In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2025, in de zaak met nummer SGR 23/6479, heeft de rechtbank geoordeeld over het verzoek van eiseres om verweerder, het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, te veroordelen in de proceskosten. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend voor een vergoeding voor piketbijstand aan een minderjarige, welke aanvankelijk was afgewezen. Tijdens de beroepsprocedure heeft verweerder alsnog besloten de vergoeding toe te kennen, waarna eiseres haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van feitelijke complexiteit in deze zaak, wat aanleiding geeft om van de standaardregel af te wijken dat een advocaat geen proceskosten hoeft te maken voor een procedure over rechtsbijstand. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 1.230,50 aan proceskosten en het griffierecht van € 184,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een duidelijke beleidslijn van verweerder omtrent de vergoeding van piketbijstand, vooral in complexe zaken.