Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
In het bezwaarschrift kan de indiener het bestuursorgaan verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter, zulks in afwijking van artikel 7:1.
Het bestuursorgaan wijst het verzoek in ieder geval af, indien tegen het besluit een ander bezwaarschrift is ingediend waarin eenzelfde verzoek ontbreekt, tenzij dat andere bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is.
Het bestuursorgaan kan instemmen met het verzoek indien de zaak daarvoor geschikt is.
Het bestuursorgaan beslist zo spoedig mogelijk op het verzoek. Een beslissing tot instemming wordt genomen zodra redelijkerwijs kan worden aangenomen dat geen nieuwe bezwaarschriften zullen worden ingediend. De artikelen 4:7 en 4:8 zijn niet van toepassing.
Indien het bestuursorgaan instemt met het verzoek zendt het het bezwaarschrift, onder vermelding van de datum van ontvangst, onverwijld door aan de bevoegde rechter.
Een na de instemming ontvangen bezwaarschrift wordt eveneens onverwijld doorgezonden aan de bevoegde rechter. Indien dit bezwaarschrift geen verzoek als bedoeld in het eerste lid bevat, wordt, in afwijking van artikel 8:41, eerste lid, geen griffierecht geheven.
De bestuursrechter kan zaken over hetzelfde of een verwant onderwerp ter behandeling voegen en de behandeling van gevoegde zaken splitsen.
Een verzoek daartoe kan worden gedaan tot de sluiting van het onderzoek ter zitting
Artikel 8:69a
De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.
De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.
De bestuursrechter kan bepalen dat:
de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, of
zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan
4. De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij:
bepalen dat wettelijke voorschriften over de voorbereiding van het nieuwe besluit of de andere handeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven;
het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.
5. De bestuursrechter kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen. Daarbij bepaalt hij het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt.
6. De bestuursrechter kan bepalen dat, indien of zolang het bestuursorgaan niet voldoet aan een uitspraak, het bestuursorgaan aan een door hem aangewezen partij een in de uitspraak vast te stellen dwangsom verbeurt. De artikelen 611a, vierde lid, 611b tot en met 611d en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
Richtlijn (EU) 2016/800 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure.
Artikel 6
Bijstand door een advocaat
Kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure hebben recht op toegang tot een advocaat in overeenstemming met Richtlijn 2013/48/EU. Geen enkele bepaling in deze richtlijn, en met name in dit artikel, doet afbreuk aan dat recht.
De lidstaten zorgen ervoor dat kinderen bijstand krijgen van een advocaat in overeenstemming met dit artikel, teneinde hen in staat te stellen hun recht van verdediging daadwerkelijk uit te oefenen.
De lidstaten zorgen ervoor dat kinderen zonder onnodige vertraging bijstand van een advocaat krijgen vanaf het moment dat zij ervan in kennis worden gesteld dat zij verdachte of beklaagde zijn. In ieder geval worden kinderen door een advocaat bijgestaan vanaf om het even welk van de volgende momenten het eerst valt:
voordat zij door de politie of door een andere rechtshandhavingsautoriteit of rechterlijke instantie worden verhoord;
wanneer de onderzoeks- of andere bevoegde autoriteiten een tot onderzoek of andere vorm van bewijsgaring strekkende handeling verrichten, overeenkomstig lid 4, onder c);
zonder onnodig uitstel na de vrijheidsbeneming;
indien zij voor een in strafzaken bevoegde rechtbank zijn opgeroepen, binnen een redelijke termijn voordat zij voor deze rechtbank in rechte verschijnen.
4. Bijstand door een advocaat omvat het volgende:
de lidstaten zorgen ervoor dat kinderen het recht hebben de advocaat die hen vertegenwoordigt onder vier ogen te ontmoeten en met hem te communiceren, ook voordat zij door de politie of een andere rechtshandhavingsinstantie of rechterlijke instantie worden verhoord;
de lidstaten zorgen ervoor dat kinderen door een advocaat worden bijgestaan tijdens verhoren en dat de advocaat daadwerkelijk aan het verhoor kan deelnemen. Deze deelname geschiedt overeenkomstig procedures van het nationale recht, mits die procedures de daadwerkelijke uitoefening of de essentie van het desbetreffende recht onverlet laten. Wanneer een advocaat aan een verhoor deelneemt, wordt dat feit vastgelegd overeenkomstig de in het nationale recht voorziene vastleggingsprocedure;
de lidstaten zorgen ervoor dat kinderen ten minste door een advocaat worden bijgestaan tijdens de volgende onderzoekshandelingen of handelingen voor het vergaren van bewijsmateriaal, mits het handelingen betreft waarin het nationale recht voorziet en de aanwezigheid van de verdachte of beklaagde persoon bij die handelingen wordt verlangd:
i) meervoudige confrontaties,
ii) confrontaties,
iii) reconstructies van de plaats van een delict.
