Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
3.17. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
4.De beslissing
A.G.D.M. Hoek;
S. Heeroma;
Rechtbank Den Haag
Op 6 augustus 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van verzoekers afgewezen. Verzoekers, vertegenwoordigd door advocaten G.J.T.M. van den Bergh en A.G.D.M. Hoek, vroegen om wraking van rolrechter A.C. Bordes in een civiele procedure over de nalatenschap van [naam 3]. De wrakingsgrond was gebaseerd op de vrees voor partijdigheid, omdat de rolrechter eerder betrokken was bij een vergelijkbare zaak. De rechtbank oordeelde dat rolbeslissingen procedureel van aard zijn en geen grond voor wraking kunnen vormen. De enkele omstandigheid dat de rolrechter eerder betrokken was bij een zaak met eenzelfde onderwerp en partijen, was onvoldoende om de vrees voor partijdigheid te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de procedure werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.