ECLI:NL:RBDHA:2025:148

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
C/09/673986 KG RK 24-1439
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 6 januari 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich genoodzaakt voelde om de kantonrechter, mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, te wraken. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat de kantonrechter niet onpartijdig kon zijn, omdat zij eerder in 2023 had geoordeeld in een zaak tussen dezelfde partijen. De wrakingskamer oordeelde dat het enkele feit dat een rechter eerder in een zaak tussen partijen heeft geoordeeld, niet automatisch wijst op partijdigheid. De verzoeker had zijn wrakingsgrond niet met voldoende feiten en omstandigheden onderbouwd.

Daarnaast stelde de verzoeker dat de motivering van de tussenbeslissing om geen prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen gebrekkig was, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit niet voldoende was voor een wrakingsverzoek. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in het geding is. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat het proces-verbaal van de zitting onvolledig of onjuist was en dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar was.

De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het verzoek tot wraking van mr. M.E. Groeneveld-Stubbe werd afgewezen en dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kan worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer: 2024/72
zaak- /rekestnummer: C/09/673986 KG RK 24-1439
Beslissing van 6 januari 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
door hem ingesteld mede namens
Vereniging van Eigenaars [adres] ,gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen: de VvE,
strekkende tot de wraking van
mr. M.E. Groeneveld-Stubbe,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 1 oktober 2024 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke aanvulling op het mondelinge wrakingsverzoek, met producties, van 15 oktober 2024;
- de schriftelijke aanvulling op het mondelinge wrakingsverzoek, met producties, van 21 oktober 2024;
- de e-mail van de rechtbank aan verzoeker als antwoord op het verschoningsverzoek van mr. E.A.W. Schippers, van 22 oktober 2024;
- de schriftelijke aanvulling op het mondelinge wrakingsverzoek, met productie, van 27 oktober 2024;
- het schriftelijke verzoek om wraking van mr. E.A.W. Schippers, met productie, van 27 oktober 2024;
- de e-mail van de griffie van 23 oktober 2024;
- het proces-verbaal van de zitting van de wrakingskamer van 28 oktober 2024;
- de beslissing van de wrakingskamer op het wrakingsverzoek van mr. Schippers van 9 december 2024;
- de schriftelijke aanvulling op het mondelinge wrakingsverzoek, met producties, van 19 december 2024.
1.2.
Op 23 december 2024 is het verzoek tot wraking d.d. 1 oktober 2024 ter zitting behandeld. Hierbij is verzoeker verschenen.
De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 11185012 / RP VERZ 24-50395 tussen verzoeker en [wederpartij in de hoofdzaak] .
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht in zijn schriftelijke aanvullingen en bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
De kantonrechter heeft in 2023 uitspraak gedaan in een eerdere zaak tussen partijen en heeft in onderhavige zaak een standpunt ingenomen waardoor verzoeker zich genoodzaakt ziet om de rechter te wraken. De vooringenomenheid van de kantonrechter blijkt onder meer uit het gegeven dat verzoeker niet als voorzitter van de VvE wordt erkend in de preambule (de wrakingskamer begrijpt: van het proces-verbaal van 1 oktober 2024) waarin de partijen worden genoemd. De kantonrechter had onderzoek moeten doen naar wie de partijen zijn en deze juist moeten vermelden. De kantonrechter heeft het verzoek van verzoeker afgewezen en daarbij verwezen naar haar eerdere uitspraak in 2023 waarin de kantonrechter heeft geoordeeld dat verzoeker niet als voorzitter van de VvE wordt erkend.
Daarnaast heeft de advocaat van de wederpartij gesteld dat verzoeker misbruik maakt van zijn positie en de kantonrechter is hierin meegegaan, zonder dat is besproken welk misbruik verzoeker zou hebben gepleegd. Dat verzoeker het recht wordt ontzegd om te spreken namens de VvE ziet hij niet slechts als een procedurele tussenbeslissing, maar als een ingreep in de procesorde.
Daarnaast heeft verzoeker de kantonrechter verzocht om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. De kantonrechter heeft ter zitting aangegeven hierover te zullen nadenken.
Verzoeker stelt dat de kantonrechter aldus is weggelopen van haar verantwoordelijkheid.
