ECLI:NL:RBDHA:2024:16565

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/672003/KG RK 24-1252
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens schijn van partijdigheid

Op 9 oktober 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek toegewezen. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. R. Bos, hebben de wraking ingediend tegen mr. A.J. Japenga, kantonrechter, vanwege vermeende partijdigheid. De aanleiding voor het verzoek was een rolbeslissing van de rechter van 24 juli 2024, waarin de rechter vragen stelde aan de gedaagde partij, TUI Airlines Nederland B.V., zonder verzoekers daarvan op de hoogte te stellen. Verzoekers voerden aan dat de rechter hen niet had geïnformeerd over het contact met TUI en dat dit een objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid opleverde. De wrakingskamer oordeelde dat het handelen van de rechter, die contact had opgenomen met de gedaagde partij zonder verzoekers te informeren, een zwaarwegende reden vormde voor de schijn van partijdigheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking toegewezen en bepaald dat het onderzoek in de hoofdzaak opnieuw moet worden aangevangen door een andere kantonrechter. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/64
zaak- /rekestnummer: C/09/672003 / KG RK 24-1252
Beslissing van 9 oktober 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker 1], wonende te [woonplaats 1] ,
[verzoeker 2], wonende te [woonplaats 2] ,
[verzoeker 3], wonende te [woonplaats 2] ,
[verzoeker 4], wonende te [woonplaats 3] ,
[verzoeker 5], wonende te [woonplaats 4] ,
[verzoeker 6], wonende te [woonplaats 4] ,
[verzoeker 7], wonende te [woonplaats 5] ,
[verzoeker 8], wonende te [woonplaats 5] ,
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigde: mr. R. Bos te De Meern,
strekkende tot de wraking van
mr. A.J. Japenga,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolbeslissing van de rechter van 24 juli 2024;
- het bij de rechtbank op 23 augustus 2024 binnengekomen schriftelijke wrakingsverzoek van 19 augustus 2024, met als bijlagen genoemde rolbeslissing en de brief van [naam 1] , gerechtsdeurwaarder van 16 augustus 2024,
- de schriftelijke reactie van de rechter van 13 september 2024.
1.2.
Op 30 september 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is de gemachtigde van verzoekers, mr. R. Bos , verschenen.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen. De wederpartij in de hoofdzaak is uitgenodigd om als toehoorder aanwezig te zijn, maar is niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de kantonzaak met nummer 11213800 CV EXPL 24-13286 tussen verzoekers als eisers en TUI Airlines Nederland B.V. (hierna: TUI) als gedaagde (hierna: de hoofdzaak). In die zaak hebben verzoekers aan een deurwaarder verzocht TUI te dagvaarden om op 24 juli 2024 te verschijnen ter terechtzitting van de rechtbank Den Haag, kamer voor kantonzaken, locatie Den Haag. De rechter heeft op 24 juli 2024 een rolbeslissing gegeven, waarin onder meer het volgende is vermeld:
De gedaagde partij [TUI, toevoeging rechtbank]
heeft naar aanleiding van vragen van de rechtbank aangegeven dat de onderhavige dagvaarding niet is betekend. Uit de dagvaarding lijkt echter te volgen dat deze wel is betekend.
De kantonrechter wenst daarom nader geïnformeerd te worden door eisende partij over de betekening van de dagvaarding. Indien hierover op de na te noemen rolzitting geen duidelijkheid wordt verschaft door eisende partij, zal de dagvaarding nietig worden verklaard.”
2.2.
De gemachtigde van verzoekers heeft navraag gedaan bij de deurwaarder die hij belast had met de betekening van de dagvaarding. De deurwaarder heeft bij brief van 16 augustus 2024 uiteengezet dat de dagvaarding wel degelijk is betekend, zoals in het exploot van de dagvaarding (een authentieke akte met dwingende bewijskracht) vermeld staat. Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoekers een wrakingsverzoek tegen de rechter ingediend.
2.3.
Blijkens het schriftelijke verzoek en de toelichting die de gemachtigde van verzoekers tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer heeft gegeven, heeft hij het volgende aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. De rechter heeft aan TUI, die in de hoofdzaak niet is verschenen, kennelijk vragen gesteld naar aanleiding van het niet-verschijnen, zonder verzoekers daarvan op de hoogte te stellen. Ook van het antwoord dat TUI daarop heeft gegeven – dat de dagvaarding niet aan haar zou zijn betekend – heeft de rechter verzoekers niet op de hoogte gesteld. Vervolgens heeft de rechter in een rolbeslissing verzoekers opgedragen duidelijkheid te geven over de betekening van de dagvaarding en aangekondigd dat de dagvaarding zonder die nadere toelichting nietig zal worden verklaard. Verzoekers menen dat de rechter blijk heeft gegeven van vooringenomenheid door op eigen initiatief contact op te nemen met TUI en vragen te stellen over het niet-verschijnen van TUI, zonder verzoekers daarin te kennen. Vervolgens heeft de rechter van verzoekers gevraagd om duidelijkheid te verschaffen over de betekening van de dagvaarding, terwijl zij daartoe niets anders kunnen doen dan het reeds in het geding gebrachte exploot van de dagvaarding te tonen. De rechter heeft bovendien een vergaande consequentie in het vooruitzicht gesteld als verzoekers geen duidelijkheid verschaffen, namelijk dat de dagvaarding nietig wordt verklaard, waardoor hun vordering mogelijk vervalt omdat zij voor een bepaalde vervaltermijn moeten dagvaarden.
