omdat deze niet objectief is8. Het bestreden besluit berust gelet op het vorenstaande op een onvoldoende motivering.
17. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder de beschikbare landeninformatie over Colombia wel bij de beoordeling van de aanvraag heeft betrokken, maar hierbij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom daaruit – in samenhang met de verklaringen van eiseres en de overige door haar overgelegde (deskundige)verklaringen – niet kan worden afgeleid dat eiseres daadwerkelijk problemen van de zijde van het Kartel heeft ondervonden. Uit het (meest recente) algemeen ambtsbericht Colombia van de minister van Buitenlandse zaken van juni 2024 blijkt bijvoorbeeld van vermenging van overheid en corruptie (bijv. pag. 33 e.v.). Op pagina 54-55 wordt gesproken over corruptie binnen de overheid en straffeloosheid bij aangifte over corruptie bij het openbaar bestuur. Op pag. 31 staat dat illegale groeperingen het op sommige plaatsen voor het zeggen hebben. De overvallen en achtervolgingen door motorrijders passen in het algemene beeld. Dit algemene beeld wordt bevestigd door de door eiseres overgelegde deskundige- en getuigenverklaringen. Mede gelet op hetgeen hierboven is overwogen over de algemene situatie in Colombia is de rechtbank van oordeel dat de minister in zijn oordeel over deze verklaringen niet heeft kunnen volstaan met de conclusie dat deze verklaringen geen betrekking hebben op de persoon van eiseres, maar dit mede had moeten betrekken in de context van de algemene situatie in Colombia, waar de door eiseres gestelde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Het betreden besluit lijdt in die zin aan een motiveringsgebrek. De door de minister geconstateerde tegenstrijdigheden in het relaas van eiseres betreffen verklaringen op detailniveau, die naar het oordeel van de rechtbank niet afdoen aan de geloofwaardigheid in grote lijnen van het asielrelaas.
7 Zie bijvoorbeeld de getuigenverklaring van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , [getuige 4] .
8 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2809, r.o. 3. 18. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de minister op onjuiste gronden heeft aangenomen dat zij met haar werkzaamheden is gestopt in 2017 en dat zij daarom niet (meer) als sociaal leider kan worden aangemerkt. Zij heeft zich immers gedwongen gevoeld om met haar werkzaamheden te stoppen.
19. De rechtbank overweegt dat eiseres heeft verklaard dat zij zich vanwege de bedreigingen genoodzaakt zag om te stoppen met haar werk bij [vereniging] , dat zij meermaals is verhuisd en vanuit huis is gaan werken en is van oordeel dat dit onvoldoende is betrokken bij de vaststelling van de minister dat eiseres niet (meer) als sociaal leider kan worden aangemerkt; de minister heeft het gedwongen aspect bij het stoppen met haar activiteiten voor [vereniging] hier onvoldoende bij betrokken evenals de vrees voor mogelijke represailles bij terugkeer. De rechtbank verwijst hierbij naar paragraaf 3.7.1 van het algemeen ambtsbericht Colombia van de minister van Buitenlandse Zaken van juni 2024. Ook in deze zin is sprake van een motiveringsgebrek.
Heeft eiseres als gevolg van haar politieke overtuiging te vrezen voor vervolging?
20. Hetzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor de stelling van de minister dat eiseres gedurende zeven jaar geen politieke activiteiten heeft verricht, zoals het deelnemen aan demonstraties. Dat eiseres zich vanwege de bedreigingen genoodzaakt zag om met haar activiteiten te stoppen is onvoldoende betrokken bij de conclusie van de minister dat eiseres niet wordt gevolgd in haar stelling dat zij vanwege haar politieke overtuiging een gegronde vrees heeft voor vervolging. In de besluitvorming heeft de minister daarnaast een politieke overtuiging aangenomen bij eiseres omdat geloofwaardig is bevonden dat zij in Colombia deel heeft genomen aan demonstraties. Eiseres heeft in het nader gehoor verklaard (pagina 19) dat zij tijdens deze demonstraties demonstreerde voor het recht op gezondheid van personen met bloedstollingsproblemen. In beroep heeft eiseres verklaringen overgelegd (zoals de verklaring van de [naam] van 26 februari 2024 en de stichting voor hemofilie, filiaal [plaats] , van 9 februari 2024) waaruit volgt dat zij zich – ook na haar ontslag – is blijven inzetten voor de gemeenschap van patiënten met hemofilie. Dit is onvoldoende bij de beoordeling door de minister betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister, door enkel de politieke overtuiging te relateren aan de deelname aan demonstraties en niet aan haar activiteiten tegen corruptie die zij in het kader van haar werkzaamheden heeft verricht, ook onvoldoende onderzoek gedaan naar wat de politieke overtuiging van eiseres is en hoe zij zich bij terugkeer zou willen uiten (zoals voorgeschreven door Informatiebericht (IB) 2024/10 over de Werkwijze politieke overtuiging). Naar het oordeel van de rechtbank kan de beoordeling van de gestelde vrees van vervolging daarom evenmin stand houden. Ook wat dit betreft is dus sprake van een motiveringsgebrek. Daarbij komt dat, zoals hiervoor is omschreven, de minister een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling moet maken en de uitkomst van die beoordeling tevens van invloed kan zijn op de beoordeling van de gestelde vrees voor vervolging, nu in IB 2024/10 is vermeld dat de vraag of de vreemdeling in het verleden problemen heeft ondervonden vanwege het uiten van zijn mening moet worden betrokken bij het bepalen van de aannemelijkheid van het gestelde risico op vervolging. De conclusie is dat het beroep gegrond is. De minister zal een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling moeten maken met inachtneming van hetgeen in deze
uitspraak is vermeld. Aan de hand van deze nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling zal de minister vervolgens de vrees voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer moeten beoordelen. Daarbij zal de minister tevens (de toepasselijkheid van) het bewijsvermoeden van artikel 31, vijfde lid, van de Vw moeten betrekken.