ECLI:NL:RBDHA:2025:14710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.13921
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag door de rechtbank

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 augustus 2025 uitspraak gedaan in het verzet van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van 29 april 2025. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposant, die een asielaanvraag had ingediend, ongegrond verklaard omdat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen. De opposant had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar verscheen niet op de zitting op 31 juli 2025, ondanks dat hij en zijn gemachtigde voorafgaand aan de zitting op de hoogte waren gesteld.

De rechtbank beoordeelde of het verzet ontvankelijk was. Volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een zaak vereenvoudigd worden afgedaan als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank concludeerde dat het procesbelang van de opposant was komen te vervallen, omdat hij met onbekende bestemming was vertrokken en er geen recent contact was geweest met zijn gemachtigde. De gemachtigde had weliswaar actuele contactgegevens, maar er was geen bewijs dat de opposant nog prijs stelde op de bescherming in Nederland.

Daarom verklaarde de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 29 april 2025 in stand blijft. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL25.13921 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant],opposant, [1]
v-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 29 april 2025 in het geding tussen
opposant
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij uitspraak van 29 april 2025 [2] (de aangevallen uitspraak) heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van opposant tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag ongegrond verklaard.
Opposant heeft verzet gedaan tegen deze uitspraak.
De rechtbank heeft het verzet op 31 juli 2025 op zitting behandeld. Opposant en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Artikel 8:54 van de Awb biedt de mogelijkheid tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel in de zaak buiten redelijke twijfel staat. In verzet beoordeelt de rechtbank alleen of er redelijke twijfel mogelijk was over het oordeel in de aangevallen uitspraak. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank pas toe als het verzet gegrond is.
2. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het beroep ontvankelijk is. Volgens vaste rechtspraak [3] ontvalt het procesbelang als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder dat bekend is waar hij verblijft omdat er dan van wordt uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Dit is slechts anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dat hij zijn beroep wil handhaven. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
3. Bij brief van 3 juni 2025 heeft verweerder medegedeeld dat opposant met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft op 3 juni 2025 en 11 juni 2025 de gemachtigde van opposant verzocht om kenbaar te maken of hij nog recent contact heeft gehad met opposant en of hij op de hoogte is van zijn verblijfsplaats. Bij bericht van 19 juni 2025 heeft de gemachtigde van opposant medegedeeld dat bij brief van 10 juni 2025 is meegedeeld dat opposant is overgeplaatst naar een andere opvanglocatie. De gemachtigde van eiser stelt te beschikken over de actuele contactgegevens van opposant, maar nog geen recente reactie van hem te hebben ontvangen. Hieruit moet worden afgeleid dat er geen recent contact is. Dat de gemachtigde beschikt over de actuele contactgegevens van eiser, kan gelet op het ontbreken van recent contact met opposant, geen zelfstandige betekenis hebben. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat opposant niet langer prijs stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland en dus geen belang meer heeft bij de beoordeling van het verzet.
4. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat het verzet niet inhoudelijk wordt beoordeeld en dat de eerdere uitspraak van 29 april 2025 in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 4 augustus 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.