Uitspraak
Rechtbank den haag
hierna te noemen: de VvE,
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
1 oktober 2024 onjuist is en dat hij een verbod heeft gekregen om namens de VvE te spreken. De wrakingskamer ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat het proces-verbaal onvolledig of onjuist is. Zij gaat dan ook uit van de juistheid van het proces-verbaal van de zitting van 1 oktober 2024. Dat verzoeker in dat proces-verbaal als belanghebbende wordt aangemerkt geeft naar het oordeel van de wrakingskamer geen blijk van vooringenomenheid of (de schijn van) partijdigheid, nu het een tussenbeslissing betreft en daarmee niet vaststaat dat al inhoudelijk is beslist in de hoofdzaak. Verzoeker heeft ter zitting van 1 oktober 2024 desgevraagd verklaard dat hij zowel voor zichzelf als de VvE aanwezig is en hij heeft blijkens het proces-verbaal de gelegenheid gehad om zijn standpunt(en) toe te lichten. Dat de advocaat van de wederpartij iets inbrengt tegen wat verzoeker heeft gezegd, betekent niet dat de kantonrechter verzoeker heeft beperkt in zijn spreekrecht. Dat de advocaat van de wederpartij zelf partij zou zijn, zoals verzoeker stelt, maakt dat niet anders. Daarnaast heeft verzoeker gesteld dat de kantonrechter niet onpartijdig kan zijn, omdat zij eerder in 2023 heeft geoordeeld in een zaak tussen partijen. Het enkele feit dat een rechter reeds eerder in een zaak tussen partijen een beslissing heeft genomen, zegt niets over de eventuele partijdigheid van een rechter. Verzoeker heeft deze wrakingsgrond niet met feiten en omstandigheden onderbouwd. Voor zover het wrakingsverzoek is gebaseerd op de hiervoor weergegeven gronden, is het niet toewijsbaar.
4.De beslissing
6 januari 2025.