ECLI:NL:RBDHA:2025:14789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.5723
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, van Afghaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat eiseres haar identiteit en nationaliteit niet had aangetoond. Eiseres had op 18 juni 2023 haar aanvraag ingediend, maar verweerder achtte haar asielmotieven ongeloofwaardig, vooral op basis van een taalanalyse die concludeerde dat haar Pashto niet herleidbaar was tot Afghanistan maar tot Peshawar in Pakistan. Eiseres voerde aan dat zij documenten had overgelegd ter ondersteuning van haar identiteit, maar de rechtbank oordeelde dat deze documenten niet voldoende waren om de twijfels van verweerder te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de taalanalyse en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5723

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. J. de Jong),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij besluit van 3 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
afgewezen als kennelijk ongegrond en aan eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2025, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep (NL25.5724), op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres stelt van Afghaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedatum] 1999. Eiseres heeft op 18 juni 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan deze aanvraag is ten grondslag gelegd dat eiseres Afghanistan, waar zij stelt te zijn geboren en haar hele leven te hebben verbleven, is ontvlucht vanwege problemen met de Taliban.
Het bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de problemen met de Taliban.
2.1.
Verweerder heeft het eerste asielmotief ongeloofwaardig geacht, omdat eiseres haar identiteit en nationaliteit niet heeft aangetoond met documenten en eiseres volgens verweerder niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder c en e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht de door eiseres gestelde herkomst uit Afghanistan niet geloofwaardig. Dit standpunt is gebaseerd op een rapport taalanalyse van het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) van 29 november 2024, waarin is geconcludeerd dat eiseres op grond van haar spraak (Pashto) eenduidig niet herleidbaar is tot Afghanistan, maar eenduidig herleidbaar is tot Peshawar (Pakistan). Gelet op het voorgaande en omdat het tweede asielmotief slechts betekenis heeft tegen de achtergrond van de herkomst van eiseres, heeft verweerder het tweede asielmotief niet beoordeeld. Volgens verweerder is er geen grond voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De asielaanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw.
Beoordeling van het beroep
3. Eiseres betoogt dat haar identiteit, nationaliteit en herkomst ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht. Eiseres wijst op de bij de asielaanvraag overgelegde vertaling van haar geboorte-/identiteitsbewijs en stelt dat zij inmiddels over een originele tazkera en een verklaring daarover van de Afghaanse ambassade in Bonn, Duitsland beschikt. Verweerder dient deze nieuwe documenten op echtheid te onderzoeken. Eiseres stelt daarnaast dat verweerder niet mag uitgaan van de verrichte taalanalyse, omdat er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de zorgvuldige totstandkoming en de inhoud daarvan. De taalanalist heeft namelijk niet kenbaar meegewogen dat eiseres afkomstig is uit een gebied dat grenst aan Peshawar (Pakistan) en dat haar spraak daardoor beïnvloed kan zijn. Bovendien is niet duidelijk in hoeverre de opmerkingen van de taalanalist over de achtergrond en de landenkennis van eiseres een rol hebben gespeeld bij zijn conclusie. Verder is er geen transcriptie van de taalanalyse verstrekt aan eiseres. Eiseres heeft geen contra-expertise uit kunnen laten voeren omdat gebleken is dat er geen expert beschikbaar is. Er is sprake van strijd met het beginsel van equality of arms. Eiseres verwijst naar de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 18 maart 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:4505) en correspondentie met VluchtelingenWerk Nederland.
3.1.
Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht betrokken dat eiseres haar identiteit en nationaliteit niet heeft aangetoond met documenten. Eiseres heeft bij haar aanvraag immers enkel een vertaling van een geboorte-/identiteitsbewijs overgelegd. Uit onderzoek van Bureau Documenten is bovendien gebleken dat de legalisatiewaarmerken (onder andere de inktstempelafdrukken) van deze vertaling afwijken van het beschikbare vergelijkingsmateriaal, op grond waarvan Bureau Documenten tot de conclusie is gekomen dat de legalisatie uit naam van het Afghaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven.
3.2.
Ten aanzien van de taalanalyse overweegt de rechtbank als volgt.
3.2.1.
Uit vaste jurisprudentie, bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 6 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:922) volgt dat een advies van TOELT een deskundigenadvies is, waar verweerder in beginsel van uit mag gaan, nadat hij is nagegaan of het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Een vreemdeling kan concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies naar voren brengen. Verder kan de vreemdeling de inhoudelijke juistheid van de taalanalyse betwisten door het laten verrichten van een contra-expertise.
3.2.2.
In de taalanalyse van TOELT is geconcludeerd dat het Pashto van eiseres eenduidig niet te herleiden is tot Afghanistan, maar eenduidig wel te herleiden is tot Peshawar in Pakistan. In het rapport is opgenomen dat op grond van de gestelde afkomst, herkomst en levensloop van eiseres verwacht mag worden dat zij een beheersing op moedertaalniveau heeft van een vorm van Pashto zoals dat gangbaar is in haar gestelde herkomstgebied in Afghanistan. Eiseres heeft een beheersing op moedertaalniveau van een vorm van Pashto. Eiseres spreekt Pashto zoals dat gangbaar is in Peshawar in Pakistan. De uitspraak van het Pashto van eiseres is beïnvloed door het Urdu, zoals dat typisch is voor Peshawar in Pakistan. Eiseres gebruikt leenwoorden uit het Urdu en Engels, zoals dat niet gangbaar is in Afghanistan, maar typisch is voor Pakistan. Eiseres maakt grammaticale constructies die typisch zijn voor Pakistan. Het rapport vermeldt verder dat de taalanalist is geboren en getogen in Afghanistan, moedertaalspreker van het Pashto is en daarnaast Dari, Farsi en Urdu spreekt.
