ECLI:NL:RBDHA:2025:14764

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.21713
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met betrekking tot zicht op uitzetting naar Algerije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een maatregel van bewaring opgelegd aan eiser door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel van bewaring is opgelegd op 28 januari 2025 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft eerder al drie keer de maatregel van bewaring getoetst en in deze uitspraak is vastgesteld dat de maatregel rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 16 april 2025. Eiser betoogde dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije was, omdat er sinds 31 januari 2025 een aanvraag voor een laissez-passer bij de Algerijnse autoriteiten liep zonder reactie. De rechtbank oordeelde dat de Algerijnse autoriteiten voldoende tijd moeten krijgen om de aanvraag te verwerken en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde. Daarnaast betoogde eiser dat de minister onvoldoende voortvarend handelde in zijn uitzetting, maar de rechtbank concludeerde dat de minister voldoende actie ondernam. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.21713

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. S. Faber),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 28 januari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring drie keer eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 17 februari 2025. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 21 maart 2025. [2] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 23 april 2025 [3] .
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft beroepsgronden ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit uitspraak van 23 april 2025 (in de zaak NL25.16889) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt (op 16 april 2025), rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
3. Eiser betoogt dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije ontbreekt. Er loopt sinds 31 januari 2025 een aanvraag om afgifte van een laissez-passer (lp) voor eiser bij de Algerijnse autoriteiten. Daarop is nog geen reactie gekomen. Eiser heeft er geen vertrouwen in dat de Algerijnse autoriteiten nog binnen redelijke termijn een lp zullen verlenen.
3.1.
De rechtbank heeft deze beroepsgrond eerder getoetst, laatstelijk in de uitspraak van 23 april 2025. De rechtbank verwijst naar rechtsoverweging 4 van die uitspraak. Uit de beschikbare informatie blijkt niet dat de Algerijnse autoriteiten de aanvraag inmiddels hebben afgewezen of dat zij de aanvraag niet meer in behandeling hebben. Nog steeds geldt dat de Algerijnse autoriteiten enige tijd moet worden gegund om de afgifte van een lp in orde te maken. Hiermee zijn vaak meerdere maanden gemoeid. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Eiser betoogt ook dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Verweerder heeft diverse malen gerappelleerd, maar algemeen rappelleren heeft geen enkele zin. Nu eiser al sinds eind januari 2025 in bewaring zit, mag van verweerder verwacht worden dat hij meer op dossierniveau bij de Algerijnse autoriteiten aandacht vraagt voor eisers zaak. Nu dat wordt nagelaten handelt verweerder niet voortvarend met betrekking tot de uitzetting en de bewaring dient dan ook te worden opgeheven.
4.1.
Ook deze beroepsgrond heeft de rechtbank eerder getoetst. De rechtbank verwijst naar rechtsoverweging 6. van de uitspraak van 23 april 2025. Verweerder rappelleert regelmatig en voert ook regelmatig vertrekgesprekken met eiser. In dit stadium van de bewaring handelt verweerder aldus voldoende voortvarend. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank ook ambtshalve toetsend in de door verweerder en eiser verstrekte gegevens geen grond voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Rotterdam) 17 februari 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:1909.
2.Rb. Den Haag (zp Rotterdam) 21 maart 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:4785.
3.Rb. Den Haag (zp Rotterdam) 23 april 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:6212.