2.4.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Uit de wet volgt dat een verzoeker de omstandigheden die volgens hem grond vormen voor wraking moet aanvoeren zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden. In dit geval zien de omstandigheden die verzoekers hebben aangevoerd op de rolbeslissing van 24 juli 2024. Verzoekers hebben het wrakingsverzoek ingediend op 19 augustus 2024 (per e-mail en per brief die bij de rechtbank is binnengekomen op 23 augustus 2024). Voor dit tijdsverloop van bijna vier weken heeft de gemachtigde van verzoekers ter zitting van de wrakingskamer een redelijke verklaring gegeven. De rolbeslissing is hem namelijk pas twee weken na 24 juli 2024 bekend geworden, omdat deze is binnengekomen bij de deurwaarder die voor hem optreedt als rolgemachtigde. De deurwaarder heeft de rolbeslissing pas rond
7 augustus 2024 naar de gemachtigde van verzoekers gestuurd. Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoekers aan de deurwaarder gevraagd of hij duidelijkheid kon verschaffen over de rolbeslissing en de betekening van de dagvaarding. Nadat de deurwaarder bij brief van (vrijdag) 16 augustus 2024 zijn zienswijze hierover kenbaar had gemaakt, heeft de gemachtigde op (maandag) 19 augustus 2024 het wrakingsverzoek ingediend. Het verzoek is daarom op tijd ingediend en verzoekers kunnen daarin dan ook worden ontvangen.
3.3.
In haar schriftelijke reactie heeft de rechter gewezen op nog een andere omstandigheid waarom verzoekers niet in hun wrakingsverzoek zouden kunnen worden ontvangen, namelijk dat de rechter de rolbeslissing als rolrechter heeft gegeven en zij niet met de inhoudelijke behandeling van de zaak is belast. De wrakingskamer is echter van oordeel dat verzoekers kunnen worden ontvangen in het wrakingsverzoek. Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een wrakingsverzoek betrekking hebben op elk van de rechters die een zaak behandelen. Onder het ‘behandelen van een zaak’ valt elke rechterlijke bemoeienis met een zaak, van welke aard en omvang dan ook. Een wrakingsverzoek kan dus ook worden gericht tegen een rolrechter die een rolbeslissing neemt zoals die in de hoofdzaak is genomen. Vervolgens komt de wrakingskamer toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
3.4.
Uit de reactie van de rechter op het wrakingsverzoek volgt dat, omdat TUI niet, zoals doorgaans het geval is, uitstel had gevraagd, een griffiemedewerker bij de gemachtigde van TUI ‘heeft geïnformeerd’. De rechter heeft (de gemachtigde van) verzoekers niet op de hoogte gesteld van dit informatieverzoek, zodat zij hierop niet hebben kunnen reageren. Ook van het antwoord dat TUI heeft gegeven (te weten dat, volgens de reactie van de rechter op het wrakingsverzoek, de betreffende dagvaarding niet zou zijn betekend), heeft de rechter (de gemachtigde van) verzoekers niet op de hoogte gesteld. Vervolgens heeft de rechter de in 2.1 geciteerde rolbeslissing gegeven.
3.5.
Uitgangspunt is dat een rolbeslissing – ook als deze onjuist zou zijn – in beginsel geen grond vormt voor wraking. De wrakingskamer constateert echter dat het wrakingsverzoek niet enkel is gegrond op de rolbeslissing zelf en de daaraan ten grondslag liggende motivering, maar tevens op de feitelijke gang van zaken voorafgaand aan het nemen van de rolbeslissing.
3.6.
De rechter heeft, zonder verzoekers daarin te kennen en buiten de procedure om, een griffiemedewerker contact laten opnemen met TUI omdat zij het opvallend vond dat niet om uitstel was verzocht. Nadat TUI berichtte dat de dagvaarding niet aan haar was betekend, heeft de rechter verzoekers de opdracht gegeven om over de betekening duidelijkheid te verschaffen.
3.7.
Naar het oordeel van de wrakingskamer levert het handelen van de rechter een zwaarwegende reden op voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde) schijn van partijdigheid. De rechter heeft de betekening van de dagvaarding in twijfel getrokken, terwijl de deurwaarder daarover een authentieke akte (met dwingende bewijskracht) had opgemaakt, heeft op basis van haar kennelijke ervaring met het handelen van een gedaagde partij als TUI in een procedure als aan de orde, met TUI contact laten leggen, zonder (de gemachtigde van) verzoekers daarin te kennen en heeft vervolgens (de gemachtigde van) verzoekers pas met de rolbeslissing in kennis gesteld van de (kennelijke) verklaring van TUI dat de dagvaardging niet aan haar was betekend. Het wrakingsverzoek wordt dan ook toegewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking toe;
4.2.
bepaalt dat het geschorste onderzoek ter zitting in de hoofdzaak met ingang van heden opnieuw een aanvang neemt en schorst dit onderzoek totdat het onderzoek door een andere kantonrechter in deze rechtbank zal zijn hervat;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekers p/a hun gemachtigde mr. R. Bos (op het adres [adres] , [postcode] De Meern );
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.E. Bierling, A.M. Boogers en D.M. Drok, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt-Schrover en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.