3.2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is de taalanalyse op zorgvuldige wijze tot stand gekomen, is de redenering daarin begrijpelijk en sluiten de getrokken conclusies daarop aan. De taalanalyse vermeldt onder punt 2 dat eiseres heeft opgegeven dat zij in Afghanistan heeft verbleven in de plaatsen Hazar Naw (van 1999 tot 2018) en Jalalabad (van 2018 tot 2023) en onder punt 3 dat eiseres tijdens het gesprek dat ten behoeve van de taalanalyse is opgenomen heeft verklaard dat zij is geboren en getogen in Hazar Naw, in de provincie Nangarhar in Afghanistan en dat zij ook in Jalalabad heeft verbleven. Gelet op deze vermeldingen was de taalanalist wel degelijk bekend met de door eiseres gestelde herkomst uit de grensregio met Peshawar (Pakistan). Verder acht de rechtbank het, evenals verweerder in het bestreden besluit, aannemelijk dat de opmerkingen van de taalanalist over de landenkennis van eiseres geen rol van betekenis hebben gespeeld bij de totstandkoming van de conclusie van de taalanalyse. Daartoe is van belang dat onder punt 5 van het rapport (Resultaat) voor de conclusie dat eiseres eenduidig niet herleidbaar is tot Afghanistan, maar eenduidig herleidbaar is tot Peshawar (Pakistan) enkel is verwezen naar de spraak (het Pashto) van eiseres, wat er volgens de Vakbijlage taalanalyse op wijst dat de gedemonstreerde landenkennis (of het gebrek daaraan) niet is betrokken bij de totstandkoming van de conclusie. Met betrekking tot de transcriptie van de taalanalyse heeft verweerder ter zitting gesteld dat een transcriptie kan worden verstrekt indien de vreemdeling daar in het kader van een contra-expertise om verzoekt, maar dat eiseres daar niet om heeft verzocht. Nu eiseres dit laatste onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, treft de stelling van eiseres dat zij ten onrechte geen transcriptie heeft ontvangen, geen doel. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de taalanalyse naar voren heeft gebracht. Het beroep op de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 18 maart 2025 treft geen doel, nu de feiten en omstandigheden in die zaak niet vergelijkbaar zijn met de feiten en omstandigheden in de zaak van eiseres.
3.2.4.
Eiseres heeft geen contra-expertise overgelegd om zo de inhoudelijke juistheid van de taalanalyse te betwisten. Hoewel uit de overgelegde correspondentie met VluchtelingenWerk Nederland kan worden opgemaakt dat het erg moeilijk is om een geschikte expert te vinden voor het uitvoeren van een contra-expertise, heeft VluchtelingenWerk Nederland eiseres in dit verband wel gewezen op het Zweedse bureau VERIFIED. Eiseres heeft met haar enkele stelling ter zitting dat in de praktijk is gebleken dat dit bureau in Zweden geen optie is, niet aannemelijk gemaakt dat het redelijkerwijs niet mogelijk was voor haar om via deze weg of op andere wijze een contra-expertise te laten verrichten. Daarbij komt dat eiseres gedurende de asielprocedure de mogelijkheid heeft gehad om met ander relevant bewijs te komen of concrete aanknopingspunten aan te dragen voor twijfel aan het rapport van TOELT. Eiseres heeft echter geen ander relevant bewijs overgelegd en geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de taalanalyse van TOELT naar voren gebracht. Er bestaat daarom geen aanleiding om eiseres vanwege het beginsel van equality of arms compensatie te bieden, wat zij kennelijk beoogt. Ter vergelijking wijst de rechtbank op de uitspraak van de Afdeling van 19 augustus 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1904).
3.2.5.
Nu eiseres geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de taalanalyse naar voren heeft gebracht en geen contra-expertise heeft overgelegd ter betwisting van de inhoud van de taalanalyse, mocht verweerder in het bestreden besluit afgaan op het advies van TOELT. Gelet op de uitkomst van de taalanalyse twijfelt verweerder er niet ten onrechte aan dat eiseres, zoals zij stelt, haar hele leven in Afghanistan heeft verbleven. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte de gestelde herkomst van eiseres ongeloofwaardig geacht.
3.3.
Eiseres heeft hangende de beroepsprocedure stukken aan het dossier toegevoegd. Volgens eiseres betreft dit haar originele Afghaanse tazkera en een verklaring van de Afghaanse ambassade in Bonn, Duitsland over die tazkera. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat er geen aanleiding is om deze documenten alsnog door Bureau Documenten te laten onderzoeken. Deze documenten, al zouden deze onderbouwen dat eiseres geboren is in Afghanistan en dat zij de Afghaanse nationaliteit heeft, kunnen immers niet afdoen aan de twijfel die op grond van de taalanalyse is ontstaan over de gestelde
herkomstvan eiseres uit Afghanistan, terwijl de problemen die ten grondslag zijn gelegd aan de asielaanvraag zich volgens eiseres in dat land zouden hebben voorgedaan. Verweerder heeft er bovendien op kunnen wijzen dat uit de algemeen ambtsberichten over Afghanistan van juni 2023 en november 2020 volgt dat tazkera’s fraudegevoelig zijn en dat voor papieren tazkera’s hetzelfde geldt omdat deze geen biometrische gegevens en veiligheidskenmerken bevatten, waardoor het eenvoudig is om een papieren tazkera te vervalsen en wat maakt dat verweerder weinig waarde hecht aan Afghaanse papieren tazkera’s.
3.4.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
4. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.