Ten derde heeft de kantonrechter niet erkend dat de advocaat van de wederpartij inmiddels als partij deel uitmaakt van de procedure. De kantonrechter heeft het argument van verzoeker betreffende de processuele ondeelbaarheid afgedaan met een niet-inhoudelijk argument, dat er op neerkomt dat het ongebruikelijk is dat een advocaat van een van de partijen zelf partij wordt in de hoofdzaak.
Ten slotte heeft verzoeker de wrakingskamer verzocht de beslissing van de wrakingskamer d.d. 23 december 2022 op het wrakingsverzoek van verzoeker van mr. Schippers als lid van de wrakingskamer, te heroverwegen. Daarnaast heeft verzoeker mr. Schotte verzocht zich te verschonen, nu zij samen met mr. Sluymer een eerder wrakingsverzoek van verzoeker van dezelfde kantonrechter heeft beoordeeld.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten zich te refereren aan het oordeel van de wrakingskamer.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoeker heeft ter zitting de wrakingskamer verzocht om zich uit te laten over de beslissing van de wrakingskamer van 23 december 2022 en heeft mr. Schotte verzocht zich te verschonen. De wrakingskamer stelt vast dat zij alleen kan beslissen over het huidige wrakingsverzoek van verzoeker van 1 oktober 2024. Zij kan eerdere beslissingen niet herzien en zal daarom het verzoek van verzoeker om de wrakingsbeslissing van 23 december 2022 te herzien, niet in behandeling nemen. Daarnaast is het niet mogelijk voor een partij om een rechter te verzoeken zich te verschonen. De bevoegdheid om zich te kunnen verschonen komt alleen aan de rechter toe, en de rechter heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
3.3.
Verzoeker stelt dat de preambule van het proces-verbaal van de zitting van
1 oktober 2024 onjuist is en dat hij een verbod heeft gekregen om namens de VvE te spreken. De wrakingskamer ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat het proces-verbaal onvolledig of onjuist is. Zij gaat dan ook uit van de juistheid van het proces-verbaal van de zitting van 1 oktober 2024. Dat verzoeker in dat proces-verbaal als belanghebbende wordt aangemerkt geeft naar het oordeel van de wrakingskamer geen blijk van vooringenomenheid of (de schijn van) partijdigheid, nu het een tussenbeslissing betreft en daarmee niet vaststaat dat al inhoudelijk is beslist in de hoofdzaak. Verzoeker heeft ter zitting van 1 oktober 2024 desgevraagd verklaard dat hij zowel voor zichzelf als de VvE aanwezig is en hij heeft blijkens het proces-verbaal de gelegenheid gehad om zijn standpunt(en) toe te lichten. Dat de advocaat van de wederpartij iets inbrengt tegen wat verzoeker heeft gezegd, betekent niet dat de kantonrechter verzoeker heeft beperkt in zijn spreekrecht. Dat de advocaat van de wederpartij zelf partij zou zijn, zoals verzoeker stelt, maakt dat niet anders. Daarnaast heeft verzoeker gesteld dat de kantonrechter niet onpartijdig kan zijn, omdat zij eerder in 2023 heeft geoordeeld in een zaak tussen partijen. Het enkele feit dat een rechter reeds eerder in een zaak tussen partijen een beslissing heeft genomen, zegt niets over de eventuele partijdigheid van een rechter. Verzoeker heeft deze wrakingsgrond niet met feiten en omstandigheden onderbouwd. Voor zover het wrakingsverzoek is gebaseerd op de hiervoor weergegeven gronden, is het niet toewijsbaar.
3.4.
Verzoeker legt aan het verzoek verder ten grondslag dat de motivering van de (tussen)beslissing om geen prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen zodanig gebrekkig is dat deze grond is voor wraking. Uitgangspunt moet zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering van een (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders als de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Dat geval doet zich hier echter naar het oordeel van de wrakingskamer niet voor. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek, voor zover het is gebaseerd op de motivering van deze (tussen)beslissing, niet toewijsbaar is.
3.5.
Verzoeker heeft bij beslissing van 9 december 2024 reeds in de hoofdzaak en de wrakingszaak een wrakingsverbod gekregen. Deze verboden blijven onverkort van kracht.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking van mr. M.E. Groeneveld-Stubbe af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de (kanton)rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Kramer, E.E. Schotte en A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van de griffier S.J.W.M. Luijten en in het openbaar uitgesproken op
6 januari 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.