(…)
Artikel 18
Recht op rechtsbijstand
De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale wetgeving inzake rechtsbijstand de daadwerkelijke uitoefening van het in artikel 6 bedoelde recht op bijstand van een advocaat garandeert.
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 11 juni 2019 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt daarin of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
1. Het bestuur verstrekt aan een rechtsbijstandverlener een subsidie, genoemd vergoeding, voor:
de door hem op basis van een toevoeging verleende rechtsbijstand;
de door hem verleende rechtsbijstand in een zaak waarin een rechtsbijstandverlener rechtsbijstand heeft verleend in het kader van een door het bestuur getroffen regeling voor het beurtelings verlenen van rechtsbijstand in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen zaken.
2. De vergoeding omvat mede de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen overige kosten die verband houden met de verlening van rechtsbijstand alsmede de omzetbelasting die over de vergoeding is verschuldigd.
3. De voor de rechtzoekende vastgestelde eigen bijdrage wordt op de in het eerste lid bedoelde vergoeding in mindering gebracht.
4. Aan ingeschreven advocaten wordt periodiek een voorschot toegekend.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot:
het bedrag van de vergoeding en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;
de aanvraag van de vergoeding en de besluitvorming daarover;
de voorwaarden waaronder de vergoeding wordt verleend;
e verplichtingen van de rechtsbijstandverlener;
de vaststelling van de vergoeding;
de wijziging van de vergoeding;
de verlening van voorschotten;
de betaling van de vergoeding;
de naleving.
Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000
1. Indien in een piketzaak als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of tweede lid, tijdens één of meer verhoren rechtsbijstand wordt verleend aan verdachten van een strafbaar feit waarvoor een bevel tot inverzekeringstelling kan worden verleend, wordt in aanvulling op de vergoeding op grond van artikel 23 een vergoeding toegekend van:
3 punten, indien er sprake is van een verdenking van een verdenking van:
– een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf is gesteld van twaalf jaar of meer;
– een misdrijf met een slachtoffer dat is overleden dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen; of
– een zedenmisdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf is gesteld van acht jaar of meer, of sprake is van een zedenmisdrijf waarbij de strafverzwaringsgrond van artikel 248, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is;
1,5 punt in alle overige gevallen.
2. Artikel 23, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Beleidsregel van de Raad voor Rechtsbijstand tot verstrekking van subsidie aan advocaten die rechtsbijstand geven aan aangehouden minderjarigen tijdens het politieverhoor (Beleidsregel jeugdstrafpiket)
Artikel 3. Vergoedingsregeling
1. Indien in een piketzaak als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of tweede lid van het Bvr, tijdens één of meer verhoren rechtsbijstand wordt verleend aan verdachten van een strafbaar feit die ten tijde van het begaan van het feit de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt, wordt in aanvulling op de vergoeding op grond van artikel 23 van het Bvr een vergoeding toegekend van:
3 punten, indien er sprake is van een verdenking van een misdrijf als bedoeld in artikel 23a eerste lid, onder a, van het Bvr;
1,5 punt, indien er sprake is van een verdenking van een overig strafbaar feit zoals bedoeld in artikel 23a, eerste lid, onder b, van het Bvr en;
1. 1,5 punt per opvolgend verhoor na een eerste verhoor tijdens het ophouden voor onderzoek bedoeld in artikel 56a van het Wetboek van Strafvordering en tijdens de inverzekeringstelling bedoeld in artikel 57 van het Wetboek van Strafvordering, met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 491, tweede lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
2. Indien de verhoren die tijdens het ophouden voor onderzoek als bedoeld in artikel 56a van het Wetboek van Strafvordering of tijdens de inverzekeringstelling als bedoeld in artikel 57 van het Wetboek van Strafvordering aansluitend of nagenoeg aansluitend op elkaar worden afgenomen, worden deze verhoren voor de toepassing van de toekenning van punten, bedoeld in onderdeel c, aangemerkt als één verhoor.
3. Onder opvolgend verhoor wordt niet begrepen de verhoren als bedoeld in de artikelen 57, eerste lid, 59a, eerste lid, 59c, tweede lid, en 63, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.