ECLI:NL:RBDHA:2025:1487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
24.27157
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buitenbehandelingstelling van aanvraag verblijfsvergunning op medische gronden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de buitenbehandelingstelling van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier op medische gronden en de aanvraag om uitstel van vertrek vanwege gezondheidsredenen. De minister heeft deze aanvragen bij besluit van 5 februari 2024 buiten behandeling gesteld, en het bezwaar van eiseres is bij het besluit van 11 juni 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiseres had op 15 januari 2024 de minister verzocht om haar aanvraag compleet te maken, maar de minister stelde vast dat de overgelegde medische stukken niet voldeden aan de vereisten. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de gevraagde bewijsmiddelen niet conform de vereisten zijn ingediend, waardoor de aanvragen niet compleet waren. Eiseres betoogde dat zij de vereiste informatie correct had overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht was om de overgelegde stukken bij de behandelaar te verifiëren.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de minister het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd en dat eiseres ten onrechte stelt dat zij had moeten worden gehoord. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvragen terecht buiten behandeling heeft gesteld en dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier, en is openbaar gemaakt op 6 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27157

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: [naam gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de buitenbehandelingstelling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op medische gronden en de aanvraag om uitstel van vertrek vanwege gezondheidsredenen [2] .
1.1.
De minister heeft deze aanvragen bij het besluit van 5 februari 2024 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 11 juni 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij dat besluit gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. Op 15 januari 2024 heeft de minister eiseres verzocht haar aanvraag compleet te maken door de volgende ontbrekende stukken te sturen:
  • het formulier ‘Bijlage Toestemmingsverklaring medische gegevens’;
  • het formulier ‘Bijlage Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling’;
  • de relevante medische gegevens van de behandelaar(s) in reactie op de
vragen van het BMA;
- de antecedentenverklaring.
Eiseres heeft ter onderbouwing van haar aanvraag op 23 januari 2024 de volgende medische stukken bij de minister overgelegd:
  • het formulier ‘Bijlage Toestemmingsverklaring medische gegevens’ ten behoeve van haar huisarts, [naam huisarts], van 28 december 2023;
  • het formulier ‘Bijlage Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling’ ten behoeve van haar huisarts, [naam huisarts], van 16 januari 2024;
  • het formulier ‘Bijlage vragen aan huisartsen en andere eerstelijnsbehandelaars zoals artsen werkzaam bij de GGD, Kruisposten en Menzis’, zoals die bij het aanvraagformulier voor een verblijfsvergunning op medische gronden en artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 is gevoegd.
In het laatst ingediende formulier staat volgens de minister geen naam van de behandelaar, noch het specialisme van de behandelaar of de naam van de instelling en ontbreekt de datum van dagtekening. Om die reden kan het Bureau Medische Advisering (BMA) volgens de minister niet controleren van welke behandelaar de antwoorden afkomstig zijn en of de medische informatie voldoende actueel [3] is. Daarom stelt de minister vast dat de gevraagde bewijsmiddelen niet conform de vereisten [4] zijn opgestuurd. Hieruit volgt dat het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond is. De minister heeft omdat het bezwaar kennelijk ongegrond is eiseres niet gehoord [5] .
Heeft de minister de aanvraag voor een verblijfsvergunning op medische gronden en de aanvraag om uitstel van vertrek om gezondheidsredenen ten onrechte buiten behandeling gesteld?
5. Eiseres betoogt dat zij de vereiste informatie correct en volledig heeft overgelegd. Volgens eiseres blijkt uit het formulier ‘bijlage vragen aan huisartsen en andere eerstelijnsbehandelaars zoals artsen werkzaam bij de GGD, Kruisposten en Menzis’ dat het verstrekken van medische informatie niet gebonden is aan specifieke vormvereisten. Deze medische informatie kan worden verstrekt op een manier die het meest praktisch is voor de afzender als de ontvanger. De huisarts van eiseres heeft de bijlage ‘Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling’ ingevuld, van een datum voorzien en ondertekend. Daarmee zijn de instructies van de minister opgevolgd. In bezwaar heeft eiseres naar voren gebracht dat de beantwoording van de vragen door de huisarts is ondertekend en dit een aanvulling vormt op de ‘bijlage bewijs omtrent medische situatie vreemdeling’. Daarmee is het voor de minister duidelijk wie de behandelaar is, welk specialisme hij heeft en tot welke instelling hij behoort. Ook is dit document voorzien van een dagtekening van 16 januari 2024. Daarbij merkt eiseres op dat zij enkel onder behandeling van haar huisarts staat. Indien er onduidelijkheid zou bestaan bij de medisch adviseur, is dit volgens eiseres eenvoudig bij haar huisarts te verifiëren. Volgens eiseres heeft de minister haar aanvragen ten onrechte buiten behandeling gesteld en ten onrechte een terugkeerbesluit opgelegd.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de Vreemdelingencirculaire [6] blijkt welke stukken en bescheiden nodig zijn voor de minister om de aanvraag inhoudelijk te kunnen beoordelen en dat deze medische stukken niet ouder mogen zijn dan drie maanden. De minister stelt zich ten aanzien van het door eiseres overgelegde document, bijlage 3, van de reactie van eiseres van 23 januari 2024 terecht op het standpunt dat de naam van de behandelaar, zijn specialisme, de naam van de instelling waar hij werkt en de datum van dagtekening ontbreken en dat daardoor niet valt te controleren van welke behandelaar de antwoorden afkomstig zijn en of de medische informatie voldoende actueel is. Daarmee stelt de minister terecht dat de door eiseres overgelegde bewijsmiddelen niet conform de vereisten zijn en daarmee de aanvragen van eiseres niet compleet zijn. Het betoog van eiseres dat zij enkel bij haar huisarts onder behandeling staat, slaagt niet nu eiseres dit niet nader heeft onderbouwd. Verder stelt de minister terecht dat het aan eiseres is om er zorg voor te dragen dat haar aanvraag volledig is en niet aan de minister om de overgelegde stukken van eiseres bij de betreffende behandelaar te verifiëren. Niet valt in te zien waarom eiseres het betreffende formulier niet, volledig ingevuld, heeft kunnen overleggen. Het betoog van eiseres dat medische informatie niet gebonden is aan specifieke vormvereisten doet aan het voorgaande niet af, nu de vraag voorligt of de overgelegde informatie herleidbaar is naar een behandelaar, specialisme en naam van de instelling en of de medische informatie voldoende actueel is. Gelet op het voorgaande heeft de minister de aanvragen terecht buiten behandeling gesteld.
Heeft de minister het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd?
6. Eiseres betoogt dat de minister in het bestreden besluit enkel de motivering uit het primaire besluit heeft herhaald en niet gemotiveerd is ingegaan op de gronden die in bezwaar worden aangevoegd. Volgens eisers ontbreekt in het bestreden besluit een deugdelijke motivering.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het enkel in algemeenheid stellen dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd zonder nader toe te lichten op welke onderdelen het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd, kan naar oordeel van de rechtbank niet leiden tot het daarmee door eiseres beoogde resultaat. Ook de stelling van eiseres dat de minister in het bestreden besluit enkel de motivering van het primaire besluit heeft herhaald en niet is ingegaan op de gronden van bezwaar, volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft ook deze stelling niet nader onderbouwd.
Heeft de minister eiseres ten onrechte niet gehoord?
7. Eiseres stelt dat zij had moeten worden gehoord. De vereiste informatie is volgens eiseres correct en volledig verstrekt.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Hoewel het horen als bedoeld in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitgangspunt is, kan daar onder omstandigheden van worden afgezien. Eén van die omstandigheden is als sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar. Uit vaste rechtspraak [7] volgt dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar als op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat het aangevoerde in bezwaar niet kan leiden tot een ander standpunt dan het primaire besluit. Omdat in bezwaar enkel in geschil was of de gevraagde bewijsmiddelen conform de vereisten zijn ingebracht en de minister in het primaire besluit duidelijk heeft opgesomd welke informatie ontbreekt, heeft de minister mogen afzien van het horen in bezwaar.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier op medische gronden en de aanvraag om uitstel van vertrek vanwege gezondheidsredenen terecht buiten behandeling heeft gesteld. Zij krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Artikel 64 van de Vreemdelingenwet.
3.Niet ouder dan 3 maanden, zie paragraaf A3/7.2.5 van de Vreemdelingencirculaire.
4.De minister vereist naar de paragrafen B8/9.3, A3/7.2.4 en A3/7.2.5 van de Vreemdelingencirculaire.
5.Op grond van artikel 7:2 en 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht.
6.Paragraaf A3/7.2.4 en 7.2.5 van de Vreemdelingencirculaire.
7.ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